Antwoord op vragen van het lid Jasper van Dijk over het opsporen van uitkeringsfraude van mensen met vermogen in het buitenland

Hierbij zend ik u de antwoorden op de Kamervragen van het lid Jasper van Dijk (SP) over het opsporen van uitkeringsfraude van mensen met vermogen in het buitenland (ingezonden op 24 oktober 2018).

De Staatssecretaris van Sociale Zaken

en Werkgelegenheid,

T. van Ark

2018Z19101

Vragen van Jasper van Dijk (SP) aan de staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over het opsporen van uitkeringsfraude van mensen met vermogen in het buitenland (ingezonden 24 oktober 2018).

Vraag 1

Kent u de uitzending van Nieuwsuur over mensen die ten onrechte een uitkering in Nederland genieten terwijl zij een huis in het buitenland bezitten? 1) wat is uw reactie daarop?

Antwoord 1

Ja. Fraude tast het maatschappelijk draagvlak voor de sociale zekerheid aan en moet hard aangepakt worden. Iemand kan terugvallen op een bijstandsuitkering als die persoon zelf niet over voldoende middelen beschikt om in zijn levensonderhoud te voorzien. Onder deze middelen valt ook vermogen in het buitenland. Handhaving van Nederlandse wetten en regels is in het buitenland complexer dan in Nederland. Desalniettemin moet ook in het buitenland gecontroleerd worden op het bezit van vermogen en moet onterecht verstrekte bijstand teruggevorderd kunnen worden. Dit gebeurt ook al, maar kan altijd beter. Daarom onderzoek ik momenteel in overleg met gemeenten en uitvoeringsinstanties hoe de handhaving verbeterd kan worden en of de wet hierop aangepast kan worden. Daarnaast kijk ik met de SVB naar aanvullende maatregelen om beslaglegging in het buitenland makkelijker te maken. Fraude mag nooit lonen.

Vraag 2

Wat doet u om dergelijke fraude op te sporen en te bestraffen?

Vraag 3

Doen gemeenten in uw ogen genoeg om dergelijke fraude op te sporen?

Vraag 5

Wat zijn uw plannen om dergelijke fraude effectiever aan te pakken?

Antwoord 2, 3 en 5

Ik vind het van groot belang dat alléén de mensen die er recht op hebben gebruik maken van de sociale voorzieningen. In het regeerakkoord wordt dan ook onderstreept dat handhaving van de naleving van de verplichtingen van uitkeringsgerechtigden een randvoorwaarde is voor een werkend stelsel van sociale zekerheid. Daarom zet ik stevig in op handhaving en naleving.

De uitvoering van de Participatiewet is gedecentraliseerd aan gemeenten. Handhaving op de naleving van de verplichtingen in de Participatiewet is zodoende de primaire bevoegdheid en verantwoordelijkheid van het lokale bestuur. Gemeenten mogen onderzoek instellen naar de juistheid en volledigheid van verstrekte gegevens en zo nodig naar andere gegevens die noodzakelijk zijn voor de verlening dan wel de voortzetting van de bijstand. Dit geldt ook voor onderzoeken naar inkomen en vermogen in het buitenland. Gemeenten hoeven dit onderzoek niet op alle bijstandsgerechtigden toe te passen en ook niet op dezelfde manier. Het is de taak van gemeenten om hier zelf een goede invulling aan te geven. Uiteraard moet dat plaatsvinden binnen de kaders van wet- en regelgeving en de algemene beginselen van behoorlijk bestuur. Bij een geconstateerde schending van de inlichtingenplicht moet de gemeente de onterecht verleende bijstand terugvorderen en een bestuurlijke boete opleggen.

Zoals aangegeven in mijn brief aan de Tweede Kamer, is handhaving van Nederlandse wetgeving in het buitenland in het algemeen complexer dan in Nederland.[1] Ik vind het desalniettemin van belang dat gemeenten goed onderzoek kunnen doen en vervolgens ook maatregelen kunnen nemen. ‘Effectief handhaven’ is ook één van de hoofdlijnen in de SZW handhavingskoers 2018-2021. [2] Waar nodig en mogelijk faciliteer ik de gemeenten daarbij. De recente jurisprudentie laat zien dat gemeenten inzetten op handhaving en onderzoek naar vermogen in het buitenland.

De Centrale Raad van Beroep (CRvB) heeft in verschillende zaken uitspraken gedaan over de onderzoeksmethoden die gemeenten en de SVB hanteren bij het opsporen van bijstandsfraude. De CRvB reikt op haar website enkele uitgangspunten voor deze onderzoeksmethoden aan welke gemeenten kunnen hanteren. Voor de uitvoering van internationale vermogensonderzoeken kunnen gemeenten gebruik maken van het Internationaal Bureau Fraude-informatie (IBF). Deze onderzoeken zet het IBF uit bij de SVB in die landen waar de SVB vertegenwoordigd is middels een Bureau voor Sociale Zaken. Voor de overige landen maken IBF en SVB gebruik van lokale contactpersonen. Het ministerie van SZW zet zich in om de bekendheid met het IBF bij gemeenten te vergroten en de samenwerking tussen het IBF, SVB en gemeenten te verbeteren. Ook wordt in samenwerking met het IBF, het Kenniscentrum Handhaving en Naleving (KCHN) van de VNG, de SVB, Divosa en de Beroepsvereniging voor Klantmanagers gewerkt aan actualisatie van de handreiking aan gemeenten over de wijze waarop onderzoek kan worden gedaan, conform de uitgangspunten van de CRvB. Deze is eind 2018 gereed. In het gemeentenieuws van SZW 2018-1 heb ik gemeenten hierover geïnformeerd en zijn de uitgangspunten van de CRvB reeds onder de aandacht gebracht.

