Antwoord op vragen van het lid Kuiken over de Deventer moordzaak

In antwoord op uw brief van 27 maart 2019, deel ik u mee dat de schriftelijke vragen van het lid Kuiken (PvdA), over de Deventer moordzaak, worden beantwoord zoals aangegeven in de bijlage van deze brief.

De Minister van Justitie en Veiligheid,

Ferd Grapperhaus

Antwoorden Kamervragen van het lid Kuiken (PvdA) aan de Minister van Justitie en Veiligheid over de Deventer moordzaak (ingezonden 27 maart 2019, nr. 2019Z06002)

Vraag 1

Kent u het bericht 'Nieuw ontlastend bewijs in Deventer moordzaak'? 1)

Antwoord op vraag 1

Ja, dat bericht ken ik.

Vraag 2

Wat is de stand van zaken van het herzieningsonderzoek van de Hoge Raad in de zogenoemde Deventer moordzaak?

Antwoord op vraag 2

Het gerechtelijk verloop van de zogenoemde Deventer moordzaak is kort gezegd als volgt. De veroordeelde, Ernest L., is vervolgd voor moord, subsidiair doodslag, gepleegd op 23 september 1999 in Deventer. Op 9 maart 2000 is hij door de rechtbank vrijgesproken, maar op 22 december 2000 door het gerechtshof te Arnhem veroordeeld tot 12 jaar cel. Ernest L. heeft de Hoge Raad, de hoogste strafrechter, verzocht deze uitspraak te vernietigen maar dit cassatieberoep is op 20 november 2001 verworpen. Op 7 januari 2002 is namens L. de eerste aanvraag tot herziening ingediend bij de Hoge Raad, omdat er nieuwe feiten aan het licht waren gekomen. Dit herzieningsverzoek is op 1 juli 2003 gegrond verklaard en de zaak is door het gerechtshof te 's-Hertogenbosch opnieuw behandeld. Op 9 februari 2004 is L. door het gerechtshof weer tot 12 jaar cel veroordeeld. Het daaropvolgende cassatieberoep is door de Hoge Raad verworpen. Op 27 juli 2006 is het tweede herzieningsverzoek ingediend, dat op 18 maart 2008 door de Hoge Raad is afgewezen. Op 20 maart 2013 hebben de advocaten van L. een verzoek ingediend bij de procureur-generaal bij de Hoge Raad om nader onderzoek te verrichten naar het bestaan van gronden voor een herziening van de onherroepelijke veroordeling van L. Dit verzoek is op 17 april 2013 ter advisering doorgeleid naar de Adviescommissie afgesloten strafzaken (ACAS). Op 21 januari 2014 heeft de ACAS haar advies tot nader onderzoek uitgebracht.

Op verzoek van de veroordeelde en in vervolg op het advies van de ACAS heeft de procureur-generaal bij de Hoge Raad besloten onderzoek te doen naar het bestaan van gronden voor een herziening van de veroordeling die in de Deventer moordzaak is uitgesproken. Bij brief van 4 juli 2014 zijn de advocaten van de veroordeelde op de hoogte gesteld van deze beslissing tot nader onderzoek.

De stand van zaken van dit onderzoek is de volgende. De behandelend advocaat-generaal bij de Hoge Raad heeft door tussenkomst van de rechter-commissaris onderzoek laten doen naar:

(1) het tijdstip van overlijden (forensisch-pathologisch onderzoek),

(2) de totstandkoming van een telefoonverbinding tussen het slachtoffer en de veroordeelde in de avond van 23 september 1999, en de betekenis daarvan voor de locatie van de veroordeelde op het moment van die telefoonverbinding (forensisch-technisch onderzoek naar de atmosferische omstandigheden en naar de toegepaste telecommunicatiemiddelen en telecommunicatie-infrastructuur), en

(3) DNA-sporen op de blouse van het slachtoffer (DNA-onderzoek op zowel bron- als activiteitenniveau).

In alle gevallen is (ook) de verdediging in de gelegenheid gesteld aan de deskundigen nadere vragen te stellen, die in vervolgrapporten door deze deskundigen zijn beantwoord.

De onder (1) en (2) genoemde onderzoeken zijn enkele jaren geleden afgesloten, met name het onder (3) genoemde DNA-onderzoek heeft, verricht door het NFI en daarna door een buitenlandse contradeskundige, de nodige tijd gevergd. Ook dit onderzoek is in beginsel afgerond.

Op dit moment wordt in overleg met de verdediging nog nagegaan of en zo ja welk onderzoek nodig is voor een betere duiding van de resultaten van het onder (3) genoemde DNA-onderzoek.

