2018Z03521
Vragen van het lid Omtzigt (CDA) aan de Staatssecretaris van Financiën over
de uitspraak van het hof in Den Bosch in een tipgeverszaak van zwartspaarders
(ingezonden 28 februari 2018).
Vraag 1
Herinnert u zich dat ik in de Kamer in de zaak van de tipgever, die enkele
tonnen ontving voor het overhandigen van lijsten zwartspaarders uit
Luxemburg, meerdere keren mondelinge en schriftelijke vragen gesteld heb
aan u en uw ambtsvoorgangers?
Vraag 2
Kunt u een lijst van alle Kamerstukken geven over de voorgenoemde zaak en
het tipgeversbeleid?
Vraag 3
Herinnert u zich dat uw ambtsvoorganger in 2009 aan de Kamer heeft
meegedeeld: «De tipgever die zich uit eigen beweging bij de FIOD-ECD heeft
gemeld»?1
Vraag 4
Herinnert u zich dat uw ambtsvoorganger in 2016 aan de Kamer gemeld heeft
in een feitenrelaas: «Begin 2009 is de FIOD benaderd door een tipgever die
stelde over informatie te beschikken over bankrekeningen van Nederlandse
ingezetenen bij drie in Luxemburg gevestigde banken.»2
Vraag 5
Erkent u dat de overeenkomst met de tipgever in de inleiding staat, namelijk
«dat de tipgever zich begin maart 2009 op eigen initiatief heeft gemeld bij de
Fiscale inlichtingen- en opsporingsdienst (FIOD-ECD) met de mededeling dat
hij beschikt over informatie over een groot aantal Nederlandse belastingplichtigen
met buitenlands vermogen dat mogelijk (nog) niet in de Nederlandse
belastingheffing is betrokken»?
Vraag 6
Erkent u dat de zaak ondertussen behandeld is bij het Hof in Arnhem, bij de
Hoge Raad, die het terugverwees naar het Hof in Den Bosch en dat de Staat
c.q. de Belastingdienst er in de tussentijd alles aan heeft gedaan om de
tipgever te beletten om gehoor te geven aan oproepen van de rechters om te
getuigen?
Vraag 7
Erkent u dat in de overeenkomst die de Staat met de tipgever aanging
concreet is opgenomen dat hij als getuige beschikbaar is: «De tipgever
verleent alle medewerking die de Belastingdienst in verband met het gebruik
van de in lid 1 bedoelde Informatie ten aanzien van derden zal vragen. De
tipgever verleent onder meer medewerking aan het geven van een toelichting
op de inhoud en herkomst van de in lid 1 bedoelde informatie en op zijn
eigen positie, het beantwoorden van vragen die de Belastingdienst daarover
heeft, het opstellen van processen-verbaal van verhoor door de Belastingdienst
en aan zijn verhoor als getuige in het kader van juridische procedures
die (mede) betrekking hebben op de in lid 1 bedoelde informatie.»3
Vraag 8
Erkent u dat u deze passage in het contract had staan voordat deze aan de
rechtbank, het Hof in Arnhem en aan de Hoge Raad werd overlegd en
hiermee achterhield dat de tipgever op grond van het contract als getuige
had moeten verschijnen?
Vraag 9
Erkent u dat de Belastingdienst tot het uiterste gegaan is om de tipgever niet
te laten getuigen?
Vraag 10
Erkent u dat uit het voorlopig getuigenverhoor van een FIOD-ambtenaar bij
de rechtbank in Zeeland-West-Brabant blijkt, dat er op 13 januari 2009 voor
het eerst formeel contact was tussen de tipgever en FIOD en dat de FIOD het
initiatief had genomen voor dat contact?4
Vraag 11
Heeft u kennisgenomen van de verklaring van de tipgever bij de notaris van
15 juni 2017: «Eind tweeduizend acht (2008) denk ik, ontving ik een brief van
de Belastingdienst met het verzoek informatie te verstrekken over mijn
Luxemburgse bankrekening. Ik heb toen telefonisch contact gehad met de
Belastingdienst en ik legde aan de belastinginspecteur uit dat ik die bankrekening
in die tijd heb gebruikt om mijn salaris te ontvangen. Hij vertelde mij dat
ze die vraag stelden in het kader van onderzoeken naar niet gefiscaliseerd
buitenlands vermogen. Ik vertelde de Belastingdienst dat ik dit soort
buitenlands vermogen niet bezat, maar zei dat ik wel in het bezit was van
informatie over Nederlanders met buitenlandse rekeningen en trustvermogen.
Ik had deze informatie immers net gevonden in die verhuisdoos. De
belastinginspecteur met wie ik sprak vond dat interessant en heeft mij
gevraagd of ik het goed vond dat ik zou kunnen worden benaderd door de
Belastingdienst/FIOD.»5
Vraag 12
Erkent u dat pas op het moment dat de tipgever een getuigenis heeft
afgegeven, vast is komen te staan dat de FIOD/Belastingdienst contact met
hem had opgenomen vanwege een door hem in Luxemburg aangehouden
bankrekening?
