2018Z04059
Vragen van het lid Bisschop (SGP) aan de Minister voor Basis- en Voortgezet
Onderwijs en Media over het arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
over de vordering van een gezakte leerling (ingezonden 8 maart 2018).
Vraag 1
Bent u bekend met het arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van
27 februari 2018 over de vordering van een gezakte leerling?1
Vraag 2
Wat is uw mening over het feit dat de leerling door het arrest terug bij af is
en dat een eventuele bestuursrechtelijke procedure nu pas zou moeten
aanvangen?
Vraag 3
Hoe reageert u op het oordeel van het hof dat onduidelijk kon zijn dat de
leerling met haar vordering bij de burgerlijke rechter niet-ontvankelijk is? Kan
aangenomen worden dat die onduidelijkheid vaak aan de orde zal zijn bij
besluiten over examens en diploma’s? Vindt u dat bij besluiten over examens
en diploma’s vermeld moet worden dat bezwaar open staat, mede gelet op
het feit dat procesvertegenwoordiging niet altijd verplicht is en dat deze zelfs
wanneer deze wel aanwezig is kennelijk niet altijd soelaas biedt?
Vraag 4
Deelt u de inschatting dat de huidige systematiek van de correctie van
examens, waarin volgens een rechterlijk oordeel gerichtere correctie van
fouten mogelijk tot een diploma had kunnen leiden, aansporing kan zijn om
een juridische procedure te starten? Welke inspanningen verricht u om te
bevorderen dat ook juridisch zo snel mogelijk duidelijkheid kan worden
geboden? Bent u bereid om in gesprek te gaan met het College voor toetsen
en examens over de vraag in hoeverre de regeling zodanig kan worden
ingericht dat correctie van fouten niet middels aanpassing van de N-term
hoeft te gebeuren?
Vraag 5
Hoe verhoudt het gegeven dat burgers het College voor toetsen en examens
vanwege het ontbreken van rechtspersoonlijkheid niet direct aansprakelijk
kunnen stellen zich tot de keuze van de wetgever om dit college bewust de
status van zelfstandig bestuursorgaan toe te kennen? In hoeverre heeft de
wetgever zich hiervan bewust rekenschap gegeven?
1 ECLI:NL:RBMNE:2017:4334