Vraag 4

Kunt u een overzicht geven van de hoeveelheid fraudegevallen en de bedragen waar het om gaat? Kunt u een overzicht geven van de opsporingsinspanningen en het percentage succesvolle opsporingen per instantie?

Antwoord 4

Zoals nader toegelicht in de Kamerbrief van 28 juni 2018, heeft het IBF in 2016 en 2017 respectievelijk 2.110 en 1.919 opdrachten uitgevoerd voor gemeenten. Naast vermogensonderzoeken betreft het ook informatie- en verificatieverzoeken. In 2016 hebben onderzoeken, uitgezet via het IBF, voor €6,3 miljoen en in 2017 voor €3,4 miljoen aan buitenlands vermogen achterhaald. Het ministerie van SZW beschikt niet over het percentage succesvolle opsporingen per instantie. Daarnaast zijn gemeenten niet verplicht om bij (vermogens-)onderzoek in het buitenland gebruik te maken van het IBF en/of de SVB. Het ministerie van SZW beschikt dan ook niet over de onderzoeksgegevens daar waar gemeenten een andere keuze hebben gemaakt.

Het totale benadelings- en boetebedrag wat ontstaat wegens schending van de inlichtingenplicht is niet af te leiden uit het saldo van het totale aangetroffen buitenlands vermogen. Dergelijke bedragen zijn immers afhankelijk van de duur en hoogte van de onterecht ontvangen uitkering en niet van de hoogte van het geconstateerde vermogen. De kerncijfers op het gebied van handhaving Participatiewet worden ontleend aan de Bijstandsdebiteuren- en fraudestatistiek van het CBS. [3] Voor recente cijfers verwijs ik naar het jaarverslag 2017 van het ministerie van SZW. [4] De kerncijfers van het CBS worden niet opgesplitst naar ‘type overtreding’, zoals verzwegen (buitenlands) vermogen. Het ministerie van SZW beschikt zodoende niet over cijfers van de totale hoeveelheid fraudegevallen en de bijbehorende bedragen, daar waar het vermogen in het buitenland betreft.

Vraag 6

Wat is uw reactie op de dreigementen die geuit werden in de uitzending van Nieuwsuur door parlementariër M. Yeneroglu van de Partij voor Rechtvaardigheid en Ontwikkeling (Adalet ve Kalkinma Partisi) dat personen die fraudeopsporing in Turkije verrichten vervolgd zullen worden?

Vraag 7

Gaat u Turkije stevig aanspreken als ze daadwerkelijk opsporingswerkzaamheden gaan tegenwerken?

Vraag 8

Wat gaat u doen om mensen in met name Turkije te beschermen die opsporingswerk verrichten betreffende uitkeringsfraude?

Vraag 9

Kunnen alle mensen die uitkeringsfraude opsporen in Turkije zich beroepen op diplomatieke immuniteit? Zo nee, kunt u dit aan hen verlenen?

Antwoord 6 t/m 9

Bij mijn weten is er op dit moment geen sprake van het dwarszitten van vermogensonderzoek door Turkije. De Nederlandse autoriteiten verrichten onderzoek door het raadplegen van openbare bronnen. In het geval dat tegenwerking ontstaat, zullen de Nederlandse autoriteiten daarover het gesprek aangaan met de Turkse autoriteiten.

Vraag 10

Welke inspanningen gaat u verrichten om opsporing van uitkeringsfraude steviger te verankeren in verdragen met andere landen?

Antwoord 10

Zoals aangegeven in mijn brief van 28 juni 2018 verlopen de vermogensonderzoeken in de meeste landen zonder problemen. Het is staande praktijk om bij de herziening van de meeste bilaterale socialezekerheidsverdragen[5] te proberen afspraken te maken over vermogensonderzoeken. Waar landen zich in de praktijk niet houden aan gemaakte verdragsafspraken, gaan vertegenwoordigers van Nederland het gesprek aan met de vertegenwoordigers van het betreffende land.

1) Nieuwsuur, 22 oktober 2018



[1] 2018-0000065931

[2] Kamerstukken II 2017/18, 17-050, nr. 541.

[3] Ieder kwartaal geeft dit inzicht op de nieuwe ontstane vorderingen en de totale openstaande saldoschuld bij de ontstaansgronden ‘schending van de inlichtingenplicht’ en ‘boete wegens overtreding inlichtingenplicht’. Het saldo wordt berekend vanaf 1 januari 2013, dit is de datum waarop de Fraudewet in werking is getreden. Daarnaast tonen de statistieken per kwartaal de totale ontvangen bedragen aan aflossingen met betrekking tot deze beiden ontstaansgronden.

[4] Tweede Kamer, vergaderjaar 2017–2018, 34 950 XV, nr. 1, p. 22.

[5] Bilaterale socialezekerheidsverdragen worden momenteel herzien om deze in lijn te brengen met de Wet woonlandbeginsel in de sociale zekerheid en Wet herziening exportbeperking kinderbijslag.

Indiener(s)