Antwoord op vragen van het lid Van Raak over het bericht dat een onafhankelijke inspectie onderzoek zou moeten doen naar een brand

Antwoorden Kamervragen van de minister van Justitie en Veiligheid op schriftelijke vragen van het lid Van Raak (SP) over het bericht dat een onafhankelijke inspectie onderzoek zou moeten doen naar een brand (ingezonden op 29 april 2019, nr. 2019Z08860)

Vraag 1

Bent u het eens met de Vakvereniging voor Brandweervrijwilligers dat een onafhankelijke inspectie, onderzoek had moeten doen naar de brand in Hellevoetsluis? [1] Zo nee, waarom niet?

Vraag 4

Bent u bereid alsnog een onafhankelijk onderzoek in te stellen naar de brand in Hellevoetsluis, waarbij ook de inzet van de variabele voertuigbezetting onderzocht wordt? Zo nee, waarom niet?

Antwoord op vraag 1 en 4

Nee. Naar aanleiding van de brand in Hellevoetsluis op 20 mei 2016 is door het bestuur van de Veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond zelf onderzoek gedaan naar het incident. De Inspectie Justitie en Veiligheid heeft indertijd het onderzoeksrapport van de veiligheidsregio naar de brand in Hellevoetsluis bestudeerd. Een nader onderzoek achtte zij niet nodig. [2]
Het inspectierapport Inrichting repressieve brandweerzorg gaat in het regiobeeld Rotterdam-Rijnmond onder andere in op de voertuigbezetting in Hellevoetsluis.[3] Geconcludeerd wordt dat “ als een Snel interventievoertuig (SIV) wordt ingezet bovenop de bestaande brandweerzorg, dan wordt het niveau van brandweerzorg verbeterd en niet aangetast. Dit is het geval in Hellevoetsluis .”

Op basis hiervan acht ik een onderzoek door de Inspectie Justitie en Veiligheid nu niet nodig.

Vraag 2

Bent u bereid de adviezen van de Onderzoeksraad voor Veiligheid alsnog op te volgen en een onafhankelijke inspectie, onderzoek te laten doen bij branden in plaats van de veiligheidsregio, die zelf verantwoordelijk is? Zo nee, waarom niet?

Antwoord op vraag 2

Mij zijn geen adviezen van de Onderzoeksraad bekend over het laten verrichten van brandonderzoeken door een onafhankelijke inspectie in plaats van door de betreffende veiligheidsregio.

Dit laat onverlet dat ik het belangrijk vind dat veiligheidsregio’s zelf, juist passend bij de eigen verantwoordelijkheid, incidenten onderzoeken. De Inspectie Justitie en Veiligheid beziet in voorkomende gevallen of zij het nodig acht een eigen onderzoek in te stellen en/of zij een andere vorm van betrokkenheid heeft bij het onderzoek door de veiligheidsregio.

Vraag 3

Worden de casussen in Weesp en Hellevoetsluis meegenomen in de evaluatie van de Wet Veiligheidsregio’s? Zo nee, waarom niet?

Antwoord op vraag 3

U bent op 19 maart 2019 geïnformeerd over de concept evaluatieopdracht van de commissie. [4] Indien uw Kamer hierover vragen dan wel opmerkingen zou hebben, beantwoord ik deze graag in het kader van het schriftelijk overleg over de evaluatie van de Wet veiligheidsregio’s. De evaluatie van de Wet veiligheidsregio’s zal worden uitgevoerd door een onafhankelijke commissie. De commissie stelt haar werkwijze vast en bepaalt zelf welke informatie zij bij de evaluatie betrekt.

Vraag 5

Wanneer kan een reactie worden verwacht op de aangenomen motie waarin wordt gevraagd om een nieuw kader waarin wordt beschreven wanneer er mag worden afgeweken van een normale voertuigbezetting?

Antwoord

Met mijn brief d.d. 11 februari jl. heb ik u mijn reactie gegeven op de motie Helder.[5]



[2] Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2015–2016, 3241

[3] Kamerstukken II 2018/19, 29517, nr. 142.

[4] Kamerstukken II 2018/19, 29517, nr. 166.

[5] Kamerstukken II 2018/19, 29517, nr. 157.

Indiener(s)