Antwoord op vragen van de leden Voordewind en Groothuizen over overlast en geweld door bepaalde groepen asielzoekers in asielzoekerscentra

Hierbij bied ik u de antwoorden aan op de schriftelijke vragen die zijn gesteld door de leden Voordewind (ChristenUnie) en Groothuizen (D66) over overlast en geweld door bepaalde groepen asielzoekers in asielzoekerscentra.

Deze vragen werden ingezonden op 13 november 20128 met kenmerk 2018Z20906.

De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,

Mark Harbers


Antwoorden Vragen van de leden Voordewind (ChristenUnie) en Groothuizen (D66) aan de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid over overlast en geweld door bepaalde groepen asielzoekers in asielzoekerscentra (ingezonden 13 november 2018, nr. 2018Z20906)

Vraag 1

Kent u het bericht dat er na de zomer een groep van vijftig voornamelijk alleenstaande jongemannen uit Marokko en Algerije tegelijkertijd in Asielzoekerscentrum (azc) Beverwaard zijn geplaatst? 1) Klopt dit bericht?

Antwoord vraag 1

Ja

Vraag 2

Klopt het dat het aantal incidenten waar de politie bij is ingeschakeld sindsdien zeer is toegenomen?

Antwoord vraag 2

Zoals ik heb aangegeven in mijn brief van 15 november jl. heb ik in de afgelopen periode vanuit verschillende gemeenten signalen ontvangen over overlast door asielzoekers. [1] Daarbij kreeg ik ook signalen dat dit op verschillende plaatsen inderdaad heeft geleid tot een toename van incidenten waar de politie voor moest worden ingeschakeld.

Vraag 3

Is het bij het Centraal orgaan voor asielzoekers (COA) bekend dat deze specifieke groepen asielzoekers vaker overlast geven?

Vraag 4

Waarom heeft het COA besloten een dergelijke groep in een azc te plaatsen waar veel gezinnen met kinderen verblijven? Vindt u dit een verstandig besluit?

Vraag 5

Wordt voorafgaande aan zo’n beslissing dit risico niet afgewogen?

Antwoord vragen 3, 4 en 5

Zoals ik eerder aan uw Kamer heb geschreven wijst de praktijk uit dat de groep asielzoekers die overlast veroorzaakt, vaak afkomstig is uit een veilig land van herkomst.[2] Dit is uiteraard ook bekend bij het COA. Dit doet echter niet af aan het feit dat het COA de taak heeft om opvang te bieden aan hen die daar recht op hebben, waaronder ook asielzoekers die afkomstig zijn uit een veilig land van herkomst. Het COA hanteert bij plaatsing het uitgangspunt van spreiding van groepen en zet daarnaast, samen met betrokken partijen, in op adequate inzet van beschikbare maatregelen om de beheersbaarheid en veiligheid op locaties te borgen. Het is hierbij relevant dat de betrokken partijen uit de lokale driehoek en de lokale structuren vanuit de migratieketen (Lokaal Terugkeer Overleg) gezamenlijk in beeld hebben wie de overlast veroorzaken, en er relevante informatie tussen de ketenpartners wordt gedeeld, zodat er dossieropbouw plaatsvindt en gerichte maatregelen kunnen worden getroffen.

Vraag 6

Klopt het, dat de beveiligers in het centrum niet durven in te grijpen bij ruzies uit angst dat aangifte tegen hen wordt gedaan?

Antwoord vraag 6

Ik heb van het COA geen signalen ontvangen waaruit blijkt dat deze afspraak niet nagekomen wordt. Indien daarbij geweld of ander ontoelaatbaar gedrag tegen personeel plaatsvindt, is de afspraak dat de politie wordt ingeschakeld en er aangifte wordt gedaan. Ik heb van het COA geen signalen ontvangen waaruit blijkt dat deze afspraak niet nagekomen wordt.

Vraag 7

Onder welke voorwaarden kan een persoon naar het speciale azc voor overlastgevende asielzoekers worden gestuurd? Gebeurt dit ook in alle gevallen?

Antwoord vraag 7

Ik verwijs hiervoor naar eerdere brieven aan uw Kamer waarin uitgebreid is ingegaan op de voorwaarden die gelden voor een plaatsing op de extra begeleiding- en toezichtlocatie. [3]

Vraag 8

Wat is de gemiddelde periode dat asielzoekers uit veilige landen in procedure zijn? Welke maatregelen neemt u teneinde deze te bekorten?

