Antwoord op vragen van de leden Van den Hul en Kuiken over de training van politieagenten op het gebied van geweld tegen vrouwen

In antwoord op uw brief van 21 december 2018 deel ik u mee dat de schriftelijke vragen van de leden Van den Hul en Kuiken (beiden PvdA) aan de minister van Justitie en Veiligheid over de training van politieagenten op het gebied van geweld tegen vrouwen zoals aangegeven in de bijlage bij deze brief.

De Minister van Justitie en Veiligheid,

Ferd Grapperhaus


Antwoorden van de minister van Justitie en Veiligheid op de vragen van de leden Van den Hul en Kuiken (beiden PvdA) over de training van politieagenten op het gebied van geweld tegen vrouwen. (ingezonden 21 december 2018, nr. 2018Z24669)

Vraag 1

Heeft u kennisgenomen van de uitzending van Nieuwsuur van 20 december 2018?

Antwoord vraag 1

Ja.

Vraag 2

Bent u bekend met het aandeel geweldsdelicten in huiselijke kring? Zo ja, kunt u aangeven wat het aandeel is?

Antwoord vraag 2

De politie registreerde in 2017 84.000 incidenten van huiselijk geweld. In werkelijkheid ligt het aantal gevallen van huiselijk geweld hoger. Betrokkenen melden lang niet alle gevallen van huiselijk geweld uit schaamte, angst, schuldgevoel en de afhankelijke positie waarin mensen zich bevinden.

In de gevallen van moord en doodslag met vrouwelijke slachtoffers zijn (ex-) partners de grootste groep daders. Van de 46 gevallen waarbij in 2017 een vrouw om het leven werd gebracht, was de verdachte of dader in 39 % van de gevallen (18 van de 46 gevallen) de partner of ex-partner van het slachtoffer. In 2016 betrof dit 62 % van de gevallen (21 van de 34 gevallen).[1]

Uit de Veiligheidsmonitor 2017 van het CBS blijkt dat in de gerapporteerde gevallen waarin vrouwen in 2017 slachtoffer waren van een geweldsdelict, de dader in bijna 15 % van deze gevallen de partner, de ex-partner of een familielid is.[2] Dit percentage is een onderschatting, omdat andere categorieën daders die volgens de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 onderdeel uitmaken van de ‘huiselijke kring’ hierin niet per se zijn meegeteld (bijvoorbeeld huisgenoten of mantelzorgers).

Vraag 3

Is de training van politieagenten op dit gebied volgens u voldoende of ziet u mogelijkheden voor intensivering?

Antwoord vraag 3

De Politieacademie heeft een Basisopleiding huiselijk geweld ontwikkeld, speciaal voor taakaccenthouders op dit gebied. Naast de juridische aspecten is er in de opleiding expliciet aandacht voor interactie met zowel daders als slachtoffers en de cirkel van geweld bij daders.

Op de Politieacademie wordt een aantal opleidingen Huiselijk Geweld aangeboden:

- basistraining huiselijk geweld voor uitvoerenden

- basisopleiding huiselijk geweld voor taakaccenthouders.

- daarnaast krijgen recherchepsychologen tijdens hun opleiding kennis over stalking en vindt er nascholing plaats.

Er zijn mogelijkheden voor verbetering van deze opleiding. In 2019 en 2020 zullen deze opleidingen worden geïntensiveerd en geüpdatet.

Vanuit het oogpunt van een lerende organisatie is de politie permanent bezig met deskundigheidsbevordering - samen met de partnerorganisaties OM, reclassering, Raad voor de Kinderbescherming en Veilig Thuis (het Landelijk Netwerk Zorg/Straf Huiselijk Geweld en Kindermishandeling).

De toerusting van alle professionals uit verschillende domeinen voor een goede aanpak van huiselijk geweld en kindermishandeling krijgt in brede zin aandacht in het programma Geweld hoort nergens thuis. Hierbij richten zorg- en hulpverlening, politie en/of justitiepartners zich op alle betrokken leden van het huishouden.

Vraag 4

Bent u tevreden met de huidige aanpak van stalking door ex-partners? Zo nee, welke verbetermogelijkheden ziet u?

Vraag 7

Gaat u, mede naar aanleiding van de uitspraken van de burgemeester van Rotterdam, op korte termijn ‘nieuwe wegen’ proberen te vinden om het geweld tegen vrouwen in te dammen?

