Antwoord op vragen van de leden Moorlag, Kuiken en Gijs van Dijk over de gevolgen van het faillissement van Intertoys

In antwoord op uw brief van 25 februari 2019, nr. 2019Z03764, deel ik u, mede namens de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, mede dat de vragen van de leden Moorlag, Kuiken en Gijs van Dijk (allen PvdA) van uw Kamer over de gevolgen van het faillissement van Intertoys worden beantwoord zoals aangegeven in de bijlage bij deze brief.

De Minister voor Rechtsbescherming,

Sander Dekker


Antwoorden Kamervragen van de leden Moorlag, Kuiken en Gijs van Dijk (allen PvdA) aan de Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat en de Ministers voor Rechtsbescherming en van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over de gevolgen van het faillissement van Intertoys (ingezonden 25 februari 2019, nr. 2019Z03764)

Vraag 1

Kent u het bericht “Eigenaar failliet Intertoys vooraan in rij met schuldeisers”? 1)

Antwoord 1

Ja.

Vraag 2

Is het waar dat de eigenaar van Intertoys vanwege pandrechten op de failliete boedel bij de afhandeling van het faillissement voorrang heeft op andere schuldeisers? Zo nee, wat is er dan niet waar?

Antwoord 2

Het is niet aan mij om in te gaan op een specifieke praktijksituatie. Deze taak is voorbehouden aan de curator in het desbetreffende faillissement en eventueel aan de rechter als hierom wordt gevraagd.

Wel kan ik in algemene zin opmerken dat een investeerder op verschillende manieren betrokken kan zijn bij een vennootschap. Zo kan de investeerder aandeelhouder worden; in dat geval brengt hij normaliter geld in en krijgt hij in ruil daarvoor zeggenschapsrechten (vergaderingsrecht en stemrecht) en het recht op een winstuitkering (dividend). De investeerder kan de vennootschap ook een lening verstrekken. De investeerder wordt dan schuldeiser van de vennootschap. De investeerder kan deze rollen ook tegelijkertijd vervullen, dus zowel aandeelhouder als schuldeiser zijn. In dat geval wordt wel gesproken van een aandeelhouderslening.

Als schuldeiser kan de investeerder een pandrecht bedingen. Een pandrecht geeft een schuldeiser een voorrangspositie ten opzichte van andere schuldeisers; dat wil zeggen dat hij als eerste aanspraak kan maken op betaling van zijn vordering en andere schuldeisers pas daarna aan de beurt komen (artikel 3:277 van het Burgerlijk Wetboek en artikel 57 van de Faillissementswet). Voor een nadere toelichting in dit kader verwijs ik u kortheidshalve naar het antwoord op schriftelijke vragen van het lid Nijboer en het (oud)lid Recourt waarin ook is ingegaan op de positie van investeerders die naast aandeelhouder tevens schuldeiser zijn met een pandrecht.[1]

Vraag 3

Deelt u de mening dat als aandeelhouders pandrechten of andere zakelijke zekerheidsrechten op hun bedrijf hebben dat zij daardoor het normale ondernemersrisico van een eigenaar op schuldeisers afschuiven? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom deelt u die mening niet?

Vraag 4

Deelt u de mening dat doordat eigenaren tevens zakelijke rechten op hun eigendom hebben andere schuldeisers waaronder de fiscus en dus de belastingbetaler, het UWV of het personeel bij faillissement gedupeerd kunnen worden?

Vraag 5

Acht u het wenselijk om de faillissementswetgeving op dit punt aan te passen of anderszins maatregelen te nemen, zodat eigenaren die zakelijke rechten op hun eigendom uitoefenen in geval van faillissement een gelijkaardige positie als die van andere schuldeisers moet krijgen of tenminste niet voor de preferente schuldeisers zou moeten komen? Zo ja, hoe gaat u de wetgeving hierop aanpassen? Zo nee, waarom niet?

Antwoord 3, 4 en 5

Nee, als aandeelhouders pandrechten of andere zakelijke zekerheidsrechten op hun bedrijf hebben, schuiven zij het normale ondernemersrisico van een eigenaar niet op schuldeisers af. Het pandrecht dat een investeerder bij het verstrekken van een aandeelhouderslening heeft bedongen, strekt uitsluitend ter dekking van het risico dat hij als schuldeiser heeft dat zijn vordering niet wordt voldaan door de vennootschap. Hiermee kan niet worden voorkomen dat de investeerder het geld dat hij als aandeelhouder in de vennootschap heeft ingebracht, kwijtraakt bij een faillissement. Dit komt omdat een aandeelhouder in faillissement pas iets ontvangt als alle schuldeisers zijn voldaan. Omdat een faillissementsboedel vrijwel altijd ontoereikend is om alle vorderingen van de schuldeisers te voldoen, krijgt een aandeelhouder in de regel niets terug van zijn inbreng.