Antwoord vraag 8

Sinds de invoering van het sporenbeleid worden asielaanvragen van asielzoekers afkomstig uit een veilig land van herkomst versneld en met voorrang door de IND behandeld. Voor de actuele doorlooptijden en maatregelen om de doorlooptijden te verkorten verwijs ik naar antwoorden op recente Kamervragen.[4]

Vraag 9

Is het feit dat de Extra Begeleidings- Toezichtslocatie (EBTL) bestaat, eigenlijk bekend bij COA-personeel, gezien uw oproep dat “iedereen moet weten dat dit bestaat”? 2)

Antwoord vraag 9

Ja. Vanaf de opening van de ebtl’s is er binnen het COA veel aandacht besteed aan voorlichting over de extra begeleidings- en toezichtlocatie en de mogelijkheid tot overplaatsing naar deze modaliteit.

Vraag 10

Is er voldoende capaciteit in dit speciale azc? Klopt het dat er maar weinig gebruik van gemaakt wordt? 3) Zo ja, hoe komt dat?

Antwoord vraag 10

In totaal zijn er 100 plaatsen beschikbaar in de ebtl’s. Op dit moment is dat voldoende. Ik verwijs voorts naar mijn brief van 15 november jl. [5]

Vraag 11

Wordt er volgens u voldoende gebruik gemaakt van alle wettelijke mogelijkheden die er zijn?

Antwoord vraag 11

Voor een effectieve inzet van de maatregelen die voorhanden zijn om overlastgevende asielzoekers aan te pakken is het belangrijk om te realiseren dat de mate waarin overlast voorkomt fluctueert, en de aard en achtergrond van de overlast verschilt. Dit vraagt dan ook om een intensieve lokaal gecoördineerde casusgerichte aanpak waarbij de betrokken partijen gezamenlijk bezien welke maatregelen moeten worden ingezet – op zowel strafrechtelijk, bestuursrechtelijk als vreemdelingrechtelijk terrein - om de overlastgevers adequaat aan te pakken.

De afgelopen periode is duidelijk geworden dat deze aanpak op een aantal locaties zichtbaar positieve effecten meebrengt, maar dat tegelijkertijd op andere locaties de overlast blijft of zelfs toeneemt. Daarom is het belangrijk om in geval van lokale problematiek te bezien of de maatregelen die beschikbaar zijn optimaal worden ingezet of dat extra inzet geboden is. Om hier gezamenlijk invulling aan te geven wordt in geval van lokale signalen van overlast vanuit mijn departement en de betrokken diensten verbinding gelegd met de lokaal betrokken partijen.

Vraag 12

Welke problemen worden ervaren bij het uitzetten van asielzoekers uit veilige landen? Welke maatregelen neemt u teneinde de problemen op te lossen?

Antwoord vraag 12

Als een vreemdeling niet langer in Nederland mag blijven is terugkeer aan de orde. De inzet van de migratieketen is erop gericht om in die gevallen vreemdelingen zelfstandig te laten vertrekken. In die situaties waarin de persoon niet bereid is om actief aan terugkeer te werken, kan de overheid overgaan tot gedwongen vertrek. De overheid beschikt daartoe over verschillende bestuursrechtelijke maatregelen, waarvan vreemdelingenbewaring de uiterste maatregel is. Vreemdelingenbewaring kan alleen toegepast worden als wordt voldaan aan strikte criteria waaronder zicht op uitzetting, een onttrekkingsrisico, dat een lichter middel niet volstaat en als kan worden betoogd dat de maatregel niet onredelijk bezwarend is. Zoals bekend bij uw Kamer is in geval van gedwongen vertrek medewerking nodig van het land van herkomst. Er zijn landen die hier onvoldoende aan meewerken. Om gedwongen vertrek naar dergelijke landen te intensiveren is de inzet van het kabinet erop gericht om in bilaterale relaties en op EU-niveau een betere terugkeersamenwerking te realiseren.

1) https://www.telegraaf.nl/nieuws/2775845/maat-vol-na-seksgeweld

2) https://www.telegraaf.nl/nieuws/2771061/harbers-voor-deze-groep-is-het-iedere-dag-oud-en-nieuw

3) https://www.at5.nl/artikelen/185395/aso-azc-kost-177-duizend-euro-per-asielzoeker

Toelichting:

Deze vragen dienen ter aanvulling op eerdere vragen terzake van de leden Van Toorenburg (CDA), ingezonden 9 november 2018, (vraagnummer 2018Z20648), en Jasper van Dijk (SP) (ingezonden 12 november 2018), (vaagnummer 2018Z20757).



[1] Tweede Kamer vergaderjaar 2018-2019 19 637 nr. 2446

[2] Tweede Kamer vergaderjaar 2017-2018 19 637 33 042 nr. 2391

[3] Tweede Kamer vergaderjaar 2016-2017 19637 33 042 nr. 2336 en vergaderjaar 2018-2019 19 637 nr. 2446

[4] Tweede Kamer vergaderjaar 2018-2019 Aanhangsel van de Handelingen nr. 724

[5] Tweede Kamer vergaderjaar 2018-2019 19 637 nr. 2446

Indiener(s)