Antwoord op vragen van het lid Van Rooijen over de brief van de Minister inzake “geen akkoord over vernieuwing pensioenstelsel”

Hierbij zend ik u de antwoorden op de Kamervragen van het lid Van Rooijen (50PLUS) over "geen akkoord over vernieuwing pensioenstelsel".

De Minister van Sociale Zaken

en Werkgelegenheid,

W. Koolmees


2018Z22068

Vragen van het lid Van Rooijen (50PLUS) over aan de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over de brief van de Minister inzake “geen akkoord over vernieuwing pensioenstelsel” (ingezonden 23 november 2018)

Vraag 1

Bent u op de hoogte van het feit dat grote pensioenfondsen zoals ABP, PFZW, PME en PMT een dekkingsgraad hebben van rond de 100%? 1)

Antwoord

Ja.

Vraag 2

Deelt u de mening dat deze dekkingsgraad onder de voorwaarden van het conceptakkoord niet zou veranderen?

Antwoord

Deze mening deel ik. De manier waarop de verplichtingen en de bezittingen van een pensioenfonds worden berekend stonden tijdens de besprekingen niet ter discussie. Op basis van objectieve, wetenschappelijke criteria verandert de waarde van zowel bezittingen als verplichtingen immers niet door een ander pensioencontract af te spreken (zie mijn antwoorden op uw vragen over de brief van de president van DNB inzake de rekenrente van 22-11-2018).

Vraag 3

Bent u ervan op de hoogte dat deze vier pensioenfondsen 60% van alle gepensioneerden in Nederland vertegenwoordigen?

Antwoord

Ja.

Vraag 4

Kunt u uitleggen hoe de meerderheid van de Nederlandse gepensioneerden indexatie tegemoet kan zien terwijl daarvoor de ruimte nu en in het nieuwe akkoord ontbreekt?

Antwoord

In de besprekingen met de sociale partners binnen de SER is gesproken over een nieuw pensioencontract waarbij een dekkingsgraad van 100% het kantelpunt zou zijn. Daarboven zou sneller geïndexeerd kunnen worden, daaronder sneller gekort. In het huidige stelsel is de uitkeringsovereenkomst het dominante contract. Dit is gebaseerd op het bieden van nominale zekerheid. In dat stelsel zijn er regels voor (herstel van) buffers, die ervoor zorgen dat die zekerheid geboden wordt. Doordat de fondsen nu – gemiddelde genomen – niet beschikken over de vereiste buffers, kan er de komende jaren naar verwachting beperkt geïndexeerd worden. Fondsen mogen immers pas geleidelijk indexeren vanaf een dekkingsgraad van 110% en pas volledig bij – gemiddeld genomen – een dekkingsgraad van 130%.

Ultimo september bedroeg de gemiddelde dekkingsgraad van de pensioenfondsen circa 110%. Voor een gemiddeld fonds betekent dat zij nu niet of beperkt kunnen indexeren, terwijl dit onder de regels van het nieuwe contract wel het geval zou zijn. Uiteraard is dit effect voor een fonds dat een dekkingsgraad heeft net boven de 100% beperkt, maar nog steeds niet nul, zoals onder het huidige contract.

Vraag 5

Bent u op de hoogte van het feit dat in het conceptakkoord alle risico’s voor de deelnemers en pensioengerechtigden van een pensioenfonds zijn?

Antwoord

Bij elk pensioencontract geldt dat werkgevers en werknemers gezamenlijk een afspraak moeten maken over de ambitie, de bijbehorende premie en het beleggingsrisico dat acceptabel wordt geacht. Het is bij elk contract van belang dat deze elementen met elkaar in evenwicht zijn en regelmatig worden herijkt.

Vraag 6

Is het waar dat bij een lagere dekkingsgraad dan 100% in het conceptakkoord is voorzien in onmiddellijke kortingen?

Antwoord

Ja, maar die kortingen zouden wel gespreid kunnen worden over 10 jaar, waardoor maar 1/10 van een dekkingsgraadtekort als korting bij de deelnemers en pensioengerechtigden terecht zou komen.

Vraag 7

Kunt u uitleggen waarom volgens u het perspectief op indexatie verbetert en pensioenkortingen worden voorkomen door dit conceptakkoord, als onmiddellijk moet worden gekort bij een dekkingsgraad van minder dan 100% en als bij meer dan 60% van de gepensioneerden de dekkingsgraad tussen de 100% en 103% ligt?

Antwoord

Volgens de spelregels van het huidige financieel toetsingskader moeten pensioenfondsen een korting doorvoeren om de dekkingsgraad in één keer te herstellen naar het niveau van het minimaal vereist eigen vermogen als de dekkingsgraad 5 jaar aaneengesloten onder het minimaal vereist eigen vermogen ligt. Dat is een logisch gevolg van het huidige stelsel dat gebaseerd is op het bieden van nominale zekerheid.

In de besprekingen met de sociale partners binnen de SER is gesproken over een nieuw pensioencontract waarbij een dekkingsgraad van 100% het kantelpunt zou zijn. Daarboven zou sneller geïndexeerd kunnen worden, daaronder sneller gekort. Zou het tot afspraken zijn gekomen over een dergelijk contract, dan was de vraag valide om in het licht van de overgang en vooruitlopend daarop de huidige kortingsregels te bezien.

Vraag 8

Kunt u deze vragen beantwoorden voorafgaand aan het debat over het klappen van het pensioenakkoord?

Antwoord

Ja.

1) https://www.rijksoverheid.nl/regering/bewindspersonen/wouter-koolmees/documenten/kamerstukken/2018/11/21/kamerbrief-over-geen-akkoord-over-vernieuwing-pensioenstelsel

Indiener(s)