Wel is het zo dat een investeerder zijn ondernemingsrisico kan beperken als hij de vennootschap voornamelijk als schuldeiser financiert door het verstrekken van een aandeelhouderslening waarbij ook pandrechten worden bedongen. Gaat de vennootschap failliet, dan lijdt de investeerder een beperkter verlies doordat hij in deze situatie als aandeelhouder weinig geld heeft ingebracht en de vennootschap vooral als schuldeiser gefinancierd heeft met een aandeelhouderslening. Het uitgeleende bedrag krijgt hij via het pandrecht met voorrang terug.

In een onderzoeksrapport over private equity investeringen in Nederland is geadviseerd om in de wet te regelen dat aandeelhoudersleningen in geval van een faillissement als eigen vermogen worden aangemerkt, waardoor zij achtergesteld zouden worden ten opzichte van vorderingen van andere crediteuren.[2] Dit advies wordt meegenomen in het kader van het programma ‘ herijking faillissementsrecht’. Zoals ik uw Kamer eerder heb geïnformeerd – onder meer bij brief van 11 september 2018 [3] – wordt er met een klankbordgroep[4] gesproken over de vraag of de positie van zekerheidsgerechtigde schuldeisers (waaronder schuldeisers met een pandrecht) in faillissement aanpassing behoeft. Hierbij is ook specifieke aandacht voor aandeelhoudersleningen. [5] Ik zal u dit voorjaar in de voortgangsbrief nader berichten over de laatste ontwikkelingen in dit verband.

Vraag 6

Kunt u eraan bijdragen dat de genoemde eigenaar annex schuldeiser alsmede de curator het belang van het personeel niet uit het oog verliest? Zo ja, hoe gaat u dit doen? Wilt u met Alteri in gesprek gaan? Zo nee, waarom niet?

Antwoord 6

Zoals ik eerder heb opgemerkt in het antwoord bij vraag 1 is het niet aan mij om in te gaan op een specifieke praktijksituatie, maar aan de curator in het Intertoys faillissement en eventueel aan de rechter als hierom wordt gevraagd. In algemene zin kan ik u wel melden dat uit vaste rechtspraak volgt dat de curator bij zijn taakuitoefening ook rekening moet houden met maatschappelijke belangen. Hieronder valt ook het belang van werknemers bij continuering van de onderneming en behoud van werkgelegenheid. [6] Voorts werk ik samen met de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid aan een voorontwerp voor een nieuwe regeling betreffende de positie van werknemers bij een overgang van onderneming in faillissement. Daarbij is het onder meer de bedoeling om een overgang van een tot de faillissementsboedel behorende onderneming te faciliteren en de belangen van de betrokken werknemers daar meer bij te betrekken. Zoals ik de Eerste Kamer onlangs heb bericht is het ons streven om het voorontwerp nog dit voorjaar in consultatie te geven. [7]

Vraag 7

Bent u bereid inspanningen te leveren en maatregelen te treffen om ervoor te zorgen dat de 3200 werknemers, of tenminste een groot deel daarvan, van werk naar werk worden begeleid en het UWV te vragen daarvoor menskracht en middelen te verstrekken?

Antwoord 7

Vanuit de media heb ik vernomen dat er een (gedeeltelijke) doorstart komt van de winkels, maar dat het nog niet duidelijk is voor hoeveel winkels dit gaat gelden en hoeveel werknemers daarmee hun baan kunnen behouden. Nog voor de overnamedetails van Intertoys bekend waren, begon het UWV al met

informatiebijeenkomsten door heel het land voor het personeel van de failliete speelgoedwinkels. Daar krijgen ze informatie over uitkeringen, mogelijke baankansen, loopbaantrajecten en omscholingscursussen. Mochten de dienstverbanden onverhoopt toch eindigen zonder dat de werknemers een andere baan gevonden hebben, dan biedt de reguliere dienstverlening door UWV ondersteuning bij het vinden van nieuw werk.

1) https://fd.nl/ondernemen/1290512/eigenaar-failliet-intertoys-vooraan-in-rij-metschuldeisers



[1] Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2016–2017, nrs. 545 en 815.

[2] Kamerstukken II 2017-2018, 34 267, nr. 11.

[3] Kamerstukken II 2017-2018, 33 695, nr. 17.

[4] Dit is een groep vertegenwoordigers uit de faillissementspraktijk (waaronder INSOLAD, RECOFA, NEVOA, JIRA, NOvA, NVB), van de vakbonden CNV en FNV en van werkgevers-organisatie VNO/NCW-MKB, die fungeert als klankbord in het kader van het wetgevingsprogramma ‘herijking faillissementsrecht’.

[5] Zie ook aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2016–2017, nrs. 545 en 815.

[6] HR 24 februari 1995, ECLI:NL:HR:1995:ZC1643, NJ 1996/472, m.nt. W.M. Kleijn (Ontvanger/Gerritse,Sigmacon II).

[7] Kamerstukken I 2018/2019, 34 218, K.

Indiener(s)