De verantwoordingsplicht op basis van artikel 14 van de Meststoffenwet

2018Z00115 Vragen van het lid Dijkgraaf (SGP) aan de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit over de verantwoordingsplicht op basis van artikel 14 van de Meststoffenwet. (ingezonden 10 januari 2018)

1
Heeft u kennisgenomen van de kritiek op de wijze waarop de hoeveelheid fosfaat in varkensdrijfmest bepaald wordt en de gevolgen hiervan voor de mestboekhouding en sanctionering? 1)

2
Hoe waardeert u het feit dat het College van Beroep voor het Bedrijfsleven (CBb) heeft aangegeven dat ze nader onderzoek doet naar verschillende aanhangige zaken in het kader van boetes die op grond van artikel 14 en artikel 58 van de Meststoffenwet opgelegd zijn, dat ze deze problematiek in breder verband wil bestuderen en dat de behandeling van verschillende zaken daardoor opgeschort is?

3
Is de veronderstelling juist dat de onderbouwing van de nauwkeurigheid van de bemonsteringssystematiek bij varkensdrijfmest gebaseerd wordt op de onderzoeksrapporten Imag I en Imag II? Zo nee, welke andere rapporten moeten daarbij in ogenschouw genomen worden?

4
Is de veronderstelling juist dat bemonstering van specifieke soorten drijfmest moet voldoen aan elk van de voorwaarden in Bijlage E, onderdeel A van de Uitvoeringsregeling Meststoffenwet, dat derhalve geen sprake mag zijn van systematische afwijking van mineralengehaltes ten opzichte van de gemiddelde samenstelling van de vracht en van toevallige afwijkingen groter dan 15% en dat de bemonsteringsmethode anders niet gebruikt mag worden?

5
Hoe waardeert u het feit dat de onderzoeksrapporten Imag I en Imag II voor varkensdrijfmest wijzen op hogere gemiddelde afwijkingen dan 15% en op een systematische onderschatting van het fosforgehalte van varkensdrijfmest?

6
Is de veronderstelling juist dat het voor veehouders onmogelijk is om nauwkeurig vast te stellen hoeveel fosfor en stikstof in voorraad zit, omdat sprake is van bezinklagen en niet te bezichtigen delen van mestkelders?

7
Is de veronderstelling juist dat varkenshouders, gezien het voorgaande, gerede kans lopen dat op papier minder fosfor afgevoerd wordt dan in werkelijkheid het geval is, dat zij de mineralenbalans sluitend maken door op papier voorraden op te bouwen en dat zij trucjes als het laten ontstaan van hogere fictieve voorraden dan de werkelijke voorraden nodig hebben om sanctionering te voorkomen?

8
Hoe gaat u bij de handhaving van artikel 14 van de Meststoffenwet om met bedrijven die de afvoer van mest wel kunnen verantwoorden op basis van volumes en het stikstofgehalte, maar niet op basis van het fosforgehalte?

9
Kunt u ten aanzien van de boetes die in de periode 2014-2016 opgelegd zijn ten aanzien van overtredingen met betrekking tot de verantwoordingsplicht (zoals weergegeven in antwoord op schriftelijke vragen) aangeven hoe de verdeling over de verschillende veehouderijsectoren is? 2)

10
Kunt u daarbij aangeven wat de verschillen waren tussen de voorgenomen boetebedragen en de uiteindelijke geïnde boetebedragen?

11
Neemt u de genoemde problematiek met betrekking tot onnauwkeurige monstername en de gevolgen daarvan voor mestboekhouding en sanctionering mee in uw aanpak van mestfraude?

12
Kunt u op basis van recente ringonderzoekresultaten (paragraaf 6.4.1.3 van bijlage H van de Uitvoeringsregeling Meststoffenwet) aangeven hoe groot de bandbreedte is van de analyseresultaten van drijfmestmonsters?

13
Zou toepassing van de Near Infrared-techniek (NIR-techniek) bij de bemonstering van drijfmest de genoemde problematiek kunnen voorkomen? Bent u bereid uw volledige medewerking te verlenen aan onderzoek naar en ontwikkeling van deze techniek?

1) Mr. Angelique Perdaems, 'Bezwaren tegen wijze van beboeting in Meststoffenwet', Nederlands Juristenblad 29 (2017/1577).
2) Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2017-2018, nr. 207.

Indiener(s)