Antwoord op vragen van het lid Alkaya over het bericht dat de topman van ING mogelijk alsnog vervolgd wordt


In antwoord op uw brief van 21 maart 2019 deel ik u mee dat de schriftelijke vragen van het lid Alkaya (SP) over het bericht dat ‘de topman van de ING mogelijk alsnog vervolgd wordt’ worden beantwoord, zoals aangegeven in de bijlage bij deze brief.

De Minister voor Rechtsbescherming,

Sander Dekker

Antwoorden Kamervragen van het lid Alkaya (SP) aan de minister van Financiën over het bericht dat de topman van ING mogelijk alsnog vervolgd wordt. (ingezonden 21 maart 2019, nr. 2019Z05558)

Vraag 1

Heeft u kennisgenomen van het bericht 'Vervolgingsverzoek ING voor de rechter'? 1)

Antwoord op vraag 1

Ja.

Vraag 2

Wat is uw reactie op het bericht dat de topman van ING mogelijk alsnog strafrechtelijk vervolgd wordt?

Vraag 5

Deelt u de mening dat, in lijn met veelvuldig aandringen van onder andere de SP-fractie op strafrechtelijke vervolging, de topman van ING al veel eerder voor de rechter had moeten komen?

Antwoord op vragen 2 en 5

Het OM heeft mij bericht dat er een aantal klachten in de zin van artikel 12 van het Wetboek van Strafvordering is ingediend om alsnog vervolging van de ING en van natuurlijke personen af te dwingen. Het Gerechtshof zal over deze klachten oordelen. Daar loop ik niet op vooruit.

Vraag 3

Zijn er sinds de schikking inzake tekortkomingen bij het voorkomen van witwaspraktijken nieuwe relevante feiten of omstandigheden bij ING geconstateerd die aan u zijn gemeld?

Antwoord op vraag 3

Het OM heeft mij bericht dat er ten aanzien van natuurlijke personen recentelijk aangifte is gedaan en dat het OM deze aangifte zal beoordelen.

Vraag 4

Wat is uw reactie op de bewering van de advocaat dat de schikking onterecht was en dat “het ontbreken van strafvervolging (…) een vrijbrief [is] voor bankiers om het niet zo nauw te nemen met de wet- en regelgeving”?

Antwoord op vraag 4

Ik heb uw Kamer bij meerdere gelegenheden geïnformeerd over de transactie met de ING. Bij brief van 11 september 2018 is uiteengezet om welke redenen het OM ING een transactie heeft aangeboden en waarom het OM deze weg effectiever vond dan een rechtsgang. [1] Ik ben tot het oordeel gekomen dat het OM, gezien de redenen voor het aanbieden van een transactie, de keuze om te transigeren in redelijkheid heeft kunnen maken.

Daarnaast is in voornoemde brief aangegeven waarom het OM niet tot vervolging van natuurlijke personen is overgegaan. Voor een nadere toelichting verwijs ik onder andere naar het persbericht en het feitenrelaas van het OM.[2]

Het is zeker geen vrijbrief voor bankiers om het niet zo nauw te nemen met de wet- en regelgeving. Ingeval met een rechtspersoon wordt getransigeerd, betekent dit niet dat natuurlijke personen niet kunnen worden vervolgd. Wanneer vervolging van natuurlijke personen mogelijk en opportuun is, zal het OM dat niet nalaten.

1) https://www.telegraaf.nl/financieel/3321402/ing-topman-hamers-voor-de-rechter



[1] Kamerstukken II 2017-18, 31477, 25.

Indiener(s)