Antwoord op vragen van het lid Van Kooten-Arissen over barrières voor Europese trekvissen

Geachte Voorzitter,

Hierbij zend ik u, mede namens de minister van Infrastructuur en Waterstaat, de antwoorden op de vragen van het lid Van Kooten-Arissen (PvdD) over barrières voor Europese trekvissen (ingezonden 24 september 2018, kenmerk 2018Z16628). Waar het gaat om visserij in de omgeving van vismigratievoorzieningen en meer specifiek met betrekking tot de Haringvlietsluizen en het Kierbesluit zijn recent door het lid De Groot (D66) ook Kamervragen gesteld (2018Z09995 en 2018Z15103 ). Waar van toepassing zal ik naar de beantwoording van deze Kamervragen verwijzen.

1

Bent u bekend met het nieuwsbericht 'De Europese zalm, paling en steur stoten te vaak hun kop tegen een dam' en het daarin aangehaalde onderzoek?

Antwoord

Ja.

2

Was u bekend met de in het onderzoek 'Dam Removal, a viable solution for the future of our European rivers' beschreven positieve effecten van het weghalen van overbodige barrières in waterwegen voor flora en fauna?

Antwoord

Ja.

3

Wat is de situatie in Nederland? Hoeveel barrières zijn er in de Nederlandse wateren en hoeveel van deze barrières zijn anno 2018 niet strikt noodzakelijk?

Antwoord

De Rijn, via de Waal en de IJssel, kent geen barrières. Via Rotterdam is de zee zonder hindernis te bereiken. Er zijn barrières bij de Haringvliet en de scheiding tussen IJsselmeer en Waddenzee. Bij IJmuiden is er een barrière met de zeesluis en in de Maas en de Neder-Rijn zijn diverse stuwen aangebracht. De Nederlandse delen van de Westerschelde en de Eems hebben geen stuwen en keringen. Alle barrières zijn strikt noodzakelijk vanwege functies als waterveiligheid, voldoende (zoet) water en scheepvaart. Ook in het regionale watersysteem zijn er op tal van plaatsen stuwen en keringen, noodzakelijk voor een adequaat waterbeheer, waarvoor de beheersverantwoordelijkheid bij de waterschappen is belegd.

Een fysieke barrière in de vorm van een sluis, stuw of gemaal betekent overigens niet dat op deze plek geen vis zou kunnen migreren. Op veel plekken zijn in de afgelopen jaren reeds voorzieningen getroffen om vismigratie te faciliteren, of zijn deze ingrepen voor de komende periode voorzien. Hiermee geeft Nederland volgens afspraak invulling aan de doelstellingen zoals die voortkomen uit de Kaderrichtlijn Water en andere internationale afspraken met betrekking tot vrije vismigratie.

4

Kunt u aangeven hoe de besluitvorming rondom het aanleggen, slopen of onderhouden van zulke waterwerken plaatsvindt?

Antwoord

Nieuwe waterstaatswerken, zoals dammen, komen alleen tot stand na zorgvuldige afweging van alle belangen. De waterbeheerder stelt daarvoor een projectplan op. Daartegen staat bezwaar en beroep open. Bij het vaststellen van een projectplan worden verschillende belangen, waaronder ook het belang van het watersysteem als leefgebied voor vissen en de kosten, afgewogen. Bij de afweging wordt rekening gehouden met diverse Europese kaders, zoals de Vogel- en Habitatrichtlijn en de Kaderrichtlijn Water. Voor het slopen van een waterstaatswerk geldt hetzelfde.

Het onderhoud van waterstaatswerken gebeurt ook door de waterbeheerder. Dit zijn veelal feitelijke handelingen. Als geen wijziging wordt gebracht in de vorm of constructie van het waterstaatswerk, is daarvoor geen projectplan vereist. Bij grootschalig onderhoud/renovatie worden de nieuwe inzichten op het gebied van vispasseerbaarheid meegenomen.

5

Hoe zit de verantwoordelijkheidsverdeling tussen het Rijk, de provincies en de waterschappen eruit?

Antwoord

Het Rijk is verantwoordelijk voor het nationale beleidskader voor het waterbeheer. De provincie is verantwoordelijk voor het regionale beleidskader en de vertaling van het nationale beleidskader naar het regionale niveau. Ook houden de provincies toezicht op de waterschappen.

De waterbeheerders zijn verantwoordelijk voor het operationele waterbeheer. Het Rijk (Rijkswaterstaat) beheert de Rijkswateren, waaronder de grote rivieren. De waterschappen zijn verantwoordelijk voor het beheer van regionale wateren. Dit beheer omvat ook het beheer van waterstaatswerken, zoals dammen. Het beheer moet zijn gericht op een veilig en doelmatig gebruik.

6

Kunt u aangeven wat het huidige beleid is omtrent barrières in de Nederlandse wateren en wat het beleid is omtrent overbodige barrières in deze wateren?

Het huidige beleid omtrent barrières in de Nederlandse wateren is gericht op het mitigeren van de negatieve effecten op de passeerbaarheid voor vis. Dit is mede ingegeven door Europese verplichtingen vanuit de Habitatrichtlijn, de Aalverordening en de Kaderrichtlijn Water. Figuur 5a in het stroomgebiedbeheerplan Rijn (bijlage bij Kamerstuk 31710, nr. 45) geeft de ontwikkeling van de optrekbaarheid voor vis voor een deel van het stroomgebied.

7

Bent u voornemens zoveel mogelijk barrières weg te nemen om de waterkwaliteit, de leefomgeving en de flora en de fauna te verbeteren? Zo nee, waarom niet?

