Uitkeringsfraude

Vragen van het lid Renkema (GroenLinks) aan de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over uitkeringsfraude (ingezonden 29 juni 2018).

Vraag 1

Kent u de artikelen «Harde aanpak uitkeringsfraude werkt fraude juist in de hand»1 en «Uitkeringsgerechtigden willen niet behandeld worden als fraudeurs»?2

Vraag 2

Wat vindt u van de conclusie van het onderzoek van de Rijksuniversiteit Groningen dat de harde aanpak van mensen met een uitkering eerder tot meer dan tot minder fraude leidt?

Vraag 3

Vindt u het ook schadelijk dat de kloof tussen de sociale dienst en uitkeringsgerechtigden toeneemt door deze harde aanpak? Zo nee, waarom niet?

Vraag 4

Vindt u het ook schadelijk dat het benaderen van mensen als potentiële fraudeurs leidt tot een verlies van vertrouwen in de sociale dienst en daarmee ook in de overheid in brede zin? Zo nee, waarom niet?

Vraag 5

Deelt u de mening dat het doel van de Participatiewet is om mensen aan het werk te helpen, en niet om mensen gek te maken (zie ook het eerdere artikel «De doorgeslagen jacht op de bijstandsfraudeur»3 en hun vertrouwen in de overheid te schaden? Zo nee, waarom niet?

Vraag 6

Deelt u de mening dat het daarvoor belangrijk is dat er persoonlijk contact is? Zo nee, waarom niet?

Vraag 7

Bent u voorstander van de door de onderzoekers genoemde «slimme handhaving», waarbij een band met iemand wordt opgebouwd en iemand wordt geholpen met de regels en het vinden van werk? Zo nee, waarom niet?

Vraag 8

Deelt u de frustratie van de handhavers dat de regels slecht aansluiten op de praktijk? Zo nee, waarom niet?

Vraag 9

Wat gaat u doen met de conclusies van dit onderzoek?

Vraag 10

Bent u naar aanleiding van dit onderzoek bereid om kritisch te kijken naar de regels in de Participatiewet die handhavers belemmeren in hun werk? Zo nee, waarom niet?

Indiener(s)