Geachte voorzitter,
Hierbij zend ik u de antwoorden op de vragen van het Kamerlid Ploumen (PvdA) over de vergoeding van kunstmatige inseminatie (2019Z04280).
Hoogachtend,
de minister voor Medische Zorg
en Sport,
Bruno Bruins
Antwoorden op Kamervragen van het Kamerlid Ploumen (PvdA) over de vergoeding van kunstmatige inseminatie. (2019Z04280)
1
Kunt u uitleggen wat het verschil is tussen het ontbreken van een
mannelijke partner (in geval van alleengaande en lesbische vrouwen) en het
ontbreken van een mannelijke partner met semen?1)
Antwoord op vraag 1.
Bij een man met semen zonder zaadcellen of zaadcellen van onvoldoende
kwaliteit is er sprake van een vruchtbaarheidsprobleem ten gevolge van een
aandoening, stoornis of een ziekte. Dat geldt als een medische indicatie in
de context van de Zorgverzekeringswet. Dat is niet het geval bij het
ontbreken van een mannelijke partner.
2
Kunt u uitleggen wat het verschil is tussen kunstmatige inseminatie met donorsemen bij alleengaande of lesbische vrouwen en kunstmatige inseminatie met donorsemen bij vrouwen met een mannelijke partner zonder semen?
3
Kunt u uitleggen wat het verschil is tussen de medische indicatie van alleengaande of lesbische vrouwen en de medische indicatie van vrouwen met een mannelijke partner zonder semen?
4
Vindt u het logisch dat bij vrouwen met een mannelijke partner zonder semen
wél geldt dat deze vrouwen een medische indicatie hebben, terwijl er
medisch gezien niets met hen aan de hand is, maar dat bij vrouwen met een
vrouwelijke partner zonder semen of vrouwen zonder partner deze medische
indicatie opeens niet geldt? Zo ja kunt u dit uitgebreid uitleggen en
beargumenteren?
Antwoord op vraag 2, 3 en 4.
Bij een man/vrouw-paar geldt het volgende. In het geval dat de man een
medisch vruchtbaarheidsprobleem heeft is sprake van een medische indicatie
bij de man. In geval de man verminderd vruchtbaar is, kan soms kunstmatige
inseminatie met opgewerkt eigen semen een oplossing bieden, al dan niet
intra-uterien. In deze gevallen is sprake van een gezamenlijke behandeling
voor het man/vrouw-paar. In geval de man onvruchtbaar is, kan KID bij de
vrouw een oplossing bieden. Bij deze vruchtbaarheidsbehandelingen, is
daarom (ook of uitsluitend) de vrouw betrokken, waardoor deze (deels) ten
laste van de verzekering van de vrouw komt.
Dit is een gevolg van de praktische oplossing die volgt uit een medisch probleem. Bij alleengaande vrouwen of lesbische paren kan de afwezigheid van een mannelijke partner echter niet worden bestempeld als een medisch probleem, waardoor vergoeding op basis van de zorgverzekering niet aan de orde is.
5
Bent u het met mij eens dat het discriminatie is om vrouwen met een
vrouwelijke partner of vrouwen zonder partner anders te behandelen dan
vrouwen met een mannelijke partner?
6
Bent u het met mij eens dat wanneer voor gezonde vrouwen met een mannelijke
partner kunstmatige inseminatie met donorzaad (KID) wel wordt vergoed,
terwijl dat voor gezonde vrouwen met een vrouwelijke partner en gezonde
vrouwen zonder partner niet gebeurt, er sprake is van discriminatie? Zo
nee, waarom niet? Zo ja, wat gaat u doen om dit te voorkomen?
Antwoord op vraag 5 en 6.
In de Zorgverzekeringswet is de aanwezigheid van een medische indicatie het
uitgangspunt. Aan het hanteren van dit criterium is op geen enkele manier
een discriminerend doel verbonden. In de praktijk werkt dit anders uit bij
lesbische paren en alleengaande vrouwen, omdat in die gevallen – anders de
gevallen waarbij de man een vruchtbaarheidsprobleem heeft – geen sprake is
van een medische aanleiding voor een vruchtbaarheidsbehandeling.
Dit onderstreept dat het belangrijk is dat er spoedig – zoals ik heb aangekondigd in mijn brief van 13 maart [1] - een besluit wordt genomen over de vraag of (en zo ja, hoe) de overheid een rol heeft in het financieren van vruchtbaarheidsbehandelingen in geval een beroep wordt gedaan op de zorg voor het vervullen van een kinderwens, terwijl een medische noodzaak ontbreekt. Een vergelijkbaar vraagstuk betreft de vergoeding van ivf-draagmoederschap behandelingen voor mannenparen in het kader van de Staatscommissie Herijking Ouderschap. Het voornemen is om uiterlijk rond de zomer een besluit te nemen in deze discussie.
7
Kunt u uitleggen wat u bedoelt met uw antwoord op mijn eerdere vragen dat
het mogelijk maken van vergoeding van behandelingen waarvoor een medische
indicatie ontbreekt een fundamentele aanpassing van de Zorgverzekeringswet
impliceert die vergaande consequenties heeft? Doelt u hiermee op artikel
14, eerste lid, van de Zorgverzekeringswet? Zo ja kunt u aangeven wat exact
verstaan wordt onder “zorginhoudelijke criteria” en waarom wel voldaan
wordt aan deze criteria in het geval van een vrouw met mannelijke partner
zonder semen, maar niet door een vrouw met een vrouwelijke partner of een
alleengaande?
Antwoord op vraag 7.
Om toe te lichten hoe artikel 14 in dit licht moet worden gelezen is het
belangrijk om artikel 14 van de Zorgverzekeringswet in samenhang met
artikel 2.1, derde lid, van het Besluit zorgverzekering toe te lichten.
In artikel 14 van de Zorgverzekeringswet is geregeld dat de vraag of een
verzekerde behoefte heeft aan een bepaalde vorm van zorg of een bepaalde
andere dienst slechts wordt beoordeeld op basis van zorginhoudelijke criteria. Hiermee wordt bedoeld dat vanuit medisch (en bijv. niet
vanuit sociaal) perspectief wordt gekeken naar de bovengenoemde individuele
risico’s. Uitkomst hiervan kan zijn dat er een medische indicatie is tot
behandeling.
Vervolgens heeft een cliënt op grond van artikel 2.1, derde lid, van het
Besluit zorgverzekeringen slechts recht op een vorm van zorg “voor zover
hij daarop naar inhoud en omvang redelijkerwijs is aangewezen”. Of een
cliënt redelijkerwijs is aangewezen op een te verzekeren prestatie is een
individuele (medische) beoordeling. Dit is pas het geval als het
individuele risico dat hij loopt op een ziekte, aandoening of beperking
hoger is dan het risico binnen de populatie in het algemeen. Er is dan
sprake van een medische indicatie. De Zorgverzekeringswet betreft immers
een individuele schadeverzekering.
Concluderend betekent bovenstaande dat er een medische aanleiding
(indicatie) nodig is om de behandeling kunstmatige inseminatie met
donorzaad vergoed te kunnen krijgen vanuit het verzekerde pakket.
Aanpassing van deze artikelen van de Zorgverzekeringswet en de
onderliggende wet- en regelgeving vereist daarmee een fundamentele
wijziging van het stelsel van ziektekostenverzekeringen, omdat deze
wijziging het medisch indicatievereiste zou verbreden.