Antwoord op vragen van de leden Rudmer Heerema en Van den Bosch over de beantwoording op vragen inzake het bericht ‘Verval in de gymzaal: kapotte trampolines en turnbruggen’

Hierbij zend ik u mede namens de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, de antwoorden op de aanvullende vragen van het lid Heerema en Van den Bosch inzake het bericht 'Verval in de gymzaal: kapotte trampolines en turnbruggen'.

De vragen werden mij toegezonden bij brief met kenmerk 2019Z06719.

de minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media,

Arie Slob


2019Z06719

Antwoorden op de schriftelijke vragen van de leden Heerema en Van den Bosch (beiden VVD) aan de ministers voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media en van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over de beantwoording op vragen inzake het bericht ‘Verval in de gymzaal: kapotte trampolines en turnbruggen’.

1

• Kunt u bevestigen dat de gemeente volgens artikel 117 en 136 van de wet op het primair onderwijs in alle gevallen verantwoordelijk is voor financiering van het gebruik en de instandhouding van de accommodatie, en schoolbesturen verantwoordelijk zijn voor een veilige leeromgeving voor haar leraren?

Het klopt dat uit de artikelen 117 en 136 van de Wet op het primair onderwijs (Wpo) voortvloeit dat de gemeente verantwoordelijk is voor financiering van het gebruik en de instandhouding van de accommodatie. De verantwoordelijkheid van het schoolbestuur voor de veiligheid en gezondheid van werknemers is echter verankerd in artikel 3 van de Arbeidsomstandighedenwet en artikel 5 van de Arbowet.

• Op welke wijze kunnen scholen de gemeente aanspreken op hun financiële verantwoordelijkheid?

Scholen hebben op verschillende momenten en op verschillende wijzen contact met de gemeente, bij dit contact kunnen zij de financiële verplichting en de verantwoordelijkheid die daarbij hoort daar aan de orde stellen.

Mocht dit niet afdoende zijn, dan is er eveneens een formele weg bij wet geregeld. De financiële verantwoordelijkheid van gemeenten uit zich in het vaststellen van de hoogte van de bekostiging van scholen voor bewegingsonderwijs. Dit besluit over de hoogte van de bekostiging is een gemeentelijk besluit en valt derhalve onder de algemene wet bestuursrecht. In deze wet is een mogelijkheid tot bezwaar en beroep opgenomen waar scholen gebruik van kunnen maken.

• Hoe vaak is het voorgekomen dat scholen hun gemeente op deze verantwoordelijkheid aanspreken?

Ik heb geen inzicht in hoe vaak het is voorgekomen dat scholen hun gemeente op deze verantwoordelijkheid aanspreken.

• Is het mogelijk om informatie te verspreiden over de route die via de gemeenten bewandeld moet worden om ondeugdelijk materiaal zo snel mogelijk te vervangen?

Alle wetten in Nederland zijn openbaar, bezwaarprocedures worden als algemeen bekend beschouwd. Het attenderen van scholen op de bezwaarprocedures past beter bij de aard van de belangenverenigingen. Wel zal ik dit – de bekendheid van deze routes bij besturen - opnemen in mijn reguliere overleg met de PO-Raad.

2

• Is in het aangehaalde onderzoek van het Mulierinstituut, waaruit blijkt dat 80% van de schoolleiders [n=788] tevreden was over het beschikbare gymmateriaal, ook gekeken of de docenten lichamelijke opvoeding deze mening delen?

Het Mulierinstituut heeft in haar onderzoek geen docenten bevraagd. Uit een recente peiling[1] van de Koninklijke Vereniging Lichamelijke Opvoeding onder vakleerkrachten bewegingsonderwijs [n=205] in het PO blijkt dat 78 procent van deze leerkrachten tevreden is met de zaal en de inventaris.

• Klopt het dat op 20% van de scholen het gymmateriaal onvoldoende goed is?

Door het Mulierinstituut is er is alleen onderzoek gedaan naar de tevredenheid van gymnastiekdocenten over het aan hen ter beschikking gestelde materiaal. Twintig procent van de gymnastiekdocenten is ontevreden. Deze ontevredenheid kan ook zijn gelegen in bijvoorbeeld aanvullende wensen en behoeften van docenten ten aanzien van het materiaal, waarmee niet is gezegd dat het gymmateriaal op zichzelf onvoldoende goed is.

• Klopt het bij extrapolatie van deze cijfers dat ongeveer 400.000 leerlingen gymles krijgen in een zaal met ondeugdelijk gymmateriaal?

Zoals hierboven gezegd is het niet vastgesteld dat 20 procent van het gymmateriaal onvoldoende is. Daarmee is eveneens niet vastgesteld dat 20 procent van de leerlingen bewegingsonderwijs krijgt in een zaal met ondeugdelijk gymmateriaal.

3

Wilt u onderzoek instellen naar welke gemeenten niet of niet tijdig ondeugdelijk gymmateriaal vervangen, terwijl ze hier zoals u zelf aangeeft volgens artikelen 117 en 136 van de wet op het primair onderwijs voor verantwoordelijk zijn?

Op dit moment zie ik geen reden om naar deze punten onderzoek te laten verrichten. Het betreft hier een gemeentelijke aangelegenheid en hiervoor gaan we uit van horizontaal toezicht, zoals is vastgelegd in de Wet revitalisering generiek toezicht. Op lokaal niveau zijn voldoende mogelijkheden om het vraagstuk aan de orde te stellen.

4

Bent u bereid om te onderzoeken of gemeenten die niet of niet tijdig ondeugdelijk gymmateriaal vervangen, gekort kunnen worden op de middelen die zij via het gemeentefonds voor deze vervanging ontvangen?

Op basis van de Financiële Verhoudingswet zijn de middelen uit het gemeentefonds vrij besteedbaar. Verantwoording over de besteding van de middelen wordt afgelegd aan de gemeenteraad. Het is daarom onwenselijk om gemeenten te korten op de middelen die zij ontvangen via het Gemeentefonds. Bovendien ontbreekt daarvoor een wettelijke basis.

1) https://www.rtlnieuws.nl/nieuws/nederland/artikel/4598201/gymdocenten-afgekeurde-sporttoestellen-gevaarlijk-veiligheid?amp&__twitter_impression=true

2) Aanhangsel van de Handelingen, vergaderjaar 2018-2019, nr. 1716



[1] https://www.kvlo.nl/mysite/modules/MDIA0100/4074_mat_ledenpeiling_accommodaties_en_inventaris_kvlo__01-12-2018.pdf)

Indiener(s)