Antwoord op vragen van het lid Van Nispen over het pas na een artikel-12 procedure verstrekken van een kopie van het onderzoeksdossier aan nabestaanden

In antwoord op uw brief van 3 december 2018 deel ik u (mede namens de minister van Justitie en Veiligheid) mee, dat de schriftelijke vragen van het lid Van Nispen (SP) over verstrekken van een kopie van het onderzoeksdossier aan nabestaanden na een artikel-12 procedure, worden beantwoord zoals aangegeven in de bijlage van deze brief.

De Minister voor Rechtsbescherming,

Sander Dekker



Antwoorden op vragen van het lid Van Nispen (SP) aan de minister voor Rechtsbescherming over het pas na een artikel-12 procedure verstrekken van een kopie van het onderzoeksdossier aan nabestaanden ( nr. 2018Z22779)

Vraag 1

Wat vindt u er van dat nabestaanden pas na het starten van een artikel 12 Sv-procedure (klacht over het niet vervolgen) eindelijk toegang tot het onderzoeksdossier over de dood van hun dierbare kunnen afdwingen? 1) 2)

Antwoord vraag 1

Er zijn drie grondslagen waarop nabestaanden kennis kunnen nemen van een onderzoeksdossier.
Bij de eerste categorie is sprake van een lopend strafproces. Daarin kunnen nabestaanden op grond van artikel 51b Wetboek van Strafvordering kennis nemen (inzage en/of verstrekking) van relevante processtukken. Zij kunnen daartoe een verzoek indienen bij een officier van justitie. Als de officier van justitie het verzoek wil weigeren, dan heeft hij daartoe een schriftelijke machtiging van een rechter-commissaris nodig, die de afwijzingsgronden van het verzoek toetst.
De tweede categorie betreft zaken waarin er geen strafproces is. Deze categorie nabestaanden valt daarmee niet onder de voormelde wettelijke regeling. Naar aanleiding van een motie van het lid Van Nispen heeft het Openbaar Ministerie (OM) per 1 juli 2018 de OM-Aanwijzingen slachtofferzorg en Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens gewijzigd. Sindsdien wordt er in dergelijke situaties ruimhartig omgegaan met verzoeken van nabestaanden tot inzage in dossiers. Als het gaat om het verstrekken van dossiers gaat de officier van justitie terughoudender om met verzoeken, gelet op de bescherming van de persoonsgegevens van derden (zoals getuigen of gewezen verdachten) die in onderzoeksdossiers staan. Dat is overeenkomstig de motie, waarin het belang van de privacy bescherming van derden staat vermeld.
De derde categorie ziet op een artikel 12 klachtprocedure van het Wetboek van Strafvordering. Die procedure ziet op de beslissing van het OM om niet te vervolgen. Als een nabestaande een dergelijke klachtprocedure start, kan klager een verzoek doen om het onderzoeksdossier te ontvangen. Het Hof beslist of het dossier of een deel daarvan wordt verstrekt. Als het Hof hiertoe besluit, ontvangt de advocaat het procesdossier. Die verstrekking heeft als doel om de artikel 12 klachtprocedure te kunnen voorbereiden. De algemene werkwijze daarbij is dat de stukken alleen aan de advocaat van de klager worden verstrekt. De advocaat mag deze stukken niet met zijn cliënt of met anderen delen.

Het is dus niet nodig dat nabestaanden een artikel 12 klachtprocedure starten om toegang tot het onderzoeksdossier af te dwingen. De verschillende regimes kennen vanuit hun aard wel elk een eigen (toetsings)kader waar het gaat om inzage of het verstrekken van stukken.

Vraag 2

Deelt u de mening dat hiermee onvoldoende recht wordt gedaan aan de Kamerbreed gesteunde motie Van Nispen waarin de regering wordt verzocht de mogelijkheden voor nabestaanden om het onderzoeksdossier te laten onderzoeken uit te breiden met inachtneming van de privacy? 3)

Antwoord vraag 2

De motie van het lid Van Nispen heeft geleid tot de voormelde aanpassing van de OM-Aanwijzingen. Het OM heeft mij geïnformeerd dat zij het afgelopen half jaar heeft ingezet op het toepassen van de nieuwe Aanwijzingen. Daarmee wordt recht gedaan aan de motie binnen de bestaande wettelijke kaders, waaronder die ten aanzien van privacy. Mogelijk kunnen delen uit het dossier ruimer verstrekt worden, als hier geen persoonsgevoelige informatie in staat of die informatie eenvoudig verwijderd kan worden. Het OM heeft mij geïnformeerd dit nu al te doen waar het gaat om stukken waarin geen persoonsgevoelige gegevens staan. Ik heb eerder toegezegd de toepassing van de Aanwijzingen te monitoren. In mijn gesprekken met het OM hierover zal ik verkennen hoe de balans is en zou moeten zijn tussen het meewegen van de belangen van getuigen en (gewezen) verdachten die in dossiers worden genoemd en die van nabestaanden.

Ik merk daarbij op dat het verlenen van inzage of verstrekking op basis van de voormelde Aanwijzingen, noch verstrekking op basis van artikel 12 Sv tot doel hebben om op het dossier nader onderzoek (door derden) te laten verrichten.

Vraag 3

Waarom krijgen nabestaanden pas een kopie van het dossier nadat ze een tijdrovende procedure (artikel 12 Wetboek van Strafvordering) zijn gestart, met een onnodige belasting van het rechtssysteem tot gevolg en onnodig vertraging en lijden van de nabestaanden?

Antwoord vraag 3

Ik verwijs hiervoor de antwoorden op vraag 1 en 2.

Vraag 4

Bent u bereid hierover met het Openbaar Ministerie in gesprek te gaan? Zo niet, waarom niet?

Antwoord vraag 4

Ja.

1) https://www.hartvannederland.nl/nieuws/2018/ouders-omgekomen-youri-bicker-krijgen-onderzoeksdossier-toch-in-handen/

2) https://www.hartvannederland.nl/aanbevolen/2018/familie-overleden-jessica-van-room-krijgt-na-jaren-inzage-in-politiedossier/

3) https://www.parlementairemonitor.nl/9353000/1/j9vvij5epmj1ey0/vk9nptdfdiwa en https://zoek.officielebekendmakingen.nl/h-tk-20172018-61-7.html

Indiener(s)