Bent u van mening dat artikel 2.82 van de Aanbestedingswet bedoeld is om de werkgelegenheid voor mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt te vergroten?
Deelt u de opvatting dat het, vanuit de doelstelling om mensen met een achterstand op de arbeidsmarkt aan het werk te krijgen, voor overheden aantrekkelijk moet zijn om te kiezen voor voorbehouden opdrachten?
Acht u het aannemelijk dat het voor overheden aantrekkelijker wordt om opdrachten weg te zetten binnen het kader van artikel 2.82 van de Aanbestedingswet naarmate meer ondernemingen voldoen aan de eis van 30% «gehandicapte of kansarme werknemers» en daardoor in onderlinge concurrentie kunnen treden?
Erkent u dat bij de banenafspraak een fors deel van de gerealiseerde garantiebanen via detacheringsconstructies wordt ingevuld? Erkent u dat gekozen is voor het materieel werkgeverschap als uitgangspunt, net als bij andere wetgeving (onder andere arbeidsomstandigheden) en jurisprudentie? Vindt u het, vanuit de doelstelling om meer mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt aan een betaalde baan te helpen, logisch en gewenst dat ook gedetacheerde werknemers meetellen bij de bepaling of een onderneming voldoet aan het 30%-vereiste om mee te dingen naar een voorbehouden opdracht?