Moeilijk inbare belastingvorderingen en het afboeken van belastingvorderingen

2018Z01653 Vragen van het lid Lodders (VVD) aan de staatssecretaris van Financiën over moeilijk inbare belastingvorderingen en het afboeken van belastingvorderingen. (ingezonden 1 februari 2018)

1
Hoeveel openstaande vorderingen zijn er bij de verschillende belastingen, zoals de inkomstenbelasting, BTW, vennootschapsbelasting, erfbelasting en accijnzen, achterstallig of blijken uiteindelijk oninbaar? Kan de tabel onder bijlage IV uit de 20e halfjaarsrapportage uitgesplitst worden naar de verschillende belastingen?

2
Wat is de reden van deze achterstanden?

3
Hoeveel procent van de vorderingen bij verschillende belastingsoorten zijn in een normaal jaar ‘oninbaar’? Hoeveel hiervan wordt uiteindelijk volledig of gedeeltelijk afgeboekt? Kan het aantal oninbare en afgeboekte vorderingen voor de belastingensoorten van de laatste vijf jaar gegeven worden?

4
Om wat voor totaal bedrag gaat dit bij alle belastingen tezamen?

5
Zijn er bepaalde belastingen die relatief en/of absoluut meer afboekingen kennen dan andere belastingen? Zo ja, waarom?

6
Wat is het reguliere proces bij een moeilijk te innen vordering of bij een grote achterstand in het aantal te innen vorderingen? Welke stappen worden er gezet om het aantal oninbare of moeilijk inbare vorderingen te verminderen, zowel vooraf (‘nudgen’) als achteraf? Welke stappen worden er gezet om achterstanden in te halen? Wat wordt er gedaan teneinde de noodzaak tot afboeking te voorkomen? Wordt hier ook bijvoorbeeld externe capaciteit voor ingezet?

7
Zijn er richtlijnen die aangeven wanneer een vordering afgeboekt of afgeschreven moet worden? Worden hier bijvoorbeeld drempelbedragen voor gehanteerd?

8
Wat zijn de kosten bij de verschillende belastingen teneinde een oninbare vordering alsnog te innen?

Indiener(s)