Hierbij bieden wij u de antwoorden aan op de schriftelijke vragen gesteld
door het lid Karabulut (SP) over handel met illegale Israëlische
nederzettingen in bezet Palestijns gebied. Deze vragen werden ingezonden op
22 augustus 2018 met kenmerk 2018Z14804.
De Minister van Buitenlandse Zaken,
Stef Blok De Minister voor Buitenlandse Handel
en Ontwikkelingssamenwerking,
Sigrid A.M. Kaag
[Ondertekenaar 3]
[Ondertekenaar 4]
Antwoorden van de Minister van Buitenlandse Zaken en de Minister voor
Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking van het lid Karabulut (SP)
over handel met illegale Israëlische nederzettingen in bezet Palestijns
gebied
Vraag 1
Hoe omvangrijk is de import uit illegale Israëlische nederzettingen naar
Nederland? Kunt u dit afzonderlijk aangeven voor de afgelopen jaren? Is er
ook export naar de nederzettingen vanuit Nederland?
Vraag 2
Hoe omvangrijk is de import uit illegale Israëlische nederzettingen door de
Europese Unie (EU)? Kunt u dit afzonderlijk aangeven voor de afgelopen
jaren? Is er ook export naar de nederzettingen vanuit de EU?
Vraag 3
Waar bestaat deze handel uit?
Vraag 4
Klopt het dat de EU (veel) meer importeert uit illegale Israëlische
nederzettingen dan uit Palestina? Wat is de precieze verhouding?
Vraag 5
Indien u niet over adequate, gedetailleerde cijfers over handel met
illegale Israëlische nederzettingen beschikt, kunt u dan aangeven waarom
dat het geval is?
Vraag 6
Indien u niet over adequate, gedetailleerde cijfers over handel met
illegale Israëlische nederzettingen beschikt, bent u dan bereid opheldering
hierover te vragen bij de Israëlische autoriteiten? Zo nee, waarom niet?
Antwoord op de vragen 1, 2, 3, 4, 5 en 6
Zowel het kabinet als de Europese Commissie beschikken niet over cijfers
die de handel met illegale Israëlische nederzettingen in bezet Palestijns
gebied kwantificeren. Ook zijn er geen gegevens waaruit blijkt waar de
handel met nederzettingen uit bestaat. Israël houdt deze gegevens ook niet
bij.
Op grond van het Associatieakkoord tussen de EU en Israël kunnen producten
uit Israël, binnen de grenzen van 1967, in aanmerking komen voor een
preferentiële tariefbehandeling. Producten die zijn geproduceerd in
Israëlische nederzettingen in de sinds juni 1967 door Israël bezette
gebieden, komen hiervoor niet in aanmerking. Importeurs die een
tariefpreferentie claimen, moeten de postcode en de naam van de stad, het
dorp of het industriegebied waaraan de producten hun oorsprong ontlenen
vermelden op het vereiste oorsprongsbewijs. Douaneautoriteiten van de
EU-lidstaten voeren controles uit, en maken daarbij gebruik van beschikbare
informatie, inclusief een lijst met postcodes zoals gepubliceerd door de
Europese Commissie. Bij twijfel over de oorsprong van een product waarvoor
een tariefpreferentie wordt geclaimd, kunnen zij overeenkomstig art. 32 van
Protocol 4 uit het Associatieakkoord om verificatie van de informatie
vragen bij de Israëlische autoriteiten. De Nederlandse douane controleert
gedurende deze procedure op basis van bestaande risicoprofilering.
Niet-preferentiële handel uit Israël bestaat uit goederen waarbij de
importeur geen tariefpreferentie claimt en de invoerrechten betaalt die
door de EU voor derde landen zijn vastgesteld binnen de
Wereldhandelsorganisatie (WTO). Voor deze handelsstroom is niet vast te
stellen welk deel uit Israëlische nederzettingen in bezet gebied komt.
Het is aan het bedrijfsleven om de herkomst van producten juist en
niet-misleidend weer te geven op het etiket van het betreffende goed. De
Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) is verantwoordelijk voor
toezicht en de handhaving en doet dit op basis van staand
interventiebeleid. Consumenten kunnen, indien zij vermoeden dat er sprake
is van misleiding over de herkomst van een product, een klacht indienen bij
de NVWA. Wanneer geconstateerd wordt dat er sprake is van onjuiste
informatie op etiketten, wordt er gehandhaafd en kunnen sancties worden
toegepast – bijvoorbeeld door middel van een boete.