Het ‘beschermingsprogramma wederopbouw 1959-1965’

2018Z08379 Vragen van het lid Laan-Geselschap (VVD) aan de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap over het «beschermingsprogramma wederopbouw 1959–1965» (ingezonden 7 mei 2018).

Vraag 1
Bent u bekend met de 1e en 2e tranche van 187 monumenten uit de wederopbouwperiode 1940–1965 die door de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE) zijn aangewezen als Rijksmonument?

Vraag 2
Wat vindt u van het feit dat meerdere beeldbepalende en unieke topbouwwerken, die buiten het beschermingsprogramma vallen, momenteel niet worden beschermd omdat gemeenten (en het Rijk) terughoudend zijn met het toekennen van een monumentenstatus?

Vraag 3
Deelt u de mening dat wederopbouwparels, zoals bijvoorbeeld de St. Petrus» Bandenkerk te Son, moet worden beschermd tegen afbraak en/of verval?

Vraag 4
Deelt u de mening dat wederopbouwparels, zoals bijvoorbeeld het Fatimahuis te Weert en De Machinist te Rotterdam, die volledig gerestaureerd zijn en tevens in gebruik zijn, als blijk van erkenning en waardering de status van Rijksmonument verdienen?

Vraag 5
Kunt u bevestigen dat in het «Beschermingsprogramma 1959–1965» staat dat vanwege tijdsdruk nauwelijks gelegenheid tot overleg met het erfgoedveld, gemeenten en eigenaren is geweest? Bent u bereid om met hen in gesprek te gaan om te bezien of beeldbepalende en unieke topbouwwerken uit de wederopbouwperiode aan het beschermprogramma kunnen worden toegevoegd?

Vraag 6
Deelt u de mening dat gemeenten als onafhankelijke instantie, in plaats van alleen het Rijk, in staat mogen worden gesteld om gemeentelijke monumenten voor te dragen als Rijksmonument? Zo ja, op welke wijze gaat u dit mogelijk maken?

Indiener(s)