Antwoord op vragen van het lid Van Gerven over het niet vergoeden van een uitname van siliconenprotheses op basis van siliconenincompatibiliteit door zorgverzekeraar Zilveren Kruis Achmea

Geachte voorzitter,

Hierbij zend ik u de antwoorden op de vragen van het Kamerlid Van Gerven (SP) over het niet vergoeden van een uitname van siliconenprotheses op basis van siliconenincompatibiliteit door zorgverzekeraar Zilveren Kruis Achmea (2019Z00254).

Hoogachtend,

de minister voor Medische Zorg

en Sport,

Bruno Bruins


Antwoorden op Kamervragen van het Kamerlid Van Gerven (SP) over het niet vergoeden van een uitname van siliconenprotheses op basis van siliconenincompatibiliteit door zorgverzekeraar Zilveren Kruis Achmea.

(2019Z00254)

Vraag 1

Wat is uw oordeel over de afwijzing van Zilveren Kruis om de uitname van siliconenprothese bij mevrouw R. te vergoeden ondanks het gegeven dat de behandelend specialist dit geïndiceerd acht? [i]

Antwoord vraag 1

Zorginstituut Nederland heeft in zijn standpunt van 31 mei 2018 uitgesproken in welke situaties sprake is van een medische noodzaak voor het verwijderen (explantatie) van een borstimplantaat en deze explantatie tot het basispakket van de Zorgverzekeringswet behoort. Het Zorginstituut geeft in zijn standpunt aan dat in geval van aanhoudende systemische klachten, sprake is van een medische noodzaak voor het verwijderen van het siliconen borstimplantaat. Hierbij gelden wel voorwaarden, namelijk dat is gebleken dat patiënten niet positief reageren op andere behandelingen gericht op het verminderen van de systemische klachten. Explantatie van de borstprothese moet gezien worden als een laatste middel (‘last resort’). Dit betekent dat het gaat om anderszins uitbehandelde patiënten die voorafgaand aan de explantatie onder behandeling zijn geweest voor hun systemische klachten door een medisch specialist, zoals een internist of klinisch immunoloog. Verder moeten de klachten aantoonbaar fysiek en/of sociaal disfunctioneren veroorzaken.

Uit de informatie die ik van Zilveren Kruis heb verkregen over de beslissing om de explantatie van de siliconen borstprothesen bij mevrouw R. niet uit de basisverzekering te vergoeden, is het volgende gebleken.

In juni 2017 is een eerste aanvraag voor vergoeding van de verwijdering van borstprothese afgewezen. Redenen voor die afwijzing waren onder meer:

- er was geen sprake van een lekkage van een siliconen borstprothese;

- er waren geen aanwijzingen voor een systemische auto-immuniteit;

- er waren al klachten vanaf het moment van behandeling met chemotherapie na borstkanker, vanaf 2007; en

- reconstructie en het plaatsen van de prothese hebben pas in 2010 plaatsgevonden.

In september 2018 is een nieuwe aanvraag bij de zorgverzekeraar ingediend. Omdat deze aanvraag te weinig gegevens bevatte heeft Zilveren Kruis aanvullende vragen gesteld. Zo is expliciet gevraagd welke andere behandelingen tot dan toe hebben plaatsgevonden om de klachten weg te nemen. Aangezien -ondanks de expliciete vraag van haar zorgverzekeraar daarnaar- door of namens verzekerde geen informatie is verstrekt over voorliggende behandelingen die geen effect hebben gehad, is er geen sprake van explantatie van borstprothese als laatste behandelmogelijkheid of als laatste middel. Hiermee is niet voldaan aan de voorwaarden voor medische noodzaak in het hiervoor genoemde standpunt van het Zorginstituut over het verwijderen van siliconen borstimplantaten bij aanhoudende systemische klachten.

Indien mevrouw R. het niet eens is met de beslissing van haar zorgverzekeraar, zou zij zich kunnen wenden tot de Stichting Klachten en Geschillen Zorgverzekeringen (SKGZ). De SKGZ is de aangewezen instantie die bemiddelt dan wel een uitspraak doet bij klachten en geschillen tussen verzekerden en zorgverzekeraars over de vergoeding van zorg.

Vraag 2

Dient de verwijdering toch niet voor vergoeding in aanmerking te komen gezien het standpunt van het Zorginstituut Nederland dat patiënten met systemische klachten door de siliconenprothese recht hebben op een dergelijke vergoeding?[ii] Zo ja, wilt u dan uw conclusie delen met alle zorgverzekeraars, zodat alle vrouwen die in eenzelfde positie verkeren als mevrouw R. eenzelfde recht daaraan kunnen ontlenen?

Antwoord vraag 2

Neen. Zoals uit het antwoord op vraag 1 blijkt is in de situatie van mevrouw R. niet voldaan aan de voorwaarden voor een medisch noodzaak die het Zorginstituut in zijn standpunt heeft opgenomen. Daarom is vergoeding uit de basisverzekering niet mogelijk.



[i] Casus onderhands meegezonden.

Indiener(s)