Antwoord op vragen van het lid Van Dam over de verdeling van extra politiecapaciteit binnen de politie-eenheid Midden-Nederland

Beantwoording Kamervragen van het lid Van Dam (CDA) aan de Minister van Justitie en Veiligheid over de verdeling van extra politiecapaciteit binnen de politie-eenheid Midden-Nederland. (ingezonden 29 oktober 2018, nr 2018Z19274)

Vraag 1

Bent u bekend met de bijgevoegde brief van ‘De driehoek Midden-Nederland’ aan de leden van het Regionaal Veiligheidscollege, gedateerd 27 juni 2018?

Antwoord 1

Ja.

Vraag2

Deelt u de mening dat in deze brief wordt verwoord dat de extra politieformatie die aan de eenheid Midden-Nederland op basis van het Regeerakkoord is toegekend (55 fte) niet wordt aangewend om de basisteams feitelijk met extra personeel te versterken?

Antwoord 2

Nee, deze mening deel ik niet. De eenheid Midden-Nederland krijgt vanuit de Regeerakkoordgelden 55 fte extra, waarvan 33 fte voor wijkgericht werken, 16 fte voor de aanpak van de zware georganiseerde criminaliteit en 6 fte voor versterking van de digitale expertise/cybercrime. In de eenheid zijn door de bevoegde gezagen naast het wijkgericht werken, de thema’s ondermijnende criminaliteit en cybercrime voor de komende 4 jaar als belangrijk benoemd. Dit zijn thema’s die in alle gemeenten spelen en ook inzet van de basisteams vragen.

Om de basisteams niet nog meer te belasten, is besloten de extra capaciteit zodanig in te zetten dat de politie op deze belanghebbende thema’s actief kan bijdragen en het verschil kan maken. Dit sluit ook aan op de concept-Regionale Veiligheidsstrategie 2019-2022 en het Regioplan Ondermijning Midden Nederland.

Dit neemt niet weg dat ook in Midden-Nederland de vraag naar de inzet van de politie de mogelijkheden van de politie altijd zal overtreffen. Deze behoefte is ook met mij gedeeld en heeft mijn aandacht.

Vraag 3

Huldigt u nog steeds uw standpunt, zoals verwoord in uw brief aan de kamer van 15 juni 2018, dat de extra formatie (1.111 fte) die vanuit het Regeerakkoord naar de politie vloeit voor een belangrijk deel (769 fte) aangewend zal worden om het werk in de wijk (lees: de basisteams) te versterken?1)

Antwoord 3

Ja, met dien verstande dat het werk in de wijk niet alleen door de vaste medewerkers van de basisteams wordt verricht. Het is aan de burgemeesters en de hoofdofficier van justitie om op advies van de politie de daadwerkelijke verdeling te maken.


Vraag 4

Kunt u zich voorstellen dat de keuze zoals gemaakt in de eenheid Midden-Nederland wordt ervaren als in strijd met uw beleid en ambitie, zoals verwoord in bovengenoemde brief, zeker gezien uw bevestiging in antwoord op schriftelijke vragen van het lid Den Boer (D66)? 2) Speelt in de eenheid Midden-Nederland niet de nood ten aanzien van de operationele sterkte in de basisteams, die in nagenoeg alle andere eenheden wel pregnant ervaren wordt?

Antwoord 4

Zie ook het antwoord op vraag 2. De burgemeesters en hoofdofficier van justitie verdelen conform artikel 39 van de Politiewet 2012 de beschikbare operationele sterkte binnen een eenheid. Zij zullen dus op voorstel van de politiechef in elke eenheid invulling aan de verdeling van deze extra operationele sterkte over de onderdelen van de desbetreffende eenheid. Daarbij schrijft de wet voor dat rekening wordt gehouden met het belang van een goede vervulling van de politietaak in alle betrokken gemeenten. Zo kan optimaal ingespeeld worden op de lokale veiligheidsproblematiek en worden de nieuwe agenten daar ingezet waar de gezagen en de politie dat nodig achten.

Vraag 5

Kunt u aangeven hoe de andere politie-eenheden omgegaan zijn met het daadwerkelijk toewijzen van (gedeelten van) de extra formatie aan de basisteams? Kunt u hier een overzicht van geven?

Antwoord 5

Omdat formele besluitvorming in de meeste eenheden nog niet is afgerond heb ik nog geen precies overzicht van de verdeling van deze extra operationele sterkte. Ik zal uw Kamer inlichten wanneer ik dat wel heb.

Vraag 6

Hebt u de juridische mogelijkheden om te bepalen hoe (extra) formatie wordt toegedeeld binnen een eenheid van de politie, of ligt die bevoegdheid bij de regioburgemeester van zo’n eenheid? Hebt u mogelijkheden om ten aanzien van de eenheid Midden-Nederland alsnog te bepalen dat de extra formatie (conform de eerder door u aan de Kamer geschetste kaders) alsnog aan de basisteams wordt toegevoegd? Zo ja, bent u bereid dat alsnog te doen?

Antwoord 6

Wettelijk is geregeld dat de burgemeesters van de eenheid samen met de Hoofdofficier van Justitie de verdeling van de politiesterkte vaststellen, dat doen zij in het meerjarige beleidsplan voor de regionale eenheid. In deze verdeling houden zij rekening met het belang van een goede vervulling van de politietaak in alle betrokken gemeenten en de beleidsdoelen die die gemeenten op het terrein van de veiligheid nastreven door de handhaving van de openbare orde en de hulpverlening door de politie. Mocht daarover geen overeenstemming worden bereikt, dan is er een actieve rol voor de regioburgemeester weggelegd om alsnog tot overeenstemming te komen. Mocht dat niet lukken, dan zijn het de regioburgemeester en de Hoofdofficier van Justitie die het beleidsplan vaststellen. Een burgemeester kan bij mij, de minister, beroep instellen en als ik vervolgens van mening ben dat het beleidsplan op onaanvaardbare wijze afbreuk doet aan het belang van een goede vervulling van de politietaak in de betreffende gemeente kan ik aan dit beroep tegemoet komen. De wetgever heeft hierbij dus een hoge grens opgeworpen. Een dergelijk beroep is nog niet voorgekomen.

Vraag 7

Wilt u deze vragen beantwoorden voor de behandeling van de begroting van het ministerie van Justitie en Veiligheid voor het jaar 2019?

Antwoord 7

Ja.

1) Kamerstuk 29 628, nr. 784.

2) Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2017-2018, nr. 3220.

Indiener(s)