Hierbij ontvangt u de antwoorden op de vragen van de leden Kuiken en Asscher (beiden PvdA) over de aanpak van nepnieuws (ingezonden op 3 december met kenmerk 2018Z22780) en over het met nepnieuws beïnvloeden van verkiezingen (ingezonden op 7 december 2018 met kenmerk 2018Z23259) . Tevens ontvangt u hierbij, mede namens de minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media, de antwoorden op de vragen van de leden Kwint (SP) en Aartsen (VVD) over het bericht ‘Geen Nederlandse media meer op Europese nepnieuwslijst’ (ingezonden op 6 december 2018 met kenmerk 2018Z23171).
De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
drs. K.H. Ollongren
2018Z23259
Vragen van de leden Kuiken en Asscher (beiden PvdA) aan de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over het met nepnieuws beïnvloeden van verkiezingen (ingezonden 7 december 2018).
Vraag 1
Kent u het bericht ‘Brussel wapent zich tegen nepnieuws’? [1] en het bericht
‘Ex-cameraman Cees (46) runde een nepnieuwsfabriek met een
miljoenenpubliek’[2]?
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Deelt u de zorgen van de Europese Commissie dat techbedrijven gebruikt
worden om met nepnieuws verkiezingen te beïnvloeden? Zo ja, waarom? Zo nee,
waarom niet?
Antwoord 2
De zorgen deel ik. Zoals ik heb geschreven in mijn brief van 13 december 2018 is de dreiging reëel[3].
Vraag 3
Deelt u de mening dat het beïnvloeden van verkiezingen via sociale media
zich ook op Nederlandse kiezers kan richten? Zo ja, over welke signalen,
dat dit het geval is of kan worden, beschikt u en wat gaat u daar concreet
tegen doen? Zo nee, waarom zou dit probleem aan Nederland voorbij gaan?
Antwoord 3
Ja, ik deel die mening. Op dit moment heb ik geen concrete signalen.
Vraag 4
Wat is het 'snelle-waarschuwingssysteem' dat in maart operationeel moet
zijn om beïnvloeding van Europese verkiezingen tegen te gaan? Hoe werkt
het? Wie is er verantwoordelijk voor?
Antwoord 4
Dit is een systeem om informatie over desinformatiecampagnes uit te wisselen tussen Europese instellingen en EU lidstaten, die hier gezamenlijk verantwoordelijk voor zijn.
Vraag 5
Wat zijn de “samenwerkingsverbanden tussen internetplatforms,
universiteiten en nieuwsorganisaties als het gaat om factchecken” waar u
voorstander van bent? Hoe werken die in de praktijk? Wat betekenen die op
dit moment voor het daadwerkelijk bestrijden van nepnieuws?
Antwoord 5
Op 25 april 2018 heeft uw Kamer overzicht ontvangen van activiteiten gericht op het tegen gaan van desinformatie. [4] Zoals ik heb geschreven in mijn brief van 13 december 2018 [5] is het inhoudelijk adresseren van desinformatie als zodanig primair geen taak van overheden of EU-instellingen, maar vooral van journalistiek en wetenschap, al dan niet in samenwerking met techbedrijven. Het kabinet onderkent het belang van deze spelers in of bij de nieuwsvoorziening.
Vraag 6
Deelt u de mening dat uit het bericht over een ex-cameraman, die jarenlang
ongestoord op Facebook nepnieuws kon plaatsen, opnieuw aantoont dat
Facebook niet in staat is gebleken om structureel nepnieuws te verwijderen?
Zo nee, waarom deelt u die mening niet?
Vraag 7
Deelt u de mening dat, gezien het feit dat eerdere beloften van
bijvoorbeeld Facebook om beter tegen nepnieuws op te treden op zijn minst
niet het beoogde effect hebben gehad, het maken van vrijblijvende afspraken
met social media bedrijven geen zin heeft? Zo ja, waarom en welke
conclusies verbindt u hieraan? Zo nee, waarom niet?
Vraag 8
Deelt u de mening dat, als zelfregulering van de branche ook op termijn
niet blijkt te werken, er dan regels met afdwingbare afspraken, handhaving
en eventueel sancties moeten worden opgesteld over hoe social media
bedrijven gedwongen kunnen worden effectiever tegen nepnieuws op te treden?
Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet?
Antwoorden 6, 7, 8.
Facebook heeft mij laten weten dat de transparantie-tools (‘info en advertenties’) inzicht geven in de achtergrond van pagina’s. Zo konden journalisten via de pagina-informatie achterhalen onder welke namen een pagina actief was geweest. Als een externe fact checker iets als nepnieuws heeft beoordeeld dan zegt Facebook toe om de volgende acties te ondernemen: het down-ranken (80% lager in tijdslijnen), het ontnemen van monetiseringsmogelijkheden aan de pagina-eigenaar en een waaier van gerelateerde artikelen onder het bericht. Facebook erkent dat de maatregelen om desinformatie tegen te gaan geen honderd procent zekerheid bieden. Facebook meldt dat berichten worden verwijderd die zijn bedoeld voor het aanzetten tot geweld of daartoe kunnen leiden en de algemene veiligheid in gevaar brengen.
Facebook ondertekende de Code of Practice on disinformation. Het kabinet is positief over de afspraken die zijn gemaakt in deze gedragscode en spreekt de bedrijven aan op de uitvoering hiervan. De uitvoering van de gedragscode zal door de Europese Commissie worden gemonitord. In het actieplan dat de Commissie 5 december 2018 presenteerde is hierover meer opgenomen. Zo dienen de ondertekenaars regelmatig te rapporteren over de implementatie van hun toezeggingen. Het kabinet zal de uitvoering van de gedragscode kritisch volgen.
Vooralsnog heb ik er vertrouwen in dat bedrijven blijvend hun best doen om de verspreiding van desinformatie via hun platforms aan te pakken en aan de slag gaan met de implementatie van de Code of Practice. De rapportages aan de Europese Commissie zullen moeten uitwijzen of dat vertrouwen gerechtvaardigd is. De Europese Commissie heeft in het actieplan aangekondigd dat zij de eerste rapportage in januari 2019 zal publiceren.