Antwoord op vragen van het lid Lodders over het bericht 'bescherm de rechten van belastingbetalers beter'

Geachte voorzitter,

Hierbij doe ik u de antwoorden toekomen op de schriftelijke vragen van het lid Lodders over het bericht ‘bescherm de rechten van belastingbetalers beter’. (ingezonden 1 augustus, kenmerk 2018Z14464).

Hoogachtend,

De staatssecretaris van Financiën,

Menno Snel

2018Z14464

Vragen van het lid Lodders (VVD) aan de staatssecretaris van Financiën over het bericht ‘bescherm de rechten van belastingbetalers beter’. (ingezonden 1 augustus 2018)

1
Bent u bekend met het bericht ‘bescherm de rechten van belastingbetalers beter’ 1)?

Antwoord 1
Ja


2
Kunt u ingaan op de bewering dat de hoge belastingrente burgers en bedrijven afschrikt om bezwaar te maken? Zijn er gevallen bekend van belastingplichtigen die geen bezwaar (durfden te) maken vanwege de hoge belastingrente?

Antwoord 2

Mij zijn geen gevallen bekend van belastingplichtigen die geen bezwaar durfden te maken vanwege de hoge belastingrente. Het bezwaar maken tegen een belastingaanslag heeft als zodanig geen invloed op de hoogte van de belastingrente. Die wordt namelijk bepaald door het bedrag van de belastingaanslag in combinatie met het tijdstip van de vaststelling. Als de belastingplichtige de bezwaarprocedure verliest leidt dat dus niet tot een hogere belastingrente. Als de belastingplichtige de bezwaarprocedure wint wordt eventueel in rekening gebrachte belastingrente verminderd of teruggegeven.
Bij het maken van bezwaar kan de invorderingsrente een rol spelen. Deze rente is verschuldigd als de betalingstermijn van de belastingaanslag is verstreken en het verschuldigde bedrag dan nog niet is betaald. In de antwoorden op de vragen 4, 5 en 6 wordt nader op de invorderingsrente ingegaan.


3
Wat zouden de kosten zijn als de belastingrente verrekend wordt bij eventueel aangetekend bezwaar of wanneer er gekozen wordt voor een andere termijn, bijvoorbeeld door het belastingrenteloos maken van de betalingstermijn?

Antwoord 3

Het is niet helemaal duidelijk hoe het eerste deel van deze vraag moet worden geïnterpreteerd. Als bedoeld is te vragen wat het zou kosten als de eerder in rekening gebrachte belastingrente zou worden verminderd of teruggegeven bij een ingediend bezwaar dat heeft geleid tot een verlaging van de belastingaanslag, dan is daarop het antwoord dat dit niet tot extra kosten leidt omdat dit nu al standaard gebeurt.
Voor wat betreft het antwoord op het tweede deel van deze vraag verwijs ik naar het onderzoek naar het systeem van de belastingrente dat ik op 5 juli jl. naar Uw Kamer heb gezonden. [1] Daarin wordt concreet ingegaan op deze situatie en de kosten die hiermee gemoeid zijn.


4
Kunt u ingaan op het commentaar dat er een gebrek aan wederkerigheid is ten aanzien van de belastingrente? Wat zijn de precieze rentepercentages die de Belastingdienst nu hanteert voor vorderingen en verschuldigde bedragen bij verschillende belastingplichtigen? Waarom is er geen sprake van evenredigheid?


5
Vindt u het rechtvaardig dat de rente die de Belastingdienst hanteert voor zichzelf anders is dan de rente die de Belastingdienst hanteert voor belastingplichtigen?

6
Wat zouden de kosten zijn als de gehanteerde belastingrente evenredig wordt gemaakt? Zou u er voorstander van zijn om dit evenredig te maken? Zo nee, waarom niet?

