Antwoord op vragen van het lid Bergkamp over hoe de Pauselijke Geheimhoudingsplicht seksueel misbruik in de Rooms Katholieke Kerk mogelijk in de hand werkt

Vragen van het lid Bergkamp (D66) aan de ministers van Justitie en Veiligheid en voor Rechtsbescherming over hoe de Pauselijke Geheimhoudingsplicht seksueel misbruik in de Rooms Katholieke Kerk mogelijk in de hand werkt (ingezonden 9 april 2019, nr. 2019Z07107)

_________________________________________________________

 

 

Vraag 1

Herinnert u zich dat u op de eerder gestelde vraag of de “Crimen sollicitationis” nog van kracht is, heeft geantwoord dat deze instructie sinds 2001 niet meer van kracht is?[1]

 

Antwoord 1

Ja. Zoals ik in de beantwoording op uw eerdere Kamervragen (Aanhangsel van de Handelingen, vergaderjaar 2018-2019, nr. 209) heb aangegeven is de instructie “Crimen sollicitationis” sinds 30 april 2001 niet meer van kracht.

 

Vraag 2

Bent u bekend met het feit dat in 2001 onder alle bisschoppen van de Rooms Katholieke Kerk de brief “Epistula de delictis gravioribus” is verspreid, met daarin regels omtrent de kerkelijke sanctionering van delicten, waaronder het seksueel misbruik van minderjarigen door geestelijken?[2]

 

Vraag 3

Klopt het, dat deze brief onder meer diende ter vervanging van de “Crimen sollicitationis”?

 

Vraag 4

Bent u bekend met het feit dat de kern van deze brief onderdeel is geworden van het huidige canonieke recht, in de vorm van de “Normae de gravioribus delictis”? Zo ja, bent u ook op de hoogte van de inhoud van de “Normae de gravioribus delictis”?[3]

 

Antwoorden 2, 3 en 4

Op 30 april 2001 verscheen de Sacramentorum Sanctitatis Tutela, een Apostolische Brief van paus Johannes Paulus II. Bij deze brief werden de “Normen betreffende de meer ernstige delicten” (ofwel de “Normae de gravioribus delictis”) vastgesteld. De afdoening van deze meer ernstige delicten is binnen de Rooms- Katholieke Kerk (RKK) voorbehouden aan de Congregatie voor de Geloofsleer. Met de Sacramentorum Sanctitatis Tutela met bijbehorende normen werd de instructie “Crimen sollicitationis” vervangen. De brief is via openbare bronnen te raadplegen.

 

 

Vraag 5

Weet u meer specifiek dat in de “Normae de gravioribus delictis” staat dat seksueel misbruik van minderjarigen door geestelijken intern berecht moet worden en dat dergelijke delicten zijn onderworpen aan de Pauselijke Geheimhoudingsplicht?

 

Antwoord 5

Ja. De RKK heeft aan mij bevestigd dat een geestelijke altijd is onderworpen aan twee rechtsregimes, het nationale recht en het canonieke recht. Een geestelijke van wie het redelijke vermoeden bestaat dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan seksueel misbruik van een minderjarige kan op basis van het Nederlandse strafrecht en strafprocesrecht berecht en veroordeeld worden. In de geldende Gedragscode Pastoraat is daartoe bepaald dat de kerkrechtelijk verantwoordelijke bij een klacht van seksueel misbruik van een minderjarige daarvan onverwijld aangifte moet doen bij het openbaar ministerie dan wel de politie. Tegelijkertijd en parallel kan dezelfde geestelijke ook volgens de normen van het canonieke strafrecht en -strafprocesrecht berecht en veroordeeld worden.

De kerkelijke beroeps- en strafprocedures zijn altijd aanvullend en mogen niet in strijd zijn met de nationale rechtsnormen. Het canonieke strafrechtsproces zal, in het geval dat iemand aan seksueel misbruik schuldig is bevonden, doorgaans leiden tot een disciplinaire maatregel. Overigens hebben de Nederlandse bisschoppen bepaald dat een geestelijke die zich eenmaal aan seksueel misbruik van minderjarigen schuldig heeft gemaakt, geen pastorale benoeming meer krijgt. Er geldt in Nederland een zero-tolerance-benadering.

 

Vraag 6

Hoe verhoudt de Pauselijke Geheimhoudingsplicht in de “Normae de gravioribus delictis” zich, waar het naar Nederlands recht strafbare feiten betreft, tot het Wetboek van Strafvordering (Sv) , in het bijzonder tot de artikelen 160 en 218 Sv?

 

Antwoord 6

De Nederlandse RKK en allen die ertoe behoren zijn onderworpen aan zowel het in Nederland geldende strafrecht als aan het canonieke strafrecht van de RKK.

Het canonieke recht staat niet boven het Nederlandse strafrecht. Volgens artikel 2:2 BW worden kerkgenootschappen geregeerd door hun eigen statuut, voor zover dit niet in strijd is met de wet. Hieruit vloeit voort dat kerkelijke besluiten in beginsel worden aanvaard, met dien verstande dat die besluiten niet strijdig mogen zijn met de nationale rechtsnormen.

