2018Z07807
Vragen van de leden Segers (ChristenUnie) en Buitenweg (GroenLinks) aan
de Minister van Justitie en Veiligheid over het overwegen van
strafverzwarende omstandigheden bij geweld met een racistisch, antisemitisch
of homofoob oogmerk (ingezonden 25 april 2018).
Vraag 1
Deelt u de mening dat de dreiging in het geval van een racistisch, religieus,
homofoob of antisemitisch oogmerk bij bijvoorbeeld vernieling, mishandeling
of geweld, verder reikt dan het individu waarop deze vernieling, mishandeling
of geweld gericht is, doordat deze handelingen gericht zijn tegen het individu
als lid van een vermeend minderwaardige groep?
Vraag 2
Kunt u bevestigen dat het, conform de Aanwijzing discriminatie van het
openbaar ministerie (OM), in de eis betrekken van een discriminatoir aspect
als strafverzwarende omstandigheid, de enige mogelijkheid is om discriminatoire
motieven mee te wegen in de berechting? Klopt het dat de eis niet de
gestelde maximum vrijheidsstraf die gesteld is op het betreffende commune
delict te boven kan gaan?
Vraag 3
In hoeveel gevallen wordt de aanwezigheid van een discriminatoir aspect
door de strafrechter beschouwd als strafverzwarende omstandigheid? Welke
moeilijkheden ondervinden strafrechters in de praktijk om de aanwezigheid
van een dergelijk discriminatoir aspect bewezen te verklaren?
Vraag 4
Klopt het dat de European Commission against Racism and Intolerance (ECRI)
in het verleden de Nederlandse regering heeft geadviseerd een strafrechtbepaling,
waarin racistische motieven worden aangemerkt als strafverzwarende
omstandigheid, in te voeren? Zo ja, wat is de reactie van de Nederlandse
regering hierop geweest?
Vraag 5
Deelt u de mening dat het opnemen van een discriminatoir oogmerk, zoals
gericht tegen ras, godsdienst, levensovertuiging, geslacht, seksuele gerichtheid
of handicap, als strafverzwarende omstandigheid bij het plegen van commune delicten in het Wetboek van Strafrecht een duidelijke norm stelt en
een preventieve effect kan hebben? Zo nee, waarom niet?
Vraag 6
Bent u bereid voorstellen te doen tot het opnemen van een strafrechtbepaling
waarin discriminatoire motieven worden aangemerkt als een strafverzwarende
omstandigheid en leiden tot een verhoging van de straf? Zo nee,
waarom niet?