Antwoord 4, 5 en 6

In het commentaar wordt naar mijn mening gedoeld op een gebrek aan wederkerigheid op het punt van de regeling invorderingsrente. Ook voor deze regeling geldt dat die is gebaseerd op de verzuimgedachte. Kort samengevat houdt de regeling in dat als een belastingschuldige zijn belastingaanslag niet binnen de daarvoor geldende betalingstermijn betaalt de ontvanger van de Belastingdienst na het verstrijken van die termijn invorderingsrente in rekening brengt. Als anderzijds de ontvanger van de Belastingdienst een belastingteruggaaf niet uitbetaalt binnen de daarvoor geldende termijn wordt na het verstrijken van die termijn invorderingsrente vergoed. De invorderingsrente bedraagt 4% voor alle belastingmiddelen. Dit percentage geldt zowel voor de in rekening te brengen als de te vergoeden invorderingsrente.
Invorderingsrente wordt ook in rekening gebracht als de belastingaanslag niet op tijd wordt betaald in afwachting van een bezwaarprocedure. Als de belastingaanslag als gevolg daarvan wordt verminderd tot een lager bedrag dan wordt er in principe geen invorderingsrente vergoed, ook niet als het oorspronkelijke bedrag van de belastingaanslag al zou zijn betaald. Volgens het commentaar wringt de regeling invorderingsrente om die reden met de wederkerigheid.
De reden dat in verband met bezwaar op te veel betaalde belasting in principe geen invorderingsrente wordt vergoed is dat de belastingplichtige die bezwaar indient tegen de belastingaanslag uitstel van betaling krijgt. Hij hoeft de belastingaanslag dus niet te betalen vooruitlopend op de uitkomst van de procedure. Als hij uitstel van betaling heeft gekregen en de procedure wint heeft hij ook geen economisch nadeel geleden. Er wordt dan ook alleen invorderingsrente gerekend voor zover er op dat moment nog sprake is van een openstaand bedrag. Alleen in de gevallen waarin er door de ontvanger geen uitstel van betaling zou zijn verleend terwijl daar wel om is verzocht en de belastingplichtige geen andere keuze heeft dan de belastingaanslag te betalen, wordt invorderingsrente wel vergoed als de betaalde belastingaanslag naderhand wordt verminderd tot een lager bedrag.
Het evenredig maken van de regeling invorderingsrente in die zin dat invorderingsrente steeds wordt vergoed over te veel betaalde belasting zou naar schatting tot € 200 miljoen aan budgettaire derving leiden op de begroting.
Hiervoor is geen budgettaire ruimte zoals ik ook aangegeven heb in de Kamerbrief van 5 juli jl.. Naast het feit dat het standaard vergoeden van rente in deze situaties weer aanleiding zou kunnen geven tot sparen bij de fiscus, zou een dergelijke fundamentele aanpassing van de structuur van de regeling invorderingsrente een ingrijpende aanpassing van het inningssysteem vergen met een minimale implementatietermijn van 2 jaar. Om deze redenen ben ik er geen voorstander van.

7
Kunt u ingaan op de beschreven situatie waarbij particulieren rente betalen over geld dat al op de rekening van de fiscus heeft gestaan? Vindt u dit rechtvaardig? Bent u bereid hier iets aan te doen? Wat zouden de kosten hiervan zijn?

Antwoord 7

Voor het antwoord op deze vraag verwijs ik naar het onderzoek naar het systeem van de belastingrente dat ik op 5 juli jl. naar Uw Kamer heb gezonden waarin uitgebreid wordt ingegaan op deze situatie.

8
Kunt u ingaan op de beschreven situatie waarbij de fiscus geen rente uitkeert wanneer de Belastingdienst teveel belasting heeft geïnd? Vindt u dit rechtvaardig? Bent u bereid hier iets aan te doen?

Antwoord 8

In het antwoord op de vragen 4, 5 en 6 ben ik al ingegaan op deze vragen.


9
Vindt u het rechtvaardig dat de belastingrente wordt gebruikt om ‘gaten in de begroting te dichten’, zoals gesteld wordt in het artikel? Bent u bereid om, los van het aan de Kamer gestuurde onderzoek, structureler onderzoek te doen naar de modernisering van de regeling rond de belastingrente, zodat deze onrechtvaardigheden in de toekomst mogelijk kunnen worden opgelost?

10
Bent u bereid om op kleinere schaal te zoeken naar oplossingen om de belastingrente, zij het niet nu dan wel in de toekomst, rechtvaardiger te maken, bijvoorbeeld door aanpassingen binnen een bepaalde belasting in plaats van het geheel?