De pauselijke geheimhoudingsplicht geldt voor de behandeling van aanklachten wegens seksueel misbruik van een minderjarige volgens het canonieke strafrecht en strafprocesrecht door de Congregatie voor de Geloofsleer.

Deze pauselijke geheimhoudingsplicht is niet in strijd is met het bepaalde in het Wetboek van Strafvordering (Sv.), in het bijzonder de artikelen 160 Sv. inzake de aangifteplicht en 218 Sv. (professioneel verschoningsrecht). Het geldende canonieke recht verplicht immers om samen te werken met de burgerlijke autoriteiten. In de geldende Gedragscode Pastoraat is bepaald dat de kerkrechtelijk verantwoordelijke bij een klacht van seksueel misbruik van een minderjarige welke klacht tenminste een schijn van waarheid heeft, daarvan onverwijld aangifte moet doen bij het openbaar ministerie dan wel de politie.

 

 

Vraag 7

Deelt u de mening dat de onderwerping van dergelijke strafbare feiten aan de Pauselijke Geheimhoudingsplicht een doofpotbeleid in de hand kan werken?

 

Antwoord 7

Voor wat betreft de reactie van de RKK in Nederland op grensoverschrijdend gedrag, heb ik de indruk dat deze een zo groot mogelijke openheid probeert te betrachten, zonder de bescherming van de privacy van betrokkenen uit het oog te verliezen. Op de website van het R.K. Meldpunt Grensoverschrijdend Gedrag van de RKK worden sinds 2015 de jaarverslagen gepubliceerd waarin wordt beschreven hoe de kerkelijke autoriteiten met meldingen van grensoverschrijdend gedrag zijn omgegaan (https://www.meldpuntgrensoverschrijdendgedragrkk.nl/).

 

Vraag 8

Hoe ziet u de “Normae de gravioribus delictis” in het licht van de bevindingen en aanbevelingen van de Commissie Deetman omtrent bestuurlijke verantwoordelijkheid, met name rondom de zogeheten “culture of silence”?[4]

 

Antwoord 8

De Konferentie Nederlandse Religieuzen (KNR) en de Nederlandse Bisschoppenconferentie hebben volledige medewerking verleend aan de Commissie Deetman tijdens de onderzoeken naar seksueel misbruik van minderjarigen en het vervolgonderzoek naar seksueel misbruik van en geweld tegen meisjes in de RKK tussen 1945 en 2010 (gepubliceerd in resp. 2011 en 2013).

De leiding van RKK heeft naar aanleiding van deze onderzoeken maatregelen getroffen voor het signaleren en sanctioneren van misbruik van minderjarigen en andere vormen van grensoverschrijdend gedrag en het doen van aangifte bij strafbare feiten. In 2014 is de Gedragscode Pastoraat van kracht geworden. Naar aanleiding van een evaluatie in 2018 is de werkingssfeer van de gedragscode uitgebreid naar vrijwilligers die met minderjarigen, mensen met een verstandelijke beperking of andere kwetsbare personen werken. In 2015 is het R.K. Meldpunt Grensoverschrijdend Gedrag in het leven geroepen om grensoverschrijdend gedrag aanhangig te maken. Het Reglement R.K. Meldpunt Grensoverschrijdend Gedrag regelt de behandeling van klachten van grensoverschrijdend gedrag. (https://www.meldpuntgrensoverschrijdendgedragrkk.nl/)

 

Vraag 9

Indien de “Normae de gravioribus delictis” niet langer van kracht blijken te zijn, kunt u dan bevestigen dat op dit moment geen enkel document in de kerkelijke leer van kracht is dat geheimhouding rondom strafbare feiten in de hand werkt?

 

Antwoord 9

De “Normae de gravioribus delictis” zijn van kracht. Uit bovenstaande antwoorden blijkt dat ik geen aanwijzingen heb dat het geldend canoniek recht in de RKK normen kent die in de weg staan aan strafrechtelijke afdoening van seksueel misbruik van minderjarigen. In de geldende Gedragscode Pastoraat is bepaald dat de kerkrechtelijk verantwoordelijke bij een klacht van seksueel misbruik van een minderjarige welke klacht tenminste een schijn van waarheid heeft, daarvan onverwijld aangifte moet doen bij het openbaar ministerie dan wel de politie.

 

[1] Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2018-2019, nr. 209

[2] https://www.nrc.nl/nieuws/2010/03/11/oorzaak-van-misbruik-is-het-celibaat-11861956-a638609

[3] http://www.vatican.va/resources/resources_norme_en.html

[4] Deetman, W., Seksueel misbruik van minderjarigen in de rooms-katholieke kerk: rapport van de commissie van onderzoek, Amsterdam: Uitgeverij Balans 2012

Indiener(s)