Antwoord op vragen van de leden De Lange, Van Gent en Peters over inning van alimentatie

Antwoorden Kamervragen van de leden De Lange, Van Gent (beiden VVD) en Peters (CDA) aan de minister voor Rechtsbescherming en de staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over inning van alimentatie (ingezonden 27 maart 2019, nr. 2019Z05991)

Vraag 1

Heeft u kennisgenomen van de petitie van Super Singlemom [1] en hetgeen mevrouw E. Zeelenberg naar voren heeft gebracht bij het rondetafelgesprek Werkende armen d.d. 7 maart 2019?

Antwoord op vraag 1

Ja.

Vraag 2

Deelt u de mening dat het onwenselijk is dat ouders voor wie de rechter heeft bepaald dat zij recht hebben op alimentatie, dit laat of niet krijgen doordat de ex-partner niet wil betalen?

Antwoord op vraag 2

Ja.

Vraag 3

Bent u bereid een onderzoek te doen naar de mogelijkheden en gevolgen van het Landelijk Bureau Inning Ouderbijdragen (LBIO) meer prioritering te geven aan inning van loonbeslag? Zo ja, op welke termijn kunnen wij daar de resultaten van verwachten?

Antwoord op vraag 3

Bij Kamerbrief van 27 februari jongstleden heb ik u geïnformeerd over de voor en- nadelen van preferentie voor kinderalimentatievorderingen. [2] Daarbij is opgemerkt dat een ingrijpende verandering in het huidige systeem van inning van vorderingen en preferenties vraagt om een diepgaandere afweging. Tijdens het Voortgezet Algemeen Overleg Personen- en familierecht van 13 maart jongstleden heb ik toegezegd dit onderzoek te gaan uitvoeren. Onder andere zal bekeken worden waarom het nu niet lukt om in bepaalde gevallen de alimentatievordering te innen en of de bevoorrechting in die gevallen daadwerkelijk voordeel oplevert. Ik ben voornemens u hierover na de zomer te informeren.

Vraag 4

Bent u bereid de problematiek rond de inning van de ouderbijdragen - en een eventuele preferente positie teneinde oplopende schulden te voorkomen - een onderdeel te laten zijn van de kabinetsbrede schuldenaanpak?

Antwoord op vraag 4

Een onderzoek naar een preferente positie van kinderalimentatievorderingen heb ik reeds toegezegd (zie het antwoord op vraag 3). Deze toezegging is gedaan naar aanleiding van een vraag vanuit de Tweede Kamer over de evaluatie van het Landelijk Bureau Inning Onderhoudsbijdragen (LBIO).

De inning van onderhoudsbijdragen heeft wel raakvlakken met de aanpak van problematische schulden die de staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid op 23 mei 2018 aan uw Kamer heeft gepresenteerd. [3] De inzet is dat financiële verplichtingen moeten worden voldaan, dat problematische schulden zo veel mogelijk moeten worden voorkomen én dat mensen met problematische schulden in hun levensonderhoud moeten kunnen voorzien. Denk aan de situatie van een alimentatiegerechtigde die door het uitblijven van alimentatiebetalingen niet langer in zijn levensonderhoud kan voorzien, maar ook de alimentatieplichtige die door oploop van incasso’s niet meer aan zijn verplichtingen kan voldoen. Beide aspecten – zowel de dreigende problematische schulden bij de alimentatiegerechtigde, als de door oploop van schulden betalingsonmachtige alimentatieplichtige – komen terug binnen de drie actielijnen van de Brede Schuldenaanpak.

Vraag 5

Wat kunnen wij leren van de aanpak die anderen landen hebben voor het innen van alimentatie, zoals in Duitsland?

Antwoord op vraag 5

Ieder land heeft zijn eigen aanpak als het gaat om het innen van alimentatie. In sommige landen – zoals in Zweden, Noorwegen en België – is kinderalimentatie (in bepaalde mate) preferent. In Duitsland is het in zeer specifieke gevallen mogelijk om gedurende een beperkte periode een voorschot op een onderhoudsverplichting te ontvangen. In andere landen betaalt de overheid een minimumbedrag aan bijvoorbeeld kinderalimentatie (België) of hebben kinderen recht op alimentatie vanuit de overheid als het kind permanent bij één van de ouders woont (Zweden).

De Nederlandse wetgeving gaat uit van de verantwoordelijkheid van alimentatieplichtige voor de rechtstreekse betaling van de alimentatie aan de alimentatiegerechtigde. Wanneer deze niet aan zijn verplichtingen voldoet, kan het LBIO op verzoek van de alimentatiegerechtigde de alimentatie innen voor de alimentatiegerechtigde. Het LBIO gaat over tot inning van de alimentatievordering als het niet lukt om de betaling vrijwillig op gang te brengen. De alimentatieplichtige moet dan een niet geringe kostenopslag betalen. [4] Op die manier krijgt de alimentatieplichtige een prikkel om de achterstallige alimentatie alsnog zo spoedig mogelijk te voldoen. Het LBIO kan eventueel dwangmaatregelen nemen om ervoor te zorgen dat de betaling alsnog wordt gerealiseerd, bijvoorbeeld door middel van beslag leggen op het loon van de alimentatieplichtige of – als dit niet mogelijk is – inschakelen van de deurwaarder voor beslaglegging op goederen van de alimentatieplichtige. Ik meen dat met de inzet van het LBIO de betaling van de alimentatie voldoende verzekerd is en zie daarom geen reden tot het betalen van een voorschot of het ontvangen van een bedrag vanuit de overheid. Op een mogelijke preferentie van de alimentatievordering ben ik al ingegaan bij de beantwoording van vraag 3.



[1] https://www.tweedekamer.nl/kamerstukken/detail?id=2019D08258&did=2019D08258

[2] Kamerstukken II 2018/19 33 836, nr. 35.

[3] Kamerstukken II 2017/18, 24515, nr. 431.

[4] Het gaat hierbij om een opslag van 19 euro of 15% over de achterstand en de lopende

vordering indien het deel meer is dan 19 euro. Bovendien wordt de inning door het LBIO pas

beëindigd indien de achterstand volledig is voldaan en er minimaal zes maanden regelmatig

is betaald.

Indiener(s)