Antwoord op vragen van de leden Ploumen en Kuiken over het bericht ‘Dochtertje van Nederlandse Syriëganger overleden in vluchtelingenkamp’.

Bijgaand treft u de antwoorden op de schriftelijke vragen gesteld door de leden Ploumen en Kuiken (beiden PvdA) aan de minister van Buitenlandse Zaken en de minister van Justitie en Veiligheid over het bericht ‘Dochtertje van Nederlandse Syriëganger overleden in vluchtelingenkamp’.

De Minister van Justitie en Veiligheid,

Ferd Grapperhaus

De Minister van Buitenlandse Zaken,

Stef Blok

Antwoorden van de minister van Justitie en Veiligheid en de minister van BZ, op vragen van de leden Ploumen en Kuiken (beiden PvdA) over het bericht 'Dochtertje van Nederlandse Syriëganger overleden in vluchtelingenkamp’ (ingezonden 8 april 2019, 2019Z06995)

Vraag 1
Heeft u kennis genomen van het bericht 'Dochtertje van Nederlandse Syriëganger overleden in vluchtelingenkamp'? [1]

Antwoord 1

Ja.

Vraag 2
Bent u bekend met de omstandigheden waaronder vrouwen en kinderen zich in kamp Al Hol bevinden? En zo ja, wat is uw oordeel over deze omstandigheden?

Antwoord 2

De humanitaire omstandigheden in kamp Al Hol zijn buitengewoon schrijnend. De strijd rond Baghouz heeft grote aantallen personen – die IS-gebied zijn ontvlucht – op de been gebracht, veel van hen zijn in kamp Al Hol ondergebracht. Helaas zien we dat kinderen het eerste slachtoffer zijn van de slechte omstandigheden waaronder mensen in dit kamp verblijven. Over de humanitaire situatie in de kampen in Noordoost Syrië zijn contacten met internationale hulporganisaties waaronder het (Internationale) Rode Kruis.

Vraag 3
Bent u bereid kinderen met Nederlandse wortels terug te halen naar Nederland? En zo nee, waarom niet? En zo ja, op welke termijn denkt u hier uitvoering aan te kunnen geven?

Antwoord 3

Nederland onderneemt geen actie gericht op of ondersteunend aan het actief terughalen van Nederlandse uitreizigers. De ouders zijn primair verantwoordelijk voor de veiligheid en het welzijn van de kinderen. Zoals eerder aangegeven, kan het terughalen van kinderen niet los worden gezien van hun ouders en is het scheiden van kinderen en ouders in beginsel onwenselijk en ligt dit juridisch complex. Daarnaast is de Nederlandse ambassade in Damascus gesloten en heeft de Nederlandse overheid geen diplomatieke betrekkingen met Syrië. De Nederlandse overheid verleent geen (consulaire) bijstand in Syrië.

Vraag 4
Bent u inmiddels in overleg met Koerdische instanties over het terughalen van de Nederlandse vrouwen en in het bijzonder de kinderen?

Antwoord 4

Zowel in de brief over het terughalen van Nederlandse Syriëgangers d.d. 21 februari 2019 (Kamerstukken II 2018/19, 29754, 492) als in de brief ‘toezeggingen n.a.v. AO 21 maart terrorisme’ d.d. 16 april 2019 ( Kamerstukken II 2018/19, 29754, 499) is reeds gemeld dat er contact is geweest met de Benelux-vertegenwoordiging van de Democratic Federation of Northern Syria. Deze organisatie maakt deel uit van de Syrian Democratic Forces (SDF) die de kampen in Noordoost Syrië beheren. Nederland heeft in deze contacten het staande beleid toegelicht: i.c. Nederland zet niet in op het actief ophalen van Nederlandse uitreizigers in Syrië. Nederland verleent (consulaire) bijstand volgens de reguliere kaders gericht op een gecontroleerde terugkeer naar Nederland, indien een Nederlandse uitreiziger zich meldt bij een Nederlandse diplomatieke vertegenwoordiging in de regio. Ditzelfde geldt voor vrouwen en kinderen.

Vraag 5
Deelt u de mening dat kinderen die slachtoffer zijn geworden van de verwerpelijke keuze van hun ouders om naar ISIS-gebied af te reizen, hulp nodig hebben, in het bijzonder de kinderen die zonder (ouderlijk) toezicht daar verblijven? Zo ja, welke mogelijkheden ziet u daar toe? Zo nee, waarom niet?

Antwoord 5

Ik deel uw mening dat deze kinderen in de eerste plaats als slachtoffer moeten worden gezien. In de brief ‘toezeggingen n.a.v. AO 21 maart terrorisme’ d.d. 16 april 2019 (Kamerstukken II 2018/19, 29754, 499) is nader ingegaan op de verplichtingen die de Nederlandse Staat heeft op grond van het IVRK ten aanzien van (mogelijk) Nederlandse kinderen die alleen zouden achterblijven in Syrië. Het kabinet bestudeert tegen deze achtergrond of en zo ja, hoe weeskinderen met een Nederlandse link die in Syrische kampen verblijven naar Nederland zouden kunnen worden overgebracht. Het bewerkstelligen van terugkeer van (achtergebleven) kinderen is echter een uiterst complex vraagstuk.

In de gebieden waar de kampen zich bevinden is er beperkte toegang voor humanitaire organisaties en weinig bewegingsvrijheid. Wel kunnen organisaties zoals het (internationale) Rode Kruis en UNICEF humanitaire hulp bieden. Deze organisaties worden door Nederland gesteund door middel van ongeoormerkte bijdragen. Dit betekent dat er bij toekenning geen onderscheid wordt gemaakt tussen hulpbehoevenden op basis van afkomst of religie, alleen de mate van kwetsbaarheid en noden is een factor. Verder draagt Nederland bij aan de zogenaamde Humanitarian Pooled Funds waar zowel NGOs als VN-organisaties aanspraak op kunnen maken en waarvan er recent 12 miljoen beschikbaar is gesteld voor opschaling van hulp in Noord-Oost Syrië.



Indiener(s)


Stef  Blok