Thans speelt in deze zaak geen (derde) herzieningsverzoek bij de Hoge Raad.

Vraag 3

Bevat de in het artikel genoemde cd-rom met foto’s en verslagen van het rechercheonderzoek gegevens die niet eerder beschikbaar waren ten behoeve van het herzieningsonderzoek? Zo ja, hoe komt het dat dat materiaal pas nu bekend wordt? Zo nee, hoe verhoudt dat zich tot het in het bericht gestelde dat het om nieuw ontlastend materiaal gaat?

Antwoord op vraag 3

De wijze waarop door de technische recherche in de jaren 1999–2004 is omgegaan met de sporendragers was geen onderdeel van het herzieningsonderzoek, en daartoe was ook niet geadviseerd door de ACAS. Naar aanleiding van eerdere herzieningsaanvragen was dit aspect reeds uitvoerig aan de orde geweest, en het lag niet in de lijn der verwachting dat daarover nieuwe informatie beschikbaar zou komen. In verband met de gestelde valsheid van het proces-verbaal van technisch onderzoek heeft de verdediging strafklachten ingediend tegen de betrokken technisch rechercheurs. Die hebben in 2009 geleid tot een procedure zoals genoemd in artikel 12 Wetboek van Strafvordering. Het gerechtshof heeft geen strafvervolging bevolen.

Het bestaan van de cd-rom was reeds langer bekend en de cd-rom stond het onderzoeksteam eerder ter beschikking. In het herzieningsonderzoek zijn de thema’s afgebakend. Het is aan de procureur-generaal en de verantwoordelijke advocaat-generaal om keuzes te maken in het onderzoek. De omstandigheid van verschillen tussen een concept proces-verbaal en een definitief proces-verbaal betekent niet dat daarvoor geen redelijke verklaring bestaat. Indien volgens verzoeker sprake is van een novum kan die omstandigheid in een herzieningsverzoek naar voren gebracht worden.

Datzelfde geldt voor de analyse van de wijze waarop de technische recherche zou zijn omgegaan met dactyloscopische sporen op het mes, aangeduid met P1, dat kort na de ontdekking van het delict op ruim een kilometer van de plaats van het delict is aangetroffen en dat aan een geuridentificatieproef is onderworpen. De resultaten van sporenonderzoek aan dat mes vormen overigens geen onderdeel van de bewijsvoering waarop de veroordeling is uitgesproken. Reeds bekend was de problematiek van de bewaring en de zogeheten ‘chain of custody’ van de blouse.

Vraag 4

Kan uit een herzieningsonderzoek blijken dat er, al dan niet opzettelijk, onregelmatigheden tijdens een eerder politieonderzoek hebben plaatsgevonden? Wat kunnen de gevolgen zijn voor degenen die toentertijd verantwoordelijk waren voor die onregelmatigheden? En wat kunnen de gevolgen zijn voor de zaak die ter herziening voorligt?

Antwoord op vraag 4

Ja, uit een herzieningsonderzoek kan blijken dat er, al dan niet opzettelijk, onregelmatigheden hebben plaatsgevonden tijdens een eerder politieonderzoek. Wat de gevolgen zijn voor degenen die toentertijd verantwoordelijk waren voor de onregelmatigheden valt niet in het algemeen aan te geven. Dit is onder meer afhankelijk van (de ernst van) de onregelmatigheden en de omstandigheden waaronder deze hebben plaatsgevonden.

Onder omstandigheden kunnen onregelmatigheden worden aangemerkt als een novum, dan wel van belang zijn voor het antwoord op de vraag of er sprake is van een novum. Het is aan de Hoge Raad om te beoordelen of sprake is van onregelmatigheden en of die als novum moeten worden aangemerkt. Voorwaarde voor herziening is dat er een nieuw gegeven is gebleken, het zogeheten novum. Het gaat om een gegeven waarmee de rechter bij de behandeling niet bekend was en waarvoor geldt dat de rechter hoogstwaarschijnlijk tot een ander oordeel zou zijn gekomen als deze tijdens het proces wel daarmee bekend was geweest.

1) https://www.volkskrant.nl/nieuws-achtergrond/nieuw-ontlastend-bewijs-in-deventer-moordzaak~b6589076/

Durchsuchen Sie die kostenlose Online HTML, CSS und JavaScript-Tools: Editor, Tags, Spickzettel, Zeichencodes, Tag-Generatoren, Website-Vorlagen und andere.

Indiener(s)