Antwoord op vragen van het lid Jasper van Dijk over nieuwe onthullingen rond het Haga Lyceum

Hierbij zend ik u, mede namens de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en de minister van Justitie en Veiligheid, het antwoord op de vragen van het lid Jasper van Dijk (SP) van uw Kamer inzake nieuwe onthullingen rond het Cornelius Haga Lyceum.

 

De vragen werden mij toegezonden bij uw bovenaangehaalde brief met kenmerk 2019Z06150.

 

De minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media,

 

 

 

Arie Slob

2019Z06150

Antwoorden op de schriftelijke vragen van het lid Jasper van Dijk (SP) van de Tweede Kamer der Staten-Generaal inzake nieuwe onthullingen rond het Cornelius Haga Lyceum (ingezonden d.d. 28 maart 2019).

 

 

1

Kent u het bericht “AIVD: Britse prediker heimelijk op Haga”(1)? Wat is uw oordeel daarover?

 

Antwoord:

Ja.

 

2

Is het waar dat een Britse shariageleerde op het Cornelius Haga lyceum aanwezig was voor heimelijke bijeenkomsten?

 

3

Is het waar dat de schoolleiding een Tsjetsjeense terreurbeweging heeft gefinancierd?

 

4

Is het waar dat een leraar die homoseksualiteit wilde bespreken, werd weggestuurd?

 

5

Is het waar dat jongens en meisjes zoveel mogelijk worden gescheiden op deze school?

 

6

Is het waar dat ongestelde meisjes in een aparte ruimte moesten verblijven tijdens het gebed?

 

7

Zijn er inderdaad banden met de radicale imam Fawaz Jneid?

 

Deelt u de mening dat de constateringen in de vragen 2 tot en met 7 onaanvaardbaar zijn? Zo nee, waarom niet?

 

10

Kunt u inhoudelijk reageren op de berichtgeving over het ambtsbericht van de AIVD, aangezien het een openbare bron betreft?

 

Antwoord op de vragen 2 t/m 8 en 10:

 

Zoals ik u ook op 26 februari jl. in de aanbiedingsbrief van het DTN 49 2 meldde, heeft iedereen het recht op vrijheid van religie of levensbeschouwing en onderwijs. De vrijheid van onderwijs, neergelegd in artikel 23 van de Grondwet, wordt begrensd door het strafrecht. Als er informatie voorhanden is waaruit kan worden afgeleid dat het bevoegd gezag van een school deze grens overschrijdt, dan kan het Openbaar Ministerie zelfstandig besluiten die informatie over strafbare feiten te onderzoeken en indien de onderzoeksresultaten daartoe aanleiding geven, tot vervolging overgaan.

 

Het kabinet acht het niet de rol van de overheid om zich te mengen in religieuze of levensbeschouwelijke discussies. Het kabinet ziet wel een rol voor zichzelf om de verspreiding van onverdraagzaamheid en antidemocratisch gedachtengoed tegen te gaan en groepen in de samenleving hiertegen weerbaarder te maken. De overheid wil actief kunnen ingrijpen bij signalen dat er in onderwijs antidemocratische opvattingen en een actieve afkeer van de Nederlandse samenleving worden verspreid of een parallelle samenleving wordt aangeprezen die haaks staat op de waarden van de Nederlandse samenleving.

 

Op 7 maart 2019 heeft de NCTV namens de Taskforce Problematisch Gedrag en Ongewenste Buitenlandse Financiering een brief geschreven aan de burgemeester van Amsterdam Femke Halsema, met daarin een aantal zorgelijke signalen waarvan de NCTV het nodig achtte deze publiek te (laten) maken met het oog op de bescherming van de jongeren op die school. Op diezelfde dag is uw Kamer per brief geïnformeerd over de casus.[1] In die brief wordt inhoudelijk ingegaan op de zorgelijke signalen die door de AIVD zijn gedeeld.

 

9

Bent u bereid – met deze nieuwe onthullingen in de hand - stappen te nemen om de school te sluiten danwel de financiering te beëindigen danwel het bestuur te ontslaan? Zo nee, hoeveel moet er nog gebeuren voordat u wel overgaat tot sluiting?

 

Antwoord:

De inspectie verricht op dit moment verdiepend onderzoek. Om uit te kunnen sluiten dat de onderwijsbekostiging voor deze school wordt gebruikt voor het plegen van strafbare feiten, pas ik de wet Bibob toe. In het belang van deze lopende onderzoeken kan ik hier verder niet op ingaan.

 

11

Deelt u de mening dat de Inspectie van het Onderwijs nooit bedreigd had mogen worden toen zij een onaangekondigd bezoek aan de school maakten?

 

Antwoord:

Ik vind het ontoelaatbaar dat mensen die werken in de publieke sector worden bedreigd of onder druk worden gezet tijdens het uitoefenen van hun functie. De inspectie moet ongehinderd haar werk kunnen doen.

 

12

Hoe verlopen recente inspectiebezoeken aan de school? Is gesproken over de onthullingen in het NRC Handelsblad? Wat was de reactie?

 

Antwoord:

De inspectie verricht verdiepend onderzoek volgens drie lijnen, naar de onderwijskwaliteit, de financiën en het bestuurlijk handelen. In dat kader bezoekt de inspectie de school aangekondigd en onaangekondigd. Over dit lopende onderzoek kan ik verder geen mededelingen doen. Ik zal uw Kamer informeren, zodra de inspectie haar onderzoek heeft afgerond en haar rapport openbaar maakt.

 

13

Deelt u de mening dat artikel 23 van de Grondwet daadkrachtig ingrijpen niet in de weg mag staan? Wat onderneemt u hiertoe?

 

Antwoord:

Ja. Artikel 23 van de Grondwet regelt de vrijheid van onderwijs. Dat is een groot goed, maar geen vrijbrief voor misstanden. Als de uitkomsten van het onderzoek van de inspectie aanleiding geeft om in te grijpen, zal ik niet aarzelen om mijn bevoegdheden te gebruiken. Binnenkort zal ik uw Kamer informeren over de extra instrumenten die ik daartoe wil gaan inzetten.

 

 

Toelichting:

Deze vragen dienen ter aanvulling op eerdere vragen terzake van de leden Rudmer Heerema en Becker (beiden VVD), ingezonden 28 maart 2019 (vraagnummer 2019Z06149)

 

 

 

 

[1] Kamerstuk 29 614, nr. 112.

Indiener(s)