Antwoord op vragen van het lid Bruins over het bericht ‘Actiegroepen tegen laagvliegen willen wel, maar kunnen niet naar de rechter’

Geachte voorzitter,

Hierbij treft u de beantwoording van de Kamervragen aan van het lid Bruins (Christen Unie) over het bericht ‘Actiegroepen tegen laagvliegen willen wel, maar kunnen niet naar de rechter’ (ingezonden 1 april 2019).

Vraag 1

Kent u het bericht[1] ‘Actiegroepen tegen laagvliegen willen wel, maar kunnen niet naar de rechter’?

Antwoord 1

Ja, dit bericht ken ik.

Vraag 2

Herinnert u zich dat ik u op 19 december 2017 tijdens het plenaire debat over de milieueffectrapportage inzake Lelystad Airport heb gevraagd: “(e)n omdat het een nieuw luchthavenbesluit is, volgt dan dus ook nog inspraak en een mogelijkheid tot beroep, vermoed ik. Klopt dat ook?”

Vraag 3

Herinnert u zich dat u daarop hebt toegezegd: “ja, dat zijn gewoon de wettelijke procedures, die we ook daarbij uiteraard zullen volgen”?

Vraag 4

Herinnert u zich dat ik die toezegging in de tweede termijn van het debat mondeling nogmaals gemarkeerd heb?

Antwoord 2 t/m 4

Ja, dat kan ik mij herinneren. In het debat van 19 december 2017 heb ik aangegeven dat ik bij het wijzigen van het luchthavenbesluit Lelystad de wettelijke procedure, die mede door uw Kamer is opgesteld en goedgekeurd, zal volgen.

Vraag 5

Als voornoemd bericht correct is, hoe verklaart u dan het verschil tussen de informatie in het bericht en de door u tijdens het debat gedane toezegging?

Antwoord 5

In het persbericht wordt de suggestie gewekt dat de Nederlandse regering het bewust onmogelijk heeft gemaakt om in beroep te gaan tegen luchthavenbesluiten. Dit is niet het geval. Ik verwijs u hiervoor naar het antwoord op vraag 6.

Vraag 6

Klopt het dat de Nederlandse regering het onmogelijk gemaakt heeft om in beroep te gaan over regionale luchthavenbesluiten?

Antwoord 6

Als gevolg van het subamendement van het kamerlid Haverkamp (TK 2007-2008, 30 452, nr. 44), welke door uw Kamer is aangenomen (TK 2007-2008, 30 452, nr. 15, pagina 1030-1031), is geregeld dat in de bijlage bij de Algemene wet bestuursrecht een bepaling is opgenomen op grond waarvan beroep bij de bestuursrechter is uitgesloten tegen luchthavenbesluiten in geval op een luchthaven sprake is van samenwerking bij de verdeling van luchthavenluchtverkeer met de luchthaven Schiphol. Nadat duidelijk was geworden dat het in de praktijk van de verdeling van het luchthavenverkeer ging om samenhang van Schiphol met de luchthavens Lelystad, Rotterdam en Eindhoven (wat betreft het burgermedegebruik van de luchthaven), is er voor gekozen de uitzondering van beroep te beperken tot deze luchthavens. Hiermee werd de onduidelijkheid uit de tekst, die verwijst naar alle luchthavenbesluiten indien er sprake is van verkeersverdeling met Schiphol, weggenomen (TK 2011-2012, 33135, nr. 3).

Vraag 7

Klopt het dat dit in strijd is met Europese regels? Zo nee, waarom niet?

Vraag 8

Is de richtlijn voor de milieueffectrapportage (MER) juist en volledig geïmplementeerd? Hoe verhoudt de Nederlandse implementatiewet zich tot met name artikel 11 van de MER-richtlijn?

Vraag 9

Heeft hierover recentelijk correspondentie plaatsgevonden met de Europese Commissie? Zo ja, welke? Bent u bereid deze te delen met de Kamer?

Antwoord 7 tot en met 9

Op grond van artikel 11 van de mer-richtlijn moet beroep bij een rechtbank of een ander bij wet ingesteld onafhankelijk en onpartijdig orgaan open staan; de mer-richtlijn verplicht niet tot een beroep bij de bestuursrechter. Nederland heeft geenszins beroep op de rechter uitgesloten. Burgers kunnen altijd naar de rechter tegen luchthavenbesluiten, in beginsel de bestuursrechter en voor enkele luchthavens van nationale betekenis de civiele rechter. De civiele rechter kan als een met voldoende waarborgen omklede rechtsgang worden aangemerkt.
Het Luchthavenbesluit Lelystad is opgenomen in artikel 1 van bijlage 2 van de Algemene wet bestuursrecht. Dit impliceert dat tegen het luchthavenbesluit geen beroep bij de bestuursrechter mogelijk is. Wel is het mogelijk een procedure te voeren bij de civiele rechter.

De Commissie heeft Nederland enkele vragen gesteld over de toepassing van de mer-richtlijn. Ik zal deze vragen beantwoorden. Het is, gelet op Verordening 1049/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 30 mei 2001 inzake de toegang van het publiek tot documenten van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie (Eurowob), niet mogelijk vertrouwelijke documenten die afkomstig zijn van de Commissie zonder raadpleging van de Commissie openbaar te maken. Vertrouwelijke terinzagelegging is wel mogelijk. In dat geval is geen sprake van openbaarmaking van de stukken. Om tegemoet te komen aan uw verzoek en recht te doen aan het bovenstaande, heb ik de procedure in gang gezet om de Europese Commissie te raadplegen over het toesturen van de correspondentie aan de Tweede Kamer. Als ik van de Europese Commissie een antwoord heb ontvangen, zal ik u op de hoogte brengen. Om u toch zoveel als mogelijk te informeren zal ik een afschrift van de door de Commissie gestelde vragen en het antwoord dat ik aan de EU Commissie zal sturen vertrouwelijk ter inzage aan uw Kamer aanbieden.

Hoogachtend,

DE MINISTER VAN INFRASTRUCTUUR EN WATERSTAAT,

drs. C. van Nieuwenhuizen Wijbenga



[1] RTV Oost, 29 maart 2019 (https://www.rtvoost.nl/nieuws/310065/Actiegroepen-tegen-laagvliegen-willen-wel-maar-kunnen-niet-naar-de-rechter).