Antwoord vragen 4 en 7

Ik constateer met de burgemeester van Rotterdam dat de aanpak van (ex-) partnerstalking en -geweld de komende jaren verdere en blijvende aandacht vereist. Tegelijkertijd stel ik ook vast dat er de afgelopen periode reeds stevig is ingezet om het geweld tegen vrouwen aan te pakken.

In 2018 is het programma Geweld hoort nergens thuis gestart, in opdracht van de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, de minister voor Rechtsbescherming en de VNG. [3] In dit programma is nadrukkelijk aandacht voor de aanpak van plegers. In dit kader worden op basis van onderzoek de nodige stappen gezet om de opsporing van huiselijk geweld te verbeteren. De organisaties in het voornoemde Landelijk Netwerk Zorg/Straf werken momenteel samen aan intensivering van de aanpak van huiselijk geweld en kindermishandeling.

Daarnaast is de aanpak van huiselijk geweld een van de onderwerpen op de Veiligheidsagenda voor de periode 2019-2022. De Veiligheidsagenda beschrijft de prioriteiten en landelijke beleidsdoelstellingen van de politie en wordt vastgesteld door de minister van Justitie en Veiligheid in samenspraak met het College van procureurs-generaal en de regioburgemeesters. Naast de onderwerpen waarvoor concrete beleidsdoelstellingen zijn geformuleerd, wordt een aantal onderwerpen benoemd waarover in een ander kader al afspraken zijn gemaakt en waar de politie een partner is in de aanpak. De bestrijding van huiselijk geweld en kindermishandeling is een van deze laatstgenoemde onderwerpen. De regio’s en lokale driehoeken geven hier zelf nader invulling aan.

Vraag 5

Kunt u aangeven hoeveel vrouwen in 2017 door hun ex-partner zijn gestalkt of op een andere manier lastiggevallen dan wel bedreigd? Heeft u een volledig beeld van het aantal vrouwen dat lastiggevallen wordt door de ex-partner?

Vraag 6

Bent u geschrokken van de cijfers over de afgelopen jaren van vrouwen die om het leven zijn gebracht door de ex-partner? Zijn deze cijfers algemeen bekend binnen de politie?

Antwoord vraag 5 en 6

Elk slachtoffer is er een te veel en alleen daarom al zijn deze cijfers, zoals vermeld in het antwoord op vraag 2, schokkend.

Het thema is diffuus en een incident is vaak een momentopname. De relatie tussen dader en slachtoffer kan veranderen in de tijd tussen verschillende incidenten. Zo kan een persoon in het ene incident partner zijn en in een later incident ex-partner. Daarnaast kent stalking een veelheid aan verschijningsvormen zoals bedreiging, vernieling, lastigvallen, ongewenste communicatie via telefoon of social media, etc.. Dit maakt dat de registraties van de politie over het lastigvallen door (ex-)partners niet altijd eenduidig zijn en het niet mogelijk is om betrouwbare cijfers op dit fenomeen te verstrekken. Om bewustwording op het gebied van stalking bij de politie te vergroten, wordt in opleidingen zoals bij antwoord 3 genoemd expliciet aandacht gegeven aan het herkennen ervan in verschillende situaties. Ook doet de Inspectie JenV onderzoek naar hoe de politie en OM slachtsoffers van zedenzaken bejegenen.

De inzet van de politie en het OM is gericht op het stoppen van het geweld en het beschermen van het slachtoffer. Een gezamenlijke aanpak met partners zoals Veilig Thuis, het Openbaar Ministerie en de Reclassering is hierbij essentieel.

De aangescherpte aanpak in ex-partnerstalkingzaken draagt bij aan eerdere herkenning van stalkingzaken, vroegtijdige risico-inventarisatie, meer regie op de zaak en vroegtijdige interventie. Door de samenwerking met partners als Veilig Thuis en het Openbaar Ministerie kunnen interventies op het gebied van zorg-, bestuursrecht en/of strafrecht worden ingezet en wordt per casus bekeken welke (combinatie van) interventies het meest effectief is, voor alle betrokkenen.

Zo worden zowel slachtoffer- als daderinterventies genomen. Sommige hiervan kunnen en worden al ingezet voordat sprake is van strafbare feiten; bv. een adviesgesprek met een slachtoffer en een stop-gesprek met de verdachte. De inzet van de politie is om zo vroeg mogelijk te interveniëren om het stalken zo snel mogelijk te stoppen.



[3] Kamerstukken II 2017-18, 28345, nr. 185.

Indiener(s)