2018Z04046
Vragen van het lid Voortman (GroenLinks) aan de Minister van Binnenlandse
Zaken en Koninkrijksrelaties over het bericht «De Rotterdamse buurten
knappen niet op door armen te weren» (ingezonden 8 maart 2018).
Vraag 1
Heeft u kennisgenomen van de evaluatie, uitgevoerd door Twynstra Gudde in
opdracht van het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam,
die volgens artikel 5, vijfde lid, van de Wet bijzondere maatregelen grootstedelijke
problematiek (Rotterdamwet) moet worden uitgevoerd? Kent u het
bericht «De Rotterdamse buurten knappen niet op door armen te weren»1
?
Vraag 2
Weet u dat in de aanvraag van de gemeente Rotterdam voor verlenging van
de maatregel wordt aangegeven dat de evaluatie aantoont dat zonder
toepassing van de wet de problemen veel groter waren geweest? Weet u dat
dit volgens het College voor de Rechten van de Mens gebaseerd lijkt op
cijfers over sociaaleconomische samenstelling van de wijk, terwijl het doel
van de wet echter is niet het veranderen van de sociaaleconomische
samenstelling van de wijk maar het vergroten van de leefbaarheid? Welke
conclusies trekt u uit de evaluatie ten opzichte van de leefbaarheid?
Vraag 3
Aan welke criteria toetst u de aanvragen van gemeenten om gebruik te
mogen maken van deze wet?
Vraag 4
Neemt u in uw afweging om een aanvraag voor verlenging al dan niet goed
te keuren mee dat toepassing van de Rotterdamwet een inbreuk maakt op
grondrechten, zoals artikelen 1 en 22 van de Grondwet en dat, wanneer een
wet niet effectief is, de inbreuk op het grondrecht niet gerechtvaardigd is? Zo
nee, waarom niet? Zo ja, in hoeverre voldoet de toepassing van artikel 8 van
de Rotterdamwet in Rotterdam blijkens het evaluatierapport en eerdere
evaluatierapporten aan die eisen?
Vraag 5
Rechtvaardigen in uw ogen de zeer beperkte tot bijzonder negatieve effecten
van de toepassing van artikel 8 van de Rotterdamwet, een verlenging van de
toepassing van deze maatregel? Zo ja, op welke gronden trekt u deze
conclusie?
Vraag 6
Welke conclusies trekt u uit het geconstateerde «waterbedeffect» van
toepassing van de Rotterdamwet?
Vraag 7
Hoe verhoudt het feit dat de Rotterdamwet, naast Rotterdam (waar nu ook
artikel 10 wordt toegepast), ook in Vlaardingen, Capelle en Schiedamdit wordt
toegepast zich tot het vereiste in artikel 6, tweede lid, van de wet?
Vraag 8
Bent u bereid de toepassing van de Rotterdamwet tijdelijk op te schorten dan
wel nieuwe aanvragen (ook tot verlenging) niet te honoreren, voor nader
onderzoek gezien de zeer beperkte tot zeer negatieve effecten van toepassing
van artikel 8 van de Rotterdamwet, zoals eerder ook gebleken uit het
evaluatierapport van de Universiteit van Amsterdam?2 Zo nee, waarom niet?
Vraag 9
Deelt u de mening dat mensen met een laag inkomen niet als groep dienen
te worden gestigmatiseerd? Hoe verhoudt zich naar uw mening artikel 8 van
de Rotterdamwet waarin de economische positie van mensen wordt
gekoppeld aan overlast gevend gedrag tot deze stigmatisering?
Vraag 10
Is het waar dat bepaalde doelgroepen zoals mensen die dakloos zijn, mensen
met psychische problemen en statushouders die onder de 120 procent van
het minimumloon verdienen moeite hebben met het vinden van passende
woonruimte? Zo ja, is dit naar uw oordeel (mede) het gevolg van de Wet
bijzondere maatregelen grootstedelijke problematiek? Zo nee, waarom niet?
Vraag 11
Is het waar dat kortlopende huurovereenkomsten niet onder de Wet
bijzondere maatregelen grootstedelijke problematiek vallen en dat hierdoor in
sommige wijken veel kortlopende huurovereenkomsten worden afgesloten?
Hoe beoordeelt u dit effect van de wet?
1 https://www.trouw.nl/samenleving/de-rotterdamse-buurten-knappen-niet-op-door-armen-teweren~ad36654b/
2 UvA, «Evaluatie effecten Wet bijzondere maatregelen grootstedelijke problematiek («Rotterdamwet»)
in Rotterdam», oktober 2015