Antwoord 9 en 10

De belastingrente wordt niet gebruikt om ‘gaten in de begroting te dichten’. Zoals beschreven in het onderzoek naar de regeling belastingrente zijn de wettelijke ondergrenzen voor de rentepercentages destijds mede ingevoerd om te voorkomen dat de geraamde opbrengst van de regeling belastingrente niet zou worden gerealiseerd. Deze percentages waren bij de invoering van de regeling gebaseerd op de wettelijke rente voor (niet)-handelstransacties. Hoewel de budgettaire opbrengst niet het doel is van de renteregeling, achtte het kabinet het noodzakelijk de geraamde opbrengst te realiseren. Dit is nog steeds zo. Het belang van deze realisatie is terug te voeren op de begrotingssystematiek; zoals ik in mijn brief over het onderzoek naar het systeem van de belastingrente heb aangegeven zou het afschaffen van deze ondergrenzen met grote budgettaire gevolgen gepaard gaan waarvoor geen budgettaire ruimte bestaat. Het invoeren van structurele aanpassingen van de systematiek van de regeling belastingrente zou daarnaast ingrijpende uitvoeringsgevolgen hebben voor de Belastingdienst.
Het Belastingplan 2019 zal wel maatregelen bevatten om voor wat betreft de inkomstenbelasting en de erfbelasting de regeling belastingrente beter te doen aansluiten op het uitgangspunt dat de belastingplichtige die tijdig een correcte aangifte doet niet met belastingrente te maken krijgt. Mijn inzet is om dit ook te gaan veranderen voor de vennootschapsbelasting mits hiervoor dekking kan worden gevonden en het uitvoerbaar is.


11
Kunt u, in het licht van bovenstaande vragen, antwoord geven waarom u, zoals gesteld in antwoord op de eerdere schriftelijke vragen van Lodders 2), een Handvest met de Rechten van Belastingbetalers ‘geen meerwaarde’ vindt hebben? Denkt u niet dat een handvest een betere opsomming van de rechten van de belastingbetaler kan zijn dan een grote hoeveelheid technisch geformuleerde belastingwetgeving?


12
Kunt u reageren op het beschreven handvest van de Nederlandse Orde van Belastingadviseurs (NOB)? Kunt u voor elke van de artikelen en de ‘fundamental principles’ aangeven in welk wetsartikel dit recht of deze verantwoordelijkheid gewaarborgd is? Bent u van mening dat al deze principes afdoende gewaarborgd zijn?

Antwoord 11 en 12
In Nederland is er een democratisch proces ingericht om te komen tot evenwichtige wetgeving. De rechten en plichten van belastingplichtigen worden in samenhang verankerd in wet- en regelgeving, zowel op nationaal niveau als in internationale verdragen die Nederland erkend heeft.
In mijn antwoorden op de eerder gestelde schriftelijke vragen heb ik aangegeven dat er in het geval er een rechtstekort zou bestaan of er anderszins aanleiding zou zijn om rechten van de belastingbetalers aan te passen, aanpassing van wetgeving daarvoor de aangewezen weg is.
De wijze waarop het wetgevingsproces in Nederland is ingericht, met advies van Hoge Colleges van Staat en in debat met het parlement, borgt dat sprake is van een zorgvuldige belangenafweging en analyse.
Ik zie geen aanleiding om naast dit wetgevingsinstrumentarium nog te gaan werken met een document als een handvest. Een handvest doorloopt immers niet dit wetgevingsproces, heeft een onduidelijke status en schept verwachtingen richting belastingplichtigen die niet noodzakelijkerwijs terecht zijn. Vanuit deze optiek brengt het vaststellen van een handvest voor burgers mijns inziens geen duidelijkheid met zich, maar roept het wel veel vragen op.
Voor zover het noodzakelijk zou zijn om in eenvoudiger taalgebruik aan belastingplichtigen voorlichting te geven over hun rechten en plichten, ligt het in de rede om deze voorlichting en uitleg vormvrij op te nemen op de website van de Belastingdienst. Gelet op het voorgaande, vind ik het weinig zinvol om het aangehaalde handvest per artikel tegen de vigerende regelgeving aan te houden.

13
Deelt u de mening dat het van het grootste belang is dat de rechten en plichten van belastingbetalers altijd zo duidelijk en begrijpelijk mogelijk moeten zijn voor de belastingplichtige?


14
Deelt u de mening dat een dergelijk handvest wél toegevoegde waarde kan hebben, zelfs al zijn veel rechten nu al juridisch gecodificeerd? Bent u dan ook alsnog bereid een dergelijk handvest op te stellen en te publiceren?

Antwoord 13 en 14
Uiteraard deel ik de opinie dat het van belang is dat belastingplichtigen begrijpen wat hun rechten en plichten zijn. Ik denk echter niet, zoals hiervoor ook toegelicht, dat invoering van een handvest hiervoor de aangewezen weg is. Zelf hecht ik meer belang aan heldere wetteksten gecombineerd met, waar nodig, voorlichting en nadere uitleg op de website van de Belastingdienst.


1) Financieel Dagblad, 30 juli 2018
2) Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2017-2018, nr. 2682



[1] Kamerstukken II 2017/18, 34 785, nr. 99

Indiener(s)