Vraag 13
Erkent u dat er meerdere eerdere contactmomenten geweest zijn voorafgaand
aan het bij de Kamer gemelde uit eigen beweging melden door de tipgever
bij de FIOD?
Vraag 14
Erkent u dat hetgeen genoemd in vragen 11 en 12 twee cruciale stukken
informatie zijn?
Vraag 15
Hoe verhoudt de verklaring van de tipgever, dat hij de bankgegevens van
klanten van de drie banken aan de Staat heeft verkocht nadat hij door de
Belastingdienst was benaderd over zijn eigen rekening, zich tot de verklaringen
van ambtenaren van de Belastingdienst (onder ede) dat deze man zich
spontaan tot het Ministerie van Financiën had gewend?
Vraag 16
Kunt u heel precies aangeven:
– welke contacten (telefonisch, per e-mail, brief of fysiek) de tipgever gehad
heeft met de FIOD/ECD, de Belastingdienst, de landsadvocaat en andere
personen van/namens de overheid in de periode eind 2008 tot aan het
totstandkomen van de overeenkomst;
– of er een gespreksverslag, proces-verbaal of iets vergelijkbaars is gemaakt
is van elk van deze afspraken, graag in de vorm een lijst; en
– wie aanwezig was/waren bij elke van deze contacten, graag met vermelding
van functies?
Vraag 17
Kunt u de beschikbare e-mails, brieven, gespreksverslagen, processen-verbaal
etc. van de voorgenoemde gesprekken per ommegaande aan de Kamer doen
toekomen?
Vraag 18
Wat is het allereerste moment waarop de tipgever om een beloning vroeg?
Vraag 19
Zijn er ook formele of informele afspraken gemaakt met de tipgever over
andere zaken dan nu bekend zijn?
Vraag 20
Heeft de Belastingdienst de getuige verzocht te verschijnen bij het Hof en
hem op zijn verplichting gewezen in de overeenkomst tussen de tipgever en
de Belastingdienst?
Vraag 21
Erkent u dat de tipgever ter zitting van 30 juni 2017 niet als getuige is
verschenen bij het Hof in Den Bosch, terwijl een eventueel horen van de
tipgever als getuige, gelet op het volhardende beroep van de inspecteur op
geheimhouding, op zodanige wijze zou plaatsvinden dat diens identiteit niet
zou worden prijsgegeven?6
Vraag 22
Indien de Belastingdienst de tipgever op de voorgenoemde verplichting
gewezen heeft, is de Belastingdienst dan ook bereid om het tipgeld terug te
vorderen, aangezien de overeenkomst met de tipgever in artikel 10 daartoe
duidelijk de mogelijkheid biedt?7
Vraag 23
Indien de Belastingdienst het tipgeld nog niet heeft teruggevorderd, is zij
bereid dit alsnog te doen?
Vraag 24
Heeft de Belastingdienst ten minste het tipgeld teruggevorderd dat de
tipgever gekregen heeft door aanslag, die nu door het Hof vernietigd is, mede
doordat de tipgever zelf niet is komen opdagen?
Vraag 25
Wie heeft de notariskosten en de kosten voor rechtsbijstand van een
advocaat voor de tipgever betaald in juni 2017 en hoe hoog waren deze
kosten?
Vraag 26
Op welke wijze is de tipgever in contact gekomen met de advocaat die hem
heeft bijgestaan bij de verklaring bij de notaris, en heeft de Belastingdienst
hier nog een rol in gespeeld?
Vraag 27
Kunt u een overzicht geven van alle kosten die de Staat in deze zaak gemaakt
heeft of waartoe zij veroordeeld is, inclusief kosten voor elke activiteit van de
landsadvocaat, eigen proceskosten, veroordelingen in proceskosten,
ondersteuning van de tipgever, etc.?
Vraag 28
Is de tipgever, nadat voor de Belastingdienst duidelijk was geworden dat de
stukken waarover hij beschikte van diefstal afkomstig waren, de cautie
gegeven?
Vraag 29
Op welk moment was voor de Belastingdienst duidelijk dat de stukken van de
tipgever afkomstig moesten zijn van een misdrijf?
Vraag 30
Wanneer heeft de Belastingdienst of de FIOD/ECD aangifte gedaan tegen de
tipgever, een verplichting die voortvloeit uit artikel 162 van het Wetboek van
Strafvordering: «Openbare colleges en ambtenaren die in de uitoefening van
hun bediening kennis krijgen van een misdrijf met de opsporing waarvan zij
niet zijn belast, zijn verplicht daarvan onverwijld aangifte te doen, met afgifte
van de tot de zaak betrekkelijke stukken, aan de officier van justitie of aan een
van zijn hulpofficieren.»
Vraag 31
Indien er geen aangifte gedaan is tegen de tipgever, gaat u dat dan alsnog
doen?
Vraag 32
Op welk moment is de tipgever gewezen op de Resolutie van 24 oktober
1985, de zogenaamde fiscale tipgeldregeling, en door wie?
