Antwoord op vragen van de leden Koerhuis en Laan-Geselschap over het bericht ‘Bouwen in het groen? Wel doen’

Hierbij bied ik u de antwoorden aan op de schriftelijke vragen die zijn gesteld door de leden Koerhuis en Laan-Geselschap (beiden VVD) aan de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijkrelaties over het bericht “Bouwen in het groen? Wel doen” (ingezonden 13 december 2018 met kenmerk 2018Z23710).

De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,





drs. K.H. Ollongren


2018Z23710

Vragen van het leden Koerhuis en Laan-Geselschap (beiden VVD) aan de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over het bericht ‘Bouwen in het groen? Wel doen’ (ingezonden 13 december 2018).

Vraag 1

Kent u het artikel ‘Bouwen in het groen? Niet doen’? 1)

Antwoord 1

Ja.

Vraag 2

Bent u er vooraf van in kennis gesteld dat de rijksbouwmeester in de media een dergelijk standpunt zou innemen aangaande het woningbouwbeleid? Zo nee, waarom niet?

Antwoord 2

Ik zie de uitspraken van de Rijksbouwmeester – als lid van het College van Rijksadviseurs – niet op zichzelf maar in de context van de studie Panorama Nederland. Vooraf heb ik kennis kunnen nemen van de inhoud van deze publicatie. Ik acht de strekking van deze studie een waardevolle bijdrage aan het publieke debat rond de toekomstige inrichting van Nederland. Het College van Rijksadviseurs geeft hierin een aanzet voor een uitdagend toekomstperspectief en verbeeldt uiteenlopende kansen om actuele opgaven innovatief, samenhangend en duurzaam op te pakken.

Vraag 3 en 4

Hoe ziet u het publiek innemen van een dergelijk standpunt aangaande het woningbouwbeleid door een ambtenaar in het licht van uw ministeriële verantwoordelijkheid? In hoeverre hebben de uitspraken van de rijksbouwmeester invloed op de uit te voeren (woning-)bouwplannen?

Antwoord 3 en 4

De adviezen van het College van Rijksadviseurs c.q. de Rijksbouwmeester hebben geen bindend karakter en hebben als doel het denken vanuit een ruimtelijke, dus integrale, invalshoek te bevorderen. Publicatie van de adviezen, als mede de publieke optredens waarin de adviezen een nadere toelichting krijgen, acht ik van belang. Ik waardeer daarbij de adviezen van de Rijksbouwmeester aan de Rijksoverheid die, gebaseerd op een lange traditie en vanuit een specifieke expertise, bijdragen aan het nationale beleid. De uitspraken van de Rijksbouwmeester, individueel of als lid van het College van Rijksadviseurs, hebben geen directe invloed op de uit te voeren woningbouwplannen. Deze adviezen betrekt het Rijk bij visievorming en strategische keuzes.

Vraag 5

Bent u van mening dat de noodzakelijke stijging van de bouwproductie naar 75.000 woningen per jaar, zoals beschreven in uw brief van 16november2018, de hoogste prioriteit heeft? Zo ja, bent u nog steeds van mening dat bestuurders nu nog vooral binnen de stadsgrenzen bouwen, maar dat ‘het allebei moet: én binnenstedelijk én in het groen’, zoals u heeft gezegd in het artikel ‘Bouw woningen in het groen’? 2)

Antwoord 5

Het versnellen van de woningbouw heeft voor mij de hoogste prioriteit. Zoals ik reeds heb aangegeven in mijn Kamerbrief “meer prioriteit voor woningbouw” d.d. 13 maart j.l. naar aanleiding van het artikel “Bouwen in het groen”, vind ik het uiteraard belangrijk dat regio’s bij de keuze voor nieuwe woningbouwlocaties zorgvuldig omgaan met de beschikbare ruimte. Daarom vind ik het belangrijk dat zij in eerste instantie de kansen binnen bestaand bebouwd gebied optimaal benutten. Vanuit verschillende opgaven bezien heeft die inzet de voorkeur. Tegelijkertijd moeten we realistisch zijn dat in enkele regio’s het nu al duidelijk is dat niet alles binnenstedelijk op te lossen zal zijn. We moeten daarom tijdig anticiperen op risico’s, zoals uitval of vertraging van bestaande plannen, die kunnen leiden tot een te beperkte capaciteit in bestaand bebouwd gebied. In de woondeals met de meest gespannen regio’s beoog ik daarom afspraken te maken over de benodigde plancapaciteit die aansluit bij de behoefte, en het monitoren van planvoorraad binnen deze regio’s. We zullen per regio en per locatie moeten bezien wat wenselijk en realistisch is om de verschillende doelstellingen te bereiken.

Vraag 6

Hoe ziet u de noodzaak voor een ‘leidende visie’ vanuit het Rijk, zoals bepleit door de rijksbouwmeester, in het licht van de decentralisatie van het woonbeleid?

Antwoord 6

De Rijksbouwmeester doelt hier op de Nationale Omgevingsvisie (NOVI). Deze visie moet inspirerend, verbindend, richtinggevend en agenderend zijn om tot een samenhangende aanpak te komen van urgente en complexe strategische opgaven. Veel van deze opgaven vereisen een gezamenlijke – nationale, regionale of intergemeentelijke - aanpak, zonder de verantwoordelijkheidsverdeling uit het oog te verliezen. De rol van het Rijk kan daarmee per opgave, gebied of fase verschillend zijn. De Nationale Omgevingsvisie schetst daarvoor de richting en aanpak.

1) Het Financieel Dagblad, 7-12-2018, ‘Bouwen in het groen? Niet doen’

2) De Telegraaf, 30-01-2018, ‘Bouw

Indiener(s)