2018Z08678
Vragen van de leden Omtzigt en Geluk-Poortvliet (beiden CDA) aan de
Ministers van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en van Sociale Zaken
en Werkgelegenheid over het feit dat de regering en het ABP toegeven dat de
gang van zaken rondom het vervallen van de ANW-compensatieregeling
ronduit ongelukkig en onvoldoende is geweest maar dat daar verder geen
gevolgen uit getrokken worden (ingezonden 15 mei 2018).
Vraag 1
Herinnert u zich dat u na twee series Kamervragen toegaf dat «de berichtgeving
en de communicatie rondom het vervallen van de ANWcompensatieregeling
ronduit ongelukkig en onvoldoende zijn geweest» en dat
dit ook geldt «voor de rechten op aanvulling op het nabestaandenpensioen,
waarover het ABP pas in februari een bericht op de website heeft
geplaatst»?1
Vraag 2
Realiseert u zich dat u toegaf dat alle pensioenoverzichten bij het ABP
foutieve bedragen aangaven en dat ze er bij het nabestaandenpensioen
duizenden euro’s naast zaten?
Vraag 3
Wie moet ingrijpen indien een pensioenfonds foutieve pensioenoverzichten
verstuurt?
Vraag 4
Welke rechten kan een deelnemer ontlenen aan een pensioenoverzicht?
Vraag 5
Herinnert u zich dat u toegaf dat u het «gezien de gevoerde gesprekken en de
complexiteit van de ABP-pensioenregeling onwaarschijnlijk acht, dat de
sociale partners en de leden van het ABP-bestuur zich destijds bewust waren
van het feit dat de betreffende bepaling weer betekenis kreeg met het
vervallen van de ANW-compensatieregeling»? Gaf u daarmee toe, dat het
ABP-bestuur gewoon niet op de hoogte was van de inhoud van de pensioenregeling
die hij uitvoert en waarvoor 400 mrd. euro gespaard is? (Aanhangsel
Handelingen TK 2017–18, nr. 1796)
Vraag 6
Welke gevolgen heeft het feit dat het ABP-bestuur zijn eigen regeling niet
kent?
Vraag 7
Kan het pensioenfondsbestuur een evenwichtige belangenafweging maken,
indien hij zijn eigen pensioenregeling niet kent (artikel 105 Pensioenwet)?
Vraag 8
Kan een pensioenfondsbestuur «in control» zijn indien hij zijn eigen
pensioenregeling niet kent?2
Vraag 9
Waren de berekeningen van bijvoorbeeld de dekkingsgraad van de actuaris
en de interne berekeningen van het ABP over de wijziging van de nabestaandendekking
juist, nu duidelijk is dat zowel het bestuur niet op de hoogte was
van de eigen regeling als het feit dat de pensioenoverzichten onjuist waren?
Vraag 10
Klopt het dat artikel 21, tweede lid, van de Pensioenwet luidt: »De pensioenuitvoerder
informeert de werknemer binnen drie maanden na een wijziging in
de pensioenovereenkomst over die wijziging en de mogelijkheid om het
gewijzigde pensioenreglement op te vragen bij de pensioenuitvoerder»?
Vraag 11
Wanneer is de pensioenovereenkomst gewijzigd en zijn de werknemers – die
pensioen opbouwen bij het ABP – binnen drie maanden correct geïnformeerd
over de wijziging in de pensioenovereenkomst?
Vraag 12
Klopt het dat de Nederlandsche Bank (DNB) op grond van artikel 176 van de
Pensioenwet een boete kan opleggen bij overtreding van artikel 21, tweede
lid, van de Pensioenwet? Heeft DNB ooit boetes opgelegd voor een overtreding
van artikel 21, tweede lid, van de Pensioenwet? Heeft DNB in dit geval
boetes opgelegd of andere maatregelen genomen?
Vraag 13
Is er een wettelijke plicht om gepensioneerden te informeren over een
wijziging in de pensioenovereenkomst, bijvoorbeeld omdat, in het onderhavige
geval, de rechten op een pensioenuitkering voor een nabestaande van
een deelnemer konden halveren door de wijziging in de pensioenovereenkomst?
Vraag 14
Indien er geen wettelijke plicht is om deze wijziging mee te delen, is het dan
verstandig dat die er wel komt?
Vraag 15
Acht u de bescherming van de (gewezen) deelnemer, bij wie een deel van het
pensioen op risicobasis verzekerd is, afdoende, nu blijkt dat sociale partners,
zonder de regeling te kennen, deze wel kunnen veranderen?
Vraag 16
Herinnert u zich dat u meerdere keren heeft geantwoord: «Er staat tegenover
het afschaffen van de ANW-compensatieregeling een verbetering van het
partner- en wezenpensioen»?
Vraag 17
Bent u ervan op de hoogte dat er voor gepensioneerden met een partner die
de AOW leeftijd nog niet bereikt heeft, geen enkele verbetering van het
partner- en wezenpensioen is, dat uw antwoord op hen niet van toepassing is
en dat zij gewoon een fors deel van hun pensioenrechten kwijt raken?
Vraag 18
Bent u ervan op de hoogte dat voor mensen die vlak voor hun pensioen
zitten, er slechts sprake is van een marginale verbetering van het partner- en
wezenpensioen en dat uw antwoord op hen de facto niet van toepassing is?
Vraag 19
Bent u bereid in overleg te treden met het ABP om ervoor te zorgen dat voor
terminaal zieken, die niet binnen vijf jaar overlijden, alsnog een adequate
oplossing wordt gevonden?
Vraag 20
Heeft u al contact gehad met een toezichthouder over de gang van zaken bij
het ABP? Zo ja, met wie, wanneer en welk resultaat had het? Zo nee, waarom
niet?
Vraag 21
Vindt u als grootste werkgever van dit land, die miljarden per jaar pensioenpremie
aan het ABP afdraagt, dat deze gang van zaken gevolgen moet
hebben? Zo ja, welke?
Vraag 22
Kunt u deze vragen een voor een en binnen de reguliere termijn van drie
weken beantwoorden?