Vraag 33
Blijkt uit het feit dat informatie van drie banken aan de Staat is verkocht en
uit de verklaring van de tipgever, dat de diefstal geen incident was en dat de
tipgever op zoek was naar een beloning, met andere woorden dat er juist
veel meer sprake is van premiejagen? Zo ja, is er dan niet sprake van strijd
met de tipgeldregeling, waarbij steeds wordt benadrukt dat deze op geen
enkele manier premiejagen in de hand mag werken?
Vraag 34
In hoeverre is de Staat actief betrokken geweest bij het verkrijgen van de
informatie van de drie achtereenvolgende banken c.q. het aanzetten van de
tipgever tot het verkrijgen van die bij de drie banken verduisterde informatie?
Vraag 35
Waarom is de tipgever, omdat vanaf het begin overduidelijk was dat hij
mogelijk zelf strafrechtelijk betrokken was, niet gewezen op de tip- en
toongeldregeling van justitie?
Vraag 36
Hoe beoordeelt u het feit dat de Staat een overeenkomst aangaat met iemand
die verdacht wordt van zwartsparen, die bij drie banken gegevens ontvreemd
heeft en die een vorstelijke vergoeding vraagt en krijgt, alsmede het feit dat
de Staat er vervolgens alles aan doet om een toetsing hiervan te voorkomen?
Vraag 37
Hoe beoordeelt u het feit dat het Hof in Den Bosch om deze redenen
snoeihard oordeelt dat de procesopstelling van de inspecteur de waarheidsvinding
in casu heeft bemoeilijkt?
Vraag 38
Kunt u enig ander voorbeeld noemen van een arrest in de afgelopen tien jaar,
waarin de overheid verweten wordt de waarheidsvinding te hebben
bemoeilijkt?
Vraag 39
Wat is de rol van de landsadvocaat in een procedure het algemeen en in dit
geval in het bijzonder, waarin van een zeer sturende en dwingende (proces)houding
van de landsadvocaat is gebleken, die blijkens de overwegingen
van het Hof met betrekking tot de proceskostenveroordeling net als de
inspecteur medeverantwoordelijk is geweest voor de vaststelling dat er
sprake is geweest van belemmering van de waarheidsvinding?
Vraag 40
Schamen de inspecteur, de Belastingdienst en uzelf zich voor de proceshouding?
Vraag 41
Hoe beoordeelt u het feit dat de Kamer jarenlang een zeer onvolledig beeld
gehad heeft van deze zaak en deelt u de mening dat dit beeld niet te wijten
was een tekort aan zeer precieze vragen?
Vraag 42
Deelt u de mening dat in een democratische rechtstaat essentieel is dat zowel
de rechterlijke macht als de Staten-Generaal het handelen van de regering in
een concrete casus kunnen toetsen?
Vraag 43
Deelt u de mening dat de Belastingdienst zowel de rechterlijke macht als de
Staten-Generaal het buitengewoon moeilijk gemaakt heeft om het handelen
te toetsten en dat dit geleid heeft tot verspilling van forse hoeveelheden tijd
en belastinggeld bij de Belastingdienst, de rechterlijke macht en de Kamer?
Vraag 44
Bent u bereid teneinde verdere verspilling te voorkomen complete duidelijkheid
te verschaffen en de volgende documenten aan de Kamer doen
toekomen:
a. de adviezen van het OM en de landsadvocaat uit 2009 over deze zaak;
b. alle memo’s, stukken en correspondentie die betrekking hebben op deze
zaak vanaf 2008 tot nu?
Vraag 45
Bent u bereid een gezaghebbend en onafhankelijk persoon (zoals een
oud-Ombudsman of een voormalig procureur-generaal bij de Hoge Raad) alle
stukken uit deze zaak ter beschikking te stellen, gesprekken te laten voeren
met betrokkenen en een oordeel te laten geven over het handelen van de
Belastingdienst en de landsadvocaat in deze zaak en met openbare aanbevelingen
te laten komen over deze specifieke zaak en mogelijk meer in het
algemeen?
Vraag 46
Wilt u zelf nog een beschouwing geven over deze zaak of iets vermelden dat
volgens u onderbelicht gebleven is?
Vraag 47
Welke lessen heeft u tot nu toe zelf getrokken?
Vraag 48
Kunt u deze vragen een voor een en binnen de normale termijn van drie
weken beantwoorden?
1 Kamerstuk 31 066, nr. 77
2 Kamerstuk 31 066, nr. 275
3 Bijlage bij Kamerstuk 31 066, nr. 275
4 ECLI:NL:RBZWB:2014:5503
5 ECLI:NL:GHSHE:2018:515
6 ECLI:NL:GHSHE:2018:515
7 Artikel 10 Ontbinding en vernietiging:
«Indien de tipgever zijn verplichtingen uit deze overeenkomst niet, niet volledig of niet tijdig
nakomt, is de Belastingdienst gerechtigd deze overeenkomst buiten rechte te ontbinden zonder
dat een ingebrekestelling is vereist. In dat geval verliest de Belastingdienst niet het recht de
door de tipgever verstrekte informatie te gebruiken. De financiële verplichtingen van de Belastingdienst
uit hoofde van deze overeenkomst komen daarmee te vervallen.»