Antwoord

Zie het antwoord bij vraag 6.

8

Bent u voornemens terughoudend om te gaan met het plaatsen van nieuwe barrières? Zo nee, waarom niet?

Antwoord

Zie het antwoord bij vraag 4.

9

Bent u voornemens deze grensoverschrijdende problematiek bij uw Europese collega’s onder de aandacht te brengen, zodat dit verholpen kan worden en vispopulaties zich kunnen versterken? Zo nee, waarom niet?

Antwoord

De problematiek van vismigratie is op stroomgebied-niveau aan de orde in de internationale commissies voor de Rijn, Maas en Schelde. Op Europees niveau is het een onderwerp dat in het overleg rond de implementatie van de Europese kaderrichtlijn water aan de orde komt. Hiermee is de internationale afstemming en coördinatie geborgd en vindt het overleg tussen waterbeherende overheden over genoemde onderwerpen in deze gremia reeds plaats.

10

Klopt het dat er nog altijd gevist mag worden nabij migratiehotspots zoals de sluizen bij Kornwerderzand en Den Oever?

Antwoord

Bij Kornwederzand en Den Oever vindt visserij plaats. Ter bescherming van migrerende vissoorten zijn daarbij een aantal voorwaarden van kracht. Hierop ben ik in de beantwoording van de vragen van het lid De Groot (kenmerk 2018Z09995 en 2018Z15103) reeds nader ingegaan. In deze beantwoording heb ik ook toegelicht dat uit eerder onderzoek is gebleken dat de impact van de bestaande visserij op migrerende vissoorten in de kustzone en in de omgeving van in- en uittrekpunten beperkt is.

11

Klopt het dat er in de toekomst gevist mag worden voor de ingang van het Haringvliet en de aan te leggen vismigratierivier in de Afsluitdijk?

12

Hoe legitimeert u de kosten van zulke projecten, respectievelijk 80 miljoen euro voor de migratierivier in de Afsluitdijk en 27 miljoen euro voor het openstellen van het Haringvliet, als het nagestreefde doel zo direct teniet gedaan wordt?

Antwoord 11 en 12

Zie hiervoor de beantwoording van de Kamervragen van het lid De Groot (kenmerk 2018Z09995 en 2018Z15103).

13

Klopt het dat Nederland door de buurlanden kritisch is aangesproken op haar rol in het faciliteren van vismigratie? Zo ja, wat is uw reactie daarop?

Antwoord

Met name binnen het internationale overleg rond de Rijn is veel aandacht voor vismigratie en het herstel van de zalmpopulatie in die rivier. Aangezien het Haringvliet een belangrijke trekroute is voor zalm, zijn de vorderingen van het openen van de Kier Haringvliet met grote belangstelling gevolgd in de internationale Rijncommissie. Toen er in het verleden sprake van was de Haringvliet dicht te laten, is Nederland daar inderdaad kritisch op aangesproken. Nederland heeft daarin overigens geen unieke positie. Ook partijen in de Bovenrijn zijn en worden aangesproken op het wegnemen van barrières. Ook is er aandacht voor andere soorten van beïnvloeding van vismigratie, zoals de effecten van visserij en van predatie door bijvoorbeeld aalscholvers.

14

Acht u het huidige Nederlandse beleid waarbij rondom migratiehotspots gevist mag worden nog houdbaar gegeven het feit dat de gezamenlijke Rijnlanden meer dan 600 miljoen euro geïnvesteerd hebben om de rivier weer toegankelijker te maken voor migrerende vissen? Zo ja, kunt u dit uitleggen? Zo nee, welke acties gaat u hieraan verbinden?

Antwoord

Zoals ik in de beantwoording van de vragen het lid De Groot (kenmerk 2018Z09995 en 2018Z15103) heb toegelicht blijkt uit onderzoek dat de impact van de bestaande visserij op migrerende vissoorten in de kustzone en in de omgeving van in- en uittrekpunten beperkt is.

15

Klopt het dat een visverbod rondom het Haringvliet er niet gekomen is, omdat enkele vissers geweigerd hebben de gemaakte afspraken te onderschrijven?

Antwoord

Zie hiervoor de beantwoording van de vragen van het lid De Groot (kenmerk 2018Z15103).

16

Kunt u uitleggen waarom, democratisch gezien, het weigeren van enkele vissers reden kan zijn om geen afspraken te maken?

Antwoord

Zoals ik in de beantwoording van de vragen het lid De Groot (kenmerk) 2018Z15103) heb aangegeven is nooit sprake geweest van een situatie waarin overeenstemming bestond tussen vissers, ngo’s en overheden over vrijwillige beperkingen in de visserij bij de Haringvlietsluizen. Er was slechts sprake van een voorstel van vissers en ngo’s om tegen betaling door de overheid een aantal jaren de visserij te beperken. Dit verzoek tot betaald stilliggen op kosten van de overheid werd daarbij ook niet door alle vissers gedragen.

17

Acht u het wenselijk dat de gezamenlijke inspanning van meerdere landen ter waarde van meer dan 600 miljoen euro teniet gedaan wordt door de starheid van enkele vissers? Zo ja, waarom? Zo nee, hoe gaat u dit oplossen?

18

Bent u bereid te komen tot een visverbod in de omgeving van migratiehotspots? Zo nee, waarom niet? Zo ja, hoe en op welke termijn gaat u dat regelen?

Antwoord 17 en 18

Zie hiervoor de beantwoording van de vragen van het lid De Groot (kenmerk 2018Z09995 en 2018Z15103).

Carola Schouten

Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit

Indiener(s)