2018Z07150
Vragen van de leden Geurts, Von Martels en Van der Molen (allen CDA)
aan de Ministers van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en van
Infrastructuur en Waterstaat over oesterbanken voor de haven van Terschelling
(ingezonden 17 april 2018).
Vraag 1
Bent u bekend met de toename van Japanse Oesters in de Waddenzee en de
vorming van oesterbanken die invloed hebben op stromingen onder andere
in de haven van Terschelling?
Vraag 2
Wordt er onderzoek gedaan naar de oesterbanken voor de haven van
Terschelling? Zo ja, wanneer verwacht u hiervan de uitkomsten?
Vraag 3
Bent u ermee bekend dat de gemeente Terschelling in de toekomst forse
problemen verwacht met de toegankelijkheid van de haven en daarmee voor
de reddingsdiensten door deze exoten?
Vraag 4
Klopt het dat pas in 2029 rijksmiddelen beschikbaar zijn om de laad- en
losinrichtingen aan te passen of te vervangen? Kunnen de in 2019 in de vaart
te nemen nieuwe veerboten zonder problemen functioneren met de
bestaande laad- en losinrichtingen?
Vraag 5
Kunt u garanderen dat de veer kan blijven functioneren, gezien het Rijk
verantwoordelijk is voor het onderhoud van de geulen voor de veerdienst
naar Terschelling?
Vraag 6
Bent u het ermee eens dat er iets gedaan moet worden tegen deze groeiende
oesterbanken om de diepgang van de haven te behouden? Zo nee, waarom
niet? Zo ja, welke maatregelen kan en gaat u nemen?
Vraag 7
Klopt het dat u op basis van de Wet Natuurbescherming een vaarverbod
overweegt bij zandbanken in de Waddenzee waar zeehonden verblijven? Zo
ja, om welke redenen? Heeft dit gevolgen voor de veerverbindingen?
Vraag 8
Klopt het dat de grijze zeehond als doelsoort toegevoegd wordt bij de duinen
van Texel, Vlieland, Terschelling en Ameland als aanwijzing onder de
Habitatrichtlijn en wat is hier volgens u de toegevoegde waarde van,
aangezien voor de grijze zeehond de Waddenzee en de Noordzeekust al als
leefgebied zijn aangewezen?
Vraag 9
Welke gevolgen heeft deze aanwijzing voor de Waddeneilanden?