Antwoord op vragen van het lid Van Gerven over het bericht ‘Ruim 200 slachtoffers van Q-koorts krijgen nog geen geld’

Geachte voorzitter,

 

Hierbij zend ik u de antwoorden op de vragen van het Kamerlid Van Gerven (SP) over het bericht ‘Ruim 200 slachtoffers van Q-koorts krijgen nog geen geld’

(2019Z09005).

 

Hoogachtend,

 

de minister voor Medische Zorg

en Sport,

 

 

 

 

 

 

Bruno Bruins

 

Antwoorden op Kamervragen van het Kamerlid Van Gerven (SP) over het bericht ‘Ruim 200 slachtoffers van Q-koorts krijgen nog geen geld’

 

 

1.

Kent u het bericht dat ruim 200 slachtoffers van Q-koorts nog geen geld krijgen? 1) Wat is uw reactie daarop?

 

Antwoord

Ja. Er zijn tot nu toe ongeveer 200 mensen die een aanvraag hebben ingediend voor de onverplichte financiële tegemoetkoming, maar niet aan de voorwaarden voor deze tegemoetkoming voldoen. Deze aanvragen zijn dus afgewezen.

 

2.

Kunt u toelichten om welke redenen de aanvragen voor een tegemoetkoming van ruim 200 slachtoffers van Q-koorts zijn afgewezen? Kunt u tevens inzicht geven in de bezwaren die de basis vormen van de ongeveer 100 ingediende bezwaarschriften?

Antwoord

De motivering van de afgewezen aanvragen verschilt per individuele aanvraag. Een aanvraag wordt afgewezen als de patiënt of nabestaande niet voldoet aan de voorwaarden voor een tegemoetkoming, zoals bepaald in de beleidsregel. Zo is bij de beoordeling van sommige aanvragen een diagnose chronische Q-koorts, QVS of een QVS gelijkend ziektebeeld, zoals de beleidsregel vereist, niet vast komen te staan. Bij andere aanvragen blijkt geen sprake van besmetting met Q-koorts in de periode van 2007 tot en met 2011, zoals de huidige beleidsregel vereist.

 

Nu de motivering van de afgewezen aanvragen per aanvraag verschilt, verschillen ook de daartegen ingediende bezwaarschriften. In die bezwaarschriften licht de bewuste patiënt of nabestaande toe waarom hij of zij meent wel te voldoen aan de voorwaarden voor een tegemoetkoming.

 

Tijdens het debat d.d. 12 maart jl. is verzocht om de huidige beleidsregel te herzien. Daar ga ik verder op in bij antwoord 3.

 

3.

Herinnert u zich uw volgende uitspraak: ‘als een patiënt zich meldt en de dokter zegt dat de besmetting en de Q-koorts te relateren zijn aan de epidemie van de periode 2007-2011, dan denk ik dat een patiënt meegenomen moet worden voor dat gebaar van erkenning’? Wat is de stand van zaken van deze door u gedane toezegging? 2)

 

Antwoord

Ja. Dit was een antwoord op de vraag hoe we om zouden gaan met personen die bij de landelijke screening, die in april van start is gegaan, gevonden worden en waarbij geconstateerd wordt dat zij chronische Q-koorts hebben. Daarnaast zijn er tijdens het debat op 12 maart jl. in de Tweede Kamer meerdere moties aangenomen en is mij gevraagd om de huidige beleidsregel op bepaalde punten te herzien. Thans wordt uitgezocht op welke wijze het een en ander uitgewerkt moet worden. Binnenkort zal ik de Kamer hierover informeren.

 

 

 

 

 

 

4.

Bent u bereid de regeling voor Q-koortspatiënten met de nodige coulance uit te voeren?

 

Antwoord

Ja. De regeling die zich richt op mensen die langdurige gevolgen hebben ondervonden van Q-koorts, wordt met de nodige coulance uitgevoerd.

 

5.

Wat is de stand van zaken met betrekking tot de met algemene stemmen aangenomen motie om te onderzoeken hoe de groep die in aanmerking komt voor de tegemoetkoming kan worden uitgebreid met ten eerste mensen die al zijn gediagnosticeerd met chronische Q-koorts, QVS of een QVSgelijkend ziektebeeld en voor 2007 en na 2011 besmet zijn, en ten tweede met mensen die na 1 oktober 2018 gediagnosticeerd zijn of de komende jaren nog gediagnosticeerd zullen worden met chronische Q-koorts, QVS of een QVS-gelijkend ziektebeeld, als gevolg van een eerdere besmetting ten tijde van de epidemie of in de aanloop dan wel nasleep ervan? 3)

 

Antwoord

Zie antwoord 3.

 

 

  1. https://www.omroepbrabant.nl/nieuws/2991475/Ruim-200-slachtoffers-van-Q-koorts-krijgen-nog-geengeld
  2. Handeling 2018-2019, nr. 61 item 33, p. 20
  3. Motie Dik-Faber c.s. over uitbreiden van de regeling met andere groepen gediagnosticeerden en nog

te diagnosticeren mensen, Kamerstuk 25295, nr. 66

 

Indiener(s)