Antwoord op vragen van de leden Laan-Geselschap en Koerhuis over het bericht 'Negen jaar Crisis- en Herstelwet: de (dis)balans'

Hierbij bied ik u de antwoorden aan op de schriftelijke vragen die zijn gesteld door de leden Laan-Geselschap en Koerhuis over het bericht ‘Negen jaar Crisis- en Herstelwet: de (dis)balans’. Deze vragen werden ingezonden op 1 april, met kenmerk 2019Z06370.

De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,





drs. K.H. Ollongren

Vraag 1

Kent u het bericht ‘Negen jaar Crisis- en Herstelwet: de (dis)balans’? 1)

Antwoord vraag 1

Ja.

Vraag 2

Bent u op de hoogte van het feit dat veel woningbouwprojecten jaren vertraging oplopen of niet doorgaan vanwege de lengte van de bezwaar- en beroepsprocedures en de wijze waarop querulante belanghebbenden misbruik maken van de rechtsbeschermingsmogelijkheden, waarbij hun enige doel is de procedures zo ver mogelijk op te rekken om daar zelf financieel beter van te worden? Zo ja, wat vindt u hiervan?

Antwoord vraag 2

Ik ben op de hoogte van het feit dat juridische procedures bijdragen aan de doorlooptijd van de ontwikkeling. Ik onderken dat dat over het algemeen tijd kost en tot vertraging kan leiden of zelfs tot het niet doorgaan van een project. Bij ontwikkelingen in de fysieke leefomgeving spelen veel factoren en belangen een rol. Door juridische procedures wordt zeker gesteld dat bij dergelijke ontwikkelingen rekening wordt gehouden met alle belangen. Een juridische procedure zal overigens vaak niet de enige reden zijn dat een project vertraging oploopt of geen doorgang vindt. Ook beschikbaarheid van personeel en bouwmaterialen spelen in deze een belangrijke rol. In de Crisis- en herstelwet spelen de bestuursrechtelijke versnellingen een belangrijke rol. Eén van deze versnellingen, het relativiteitsvereiste is op 1 januari 2013 al opgenomen in de Algemene wet bestuursrecht. Dit betekent dat beroepen alleen kunnen slagen als het beroep daadwerkelijk strekt tot de bescherming van de belangen van de appellant (artikel 8:69a Awb). Onderdeel van deze bestuursrechtelijke versnellingen is ook dat de bestuursrechter uitspraak doet binnen zes maanden na afloop van de beroepstermijn. Deze bestuursrechtelijke versnellingen leveren in de praktijk veel winst op. Bij hoofdzaken vindt 65% van de uitspraken (uitspraken direct, einduitspraken na tussenuitspraak en tussenuitspraken) plaats binnen 26 weken (de zes-maanden-termijn). Gemiddeld is de doorlooptijd ruim 24 weken.

Of er bezwaarmakers zijn die procedures zolang oprekken met als enige doel om daar zelf financieel beter van worden, zoals de leden van de VVD-fractie stellen, kan ik niet beoordelen. Mocht dit het geval zijn, dan keur ik dit af. Adequate rechtsbescherming is een wezenlijk onderdeel van een democratische rechtstaat, waarbij een belanghebbende de door de overheid gemaakte belangenafweging uiteindelijk door een onafhankelijke rechter kan laten toetsen. Dit volgt onder andere uit het in artikel 6 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden neergelegde recht op vrije toegang tot de rechter. Een partij dient dat recht te gebruiken voor het doel waarvoor het in het leven is geroepen, de gerechtvaardigde behartiging van zijn belangen. Het huidige recht kent al mogelijkheden om misbruik tegen te gaan. Een bezwaarschrift is niet-ontvankelijk als de bevoegdheid om bezwaar te maken, wordt gebruikt voor een ander doel dan waarvoor zij is gegeven, op een zodanige wijze dat dit gebruik blijk geeft van kwade trouw. Dat blijkt bijvoorbeeld uit de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 3 oktober 2018 betreffende de Wet hergebruik van overheidsinformatie (Who) (ECLI:NL:RVS:2018:3151).[1] Ook in de beroepsfase geldt dat het beroep niet-ontvankelijk is indien de appellant geen belanghebbende is (artikel 8:1 Awb) of bij misbruik van recht.

Vraag 3

Bent u ervan op de hoogte dat projectontwikkelaars en andere opdrachtgevers dergelijke bezwaarmakers door middel van grote bedragen (oplopende tot tonnen) (moeten) afkopen om de procedure te stoppen?

Vraag 4

Deelt u de mening dat betaling van dergelijke afkoopsommen om bezwaarmakers te bewegen tot stopzetting van de bezwaarprocedures niet gewenst is? Zo nee, waarom niet?

