Antwoord op vragen van de leden Bergkamp en Den Boer over een mogelijk incorrect politie voorschrift en de schijnbare willekeur bij het handhaven van een omgangsregeling

Vragen van de leden Bergkamp en Den Boer (beiden D66) aan de ministers van Justitie en Veiligheid en voor Rechtsbescherming over een mogelijk incorrect politie voorschrift en de schijnbare willekeur bij het handhaven van een omgangsregeling (ingezonden 29 augustus 2018; 2018Z14960).

Vraag 1:

Bent u bekend met het bericht ‘Het is vrijwel altijd de vader die het onderspit delft’? [1]

Antwoord op vraag 1:

Ja.

Vraag 2:

Deelt u de mening dat het niet nakomen van een omgangsregeling door een ouder traumatische gevolgen kan hebben voor de andere ouder en vooral ook voor het kind c.q. de kinderen?

Antwoord op vraag 2:

Ja. Als ouders een zorg- of omgangsregeling hebben opgesteld of als de rechter een regeling heeft vastgesteld, dienen de ouders zich hieraan te houden, primair omwille van het kind. Als dit niet gebeurt, kan dit traumatische gevolgen hebben voor het kind en de andere ouder.

Vraag 3:

Klopt het dat, in het geval dat beide ouders gezamenlijk gezag hebben het zo is, dat de ene ouder ten opzichte van de andere ouder het misdrijf "onttrekking ouderlijk gezag" kan plegen op grond van artikel 279 van het wetboek van strafrecht, indien de omgangsregeling niet wordt nagekomen en dat een beroep op de politie kan worden gedaan?

Antwoord op vraag 3:

Het niet nakomen van een zorg- of omgangsregeling kan het strafbare feit onttrekking aan wettig gezag opleveren, [2] waarvan aangifte kan worden gedaan bij de politie. Een beroep op het strafrecht geldt in dit soort situaties als een ultimum remedium.

Het bewust niet nakomen van een door een rechter vastgestelde zorg- of omgangsregeling en het daarmee incidenteel of langdurig onttrekken aan het wettig gezag of uitgeoefende toezicht, is nadrukkelijk opgenomen in de nieuwe richtlijn van het OM voor strafvordering onttrekking minderjarige aan wettig gezag.[3]

Vraag 4:

Klopt het dat bij handhaving door de politie, op grond van artikel 279 van het wetboek van Strafrecht, voor het niet nakomen van een omgangsregeling er geen onderscheid gemaakt mag worden tussen de verzorgende en de niet-verzorgende ouder, zoals ook de Hoge Raad in een eerdere uitspraak stelt? [4]

Antwoord op vraag 4:

Ja, dat klopt. In lijn met de aangehaalde uitspraak van de Hoge Raad geldt dat daar waar een zorg- of omgangsregeling is neergelegd in een rechterlijke uitspraak,[5] de verzorgende ouder – evenals de niet-verzorgende ouder – kan worden verweten de regeling niet na te komen en daarmee artikel 279 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing kan zijn.

Vraag 5:

Kunt u bevestigen dat in een intern politievoorschrift over bemiddeling bij omgangsrecht, dat op 5 oktober 2015 in ieder geval nog van kracht was, staat dat wanneer een verzorgende ouder het kind niet meegeeft en dus de omgangsregeling niet nakomt, niet het strafbare feit op grond van artikel 279 van het wetboek van strafrecht pleegt?

Vraag 6:

Kunt u voorts bevestigen dat dit interne politievoorschrift op het moment van indiening van deze schriftelijke vragen, 29 augustus 2018, nog steeds van kracht is? Zo nee, tot wanneer was dit interne voorschrift van kracht?

Vraag 7:

Deelt u de mening dat dit interne voorschrift geen correcte uitleg is van het strafbare feit op grond van artikel 279 van het Wetboek van Strafrecht?

Vraag 8:

Wat zijn de consequenties geweest van deze incorrecte interpretatie van de handhavingsmogelijkheden van de politie omtrent het niet nakomen van omgangsregelingen?

Vraag 10:

Bent u bereid dit interne politievoorschrift te wijzigingen zodat de politie haar handhavende rol in het nakomen van omgangsregelingen op een correcte wijze invult? Zo ja, wanneer is deze wijziging gereed? Zo nee, waarom niet?

Antwoord op de vragen 5, 6, 7, 8 en 10:

Binnen de politie bestaan meerdere richtlijnen die gaan over hoe met (het niet nakomen van) zorg- en omgangsregelingen moet worden omgegaan.

Bij één van deze voorschriften [6] heb ik moeten constateren dat een zinsnede was opgenomen, die luidde dat het niet meegeven door de verzorgende ouder niet het strafbare feit oplevert. Dit is onjuist en niet in lijn met artikel 279 van het Wetboek van Strafrecht. Ik betreur dit zeer. Dit voorschrift was op 29 augustus 2018 van kracht.

De genoemde werkinstructie is inmiddels aangepast en intern gecommuniceerd. De gewraakte zinsnede is verwijderd. Ook biedt de instructie nu meer specifieke handvatten voor agenten om te kunnen handelen in situaties waarbij bemiddeling bij een zorg- of omgangsregeling nodig is.

Vraag 9:

Bent u van mening dat er sprake is van willekeur in de handhaving van omgangsregeling? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wat gaat u hieraan doen?

Antwoord op vraag 9:

Ik herken mij niet in het beeld dat sprake zou zijn van willekeur in de handhaving op de zorg- of omgangsregeling door de politie. Uiteraard is het voor strafrechtelijke handhaving noodzakelijk dat politie een strafbaar feit kan vaststellen. In situaties waar gescheiden ouders een andere uitleg hebben van afspraken en de (niet) nakoming daarvan, is zorgvuldig onderzoek vereist. Hierbij kunnen bijvoorbeeld de rechterlijke uitspraken worden opgevraagd om vast te stellen of de verzorgende ouder voldoende medewerking verleent aan de door de rechter in dat specifieke geval opgelegde omgangsregeling.

Als de politie op basis van feitenonderzoek feiten en omstandigheden vindt die een verdenking onderbouwen, wordt overleg gevoerd met het OM. De officier van justitie is immers verantwoordelijk voor de aansturing van de strafrechtelijke handhaving. [7]



[2] Artikel 279 van het Wetboek van Strafrecht.

[3] Dit betreft de Richtlijn voor strafvordering onttrekking minderjarige aan wettig gezag, die op 15 maart jl. in werking is getreden.

[5] In casu de verzorgende ouder die zich niet aan deze rechterlijke beschikking hield.

[6] Hierbij gaat het om ‘onttrekking aan het ouderlijk gezag’.

[7] Het OM heeft daartoe de landelijk geldende ‘Richtlijn voor strafvordering onttrekking minderjarige aan wettig gezag’ opgesteld, waarin een strafrechtelijk kader ten aanzien van de te eisen straf is opgenomen.

Indiener(s)