Antwoord vragen 3 en 4

Ik ben er van op de hoogte dat projectontwikkelaars en andere opdrachtgevers soms een schikking treffen met een partij die in bezwaar of beroep is gegaan. Deze schikkingen worden niet openbaar gemaakt. Ik ben daarom niet op de hoogte van de mate waarin dit voor komt of om welke bedragen het gaat. Als een belanghebbende stelt schade te lijden door een project, is het legitiem wanneer hij dat in bezwaar of beroep aanvoert. Als een belanghebbende tevreden is met compensatie van die schade in plaats van het niet doorgaan van het project, is dat een gerechtvaardigde uitkomst van een procedure of van een overeenkomst ter minnelijke schikking. Een projectontwikkelaar is niet verplicht een dergelijke overeenkomst te sluiten en kan van een voorstel daartoe melding maken bij het bestuursorgaan. Indien voldoende vaststaat dat het de indiener van een bezwaarschrift te doen is om een vergoeding anders dan wegens vergoeding van schade die hij zal lijden door een voorgenomen project, kan het bestuursorgaan of een rechter een bezwaar of een beroep niet-ontvankelijk verklaren, omdat het bezwaar of beroep voor een ander doel wordt ingediend dan de behartiging van de belangen van de indiener.

Vraag 5

Bent u bereid om te onderzoeken of door middel van aanpassing van de rechtsregels dergelijke bezwaarmakers de pas kan worden afgesneden, zonder dat de bezwaarmogelijkheden van goedwillende belanghebbenden daardoor in het geding komen of worden aangetast, waardoor in tijden van woningnood de procedures versneld worden? Zo ja, wanneer gaat u dit doen? Zo nee, waarom niet?

Antwoord vraag 5

De huidige wet- en regelgeving kent al mogelijkheden om misbruik van recht tegen te gaan (zie het antwoord op vraag 2). Bij verdere aanpassing vind ik het risico te groot dat rechtsbescherming van partijen die voor hun gerechtvaardigde belangen opkomen wordt aangetast. Het is onmogelijk op voorhand onderscheid te maken tussen querulante belanghebbenden en goedwillende belanghebbenden. Ik vind het wel uitermate belangrijk om procedures rondom woningbouw waar mogelijk te versnellen. Hiervoor zijn belangrijke stappen gezet met de bestuursrechtelijke versnellingen in de Crisis- en herstelwet (hierna: Chw). Ik wijs hierbij op het permanent worden van de Chw, het opnemen van onderdelen uit de Chw in de Awb en meer recent het wetsvoorstel tot aanpassing van de Chw waarin ik bijvoorbeeld het projectuitvoeringsbesluit beter toepasbaar maak. Op dit instrument zijn na de inwerkingtreding van dit wetsvoorstel de bestuurlijke versnellingen van toepassing. Daarnaast kent dit instrument – evenals de coördinatieregeling en het bestemmingsplan – beroep in één instantie. Door toepassing van deze versnellingen ontstaat eerder duidelijkheid over de houdbaarheid van deze besluiten en wordt vertraging beperkt. Een goede afweging tussen de maatschappelijke opgave op het gebied van woningbouw en andere belangen is daarbij noodzakelijk. Door inzet van deze instrumenten kan proceduretijd worden bespaard, zonder dat partijen in hun rechtsgang worden belemmerd.

Vraag 6

Ziet u mogelijkheden tot het invoeren van het instellen van een voorrangsbesluit, waarbij woningbouwplannen die opgenomen zijn in een structuurvisie doorgaan, mits de leefomgeving van omwonenden niet op een onaanvaardbare manier aangetast wordt? Zo nee, waarom niet?

Antwoord vraag 6

Nee, de structuurvisie is een juridisch vormvrij instrument dat alleen een bindende werking heeft jegens de gemeente en daarom niet appellabel is. Dit voorstel zou de rechtsbescherming in te sterke mate aantasten.

Vraag 7

Ziet u daarnaast nog andere mogelijkheden om tot snellere, rechtvaardiger procedures te komen door bijvoorbeeld het relativiteitsvereiste, het begrip belanghebbende en publicatieverplichtingen tegen het licht te houden? Of door een (gemeentelijke) commissie of een rechter bij wijze van voorlopige voorziening (op verzoek van de initiatiefnemer) te laten bepalen dat een project in het kader van het algemeen belang (voldoende woningen) door mag gaan en dat de eventuele schades later afgehandeld worden? Zo nee, waarom niet?

Antwoord vraag 7

Ik vind het belangrijk om procedures te versnellen. Zoals ik in de antwoorden op vragen 2 en 5 heb opgemerkt zijn er op dit gebied al belangrijke stappen gezet. Ook zijn er mogelijkheden om misbruik van recht tegen te gaan. Ik zie op dit moment geen mogelijkheden voor verdere versnelling zonder daarmee bezwaarmogelijkheden te veel te beperken. Met betrekking tot de aangedragen voorstellen is het niet wenselijk deze over te nemen. Dit zou een te grote inbreuk op de rechtsbescherming van belanghebbenden vormen en mogelijk in strijd zijn met het recht op toegang tot de rechter.

1) vastgoedjournaal.nl, 11 maart 2019



[1] Zie punt 4.5: “[wederpartij] heeft misbruik gemaakt van de bevoegdheid om een Who-verzoek in te dienen, nu hij die bevoegdheid heeft gebruikt voor een ander doel dan waarvoor die bevoegdheid is gegeven zodanig, dat dit gebruik blijk geeft van kwade trouw. Dit geldt evenzeer voor het gebruik van de bevoegdheid van [wederpartij] om bezwaar te maken bij het college (…)”

Indiener(s)