Antwoord op vragen van het lid Gijs van Dijk over hoge bonussen bij pensioenuitvoerders

Hierbij zend ik u de antwoorden op de Kamervragen van het lid Gijs van Dijk (PvdA) over “hoge bonussen bij pensioenuitvoerders”.

De Minister van Sociale Zaken

en Werkgelegenheid,

W. Koolmees


2018Z15869

Vragen van het lid Gijs van Dijk (PvdA) aan de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over hoge bonussen bij pensioenuitvoerders (ingezonden 12 september 2018)

Vraag 1.

Bent u bekend met het artikel ‘Hoge bonussen drijven kosten pensioenuitvoer fors op'? 1)

Antwoord 1

Ja.

Vraag 2.

Deelt u de mening dat het onwenselijk is dat het pensioengeld van docenten, verpleeg­kundigen, agenten en bouwvakkers steeds vaker als bonussen naar vermogensbeheerders gaat?

Antwoord 2:

Ik vind het van belang dat pensioenfondsen en -uitvoerders zorgvuldig omgaan met het pensioengeld van deelnemers, gewezen deelnemers en pensioengerechtigden. Het is aan sociale partners om afspraken te maken over de inhoud van de pensioenregeling. De uitvoering hiervan brengen zij onder bij een pensioenfonds. Het pensioenfondsbestuur gaat over de uitvoering van de pensioenregeling en het beheer van het fonds. Hieronder valt ook het gevoerde beloningsbeleid en de keuze voor de uitbesteding van pensioenadministratie en vermogens­beheer. Het bestuur beziet dit in de context van de afweging tussen risico, rendement en kosten. Voor zover vermogensbeheer binnen het pensioenfonds wordt uitgevoerd is het pensioenfonds daarbij op grond van de wet specifiek verplicht een beheerst beloningsbeleid te voeren dat niet aanmoedigt tot het nemen van onnodige risico’s. Voor zover het vermogensbeheer wordt uitbesteed onderhandelen partijen hierbij onder andere over een vaste en/of variabele beheervergoeding. Variabele beheervergoedingen zijn afhankelijk van het rendement. Of en in welke mate de externe vermogensbeheerder bij goede resultaten op zijn beurt weer een prestatieafhankelijke vergoeding betaalt aan zijn werknemers is niet primair een zaak van het pensioenfonds. Pensioenfondsen moeten bij de uitbesteding van werkzaamheden het beloningsbeleid van de uitvoerder, inclusief het beleid aangaande prestatiebeloningen, wel betrekken in de keuze voor de derde waaraan de werkzaamheden worden uitbesteed. Het is aan het individuele pensioenfonds - en niet aan mij - om een oordeel over te vellen over de keuzes in het beheer van het pensioenfonds.

Vraag 3.

Vindt u ook vreemd dat de bonussen bij pensioenuitvoerders wel omhoog gaan, maar de pensioenen niet worden geïndexeerd? Vindt u daarom ook niet dat pensioenfondsen geen bonussen mogen uitkeren, zeker zolang er niet wordt geïndexeerd, en als er verliezen zijn, pensioenuitvoerders ook worden afgerekend?

Antwoord 3:

Het is de verantwoordelijkheid van het pensioenfonds om zorg te dragen voor de uitvoering van de pensioenovereenkomst op een manier die past bij de aard en omvang van de overeenkomst. Het is hierbij de verantwoordelijkheid van het bestuur om op prudente wijze met het pensioengeld van deelnemers om te gaan om uiteindelijk een zo goed mogelijk pensioen te kunnen uitkeren. Om dit te bereiken kan het pensioenfonds overwegen tot uitbesteding van werkzaamheden, zoals vermogensbeheer, over te gaan. Zij zullen dit bezien in de context van de afweging tussen risico, rendement en kosten (zie antwoord 1). Het kan daarbij zo zijn dat een vermogensbeheerder in een jaar hoge rendementen behaalt, maar dat indexatie desondanks (nog) niet mogelijk is.

Vraag 4.

Bent u bereid te onderzoeken dat deelnemers ook invloed hebben op de bonussen bij pensioenuitvoerders?

Antwoord 4:

Deelnemers hebben reeds op verschillende manieren invloed op de uitvoering van de pensioen­overeenkomst en de keuzes die daarbij gemaakt worden. Zij zijn vertegenwoordigd in het bestuur van een pensioenfonds en in het verantwoordingsorgaan of in het belanghebbendenorgaan van het fonds. Bij uitbesteding moet het bestuur rekening houden met het beloningsbeleid van de pensioen­uitvoerder. Het belanghebbendenorgaan heeft een adviesrecht op het uitbestedingsbeleid. Het bestuur moet daarnaast het beleid en de uitvoering daarvan verantwoorden aan het verantwoordingsorgaan dan wel belanghebbendenorgaan. De verplichting voor pensioenfondsen om in hun jaarverslag informatie te geven over de uitvoeringskosten, inclusief de vermogensbeheerkosten, draagt hieraan bij. In het bestuur hoort vervolgens de discussie thuis over op welke wijze te komen tot een zo goed mogelijk pensioen voor alle deelnemers en pensioengerechtigden. Ik acht hiermee het geheel aan inspraak passend en afdoende.

Vraag 5.

Hoe staat het bovendien met de toezeggingen die zijn gedaan tijdens het mondelinge vragenuur van 16 mei 2017 omtrent de bonussen bij pensioenuitvoerder APG?

Antwoord 5:

De reactie op deze toezegging is opgenomen in de brief die 11 juli 2017 aan uw Kamer verstuurd is[1].

Vraag 6.

Bent u bereid de pensioenfondsbesturen opnieuw hierop aan te spreken? Is dit bovendien ook al in de pensioenkamer van ABP besproken?

Antwoord 6:

Het is niet aan mij om pensioenfondsbesturen aan te spreken op hun beheer van het pensioenfonds en de uitvoering van hun werkzaamheden, waaronder de keuzes die zij maken ten aanzien van de uitbesteding van werkzaamheden (zie het antwoord op vraag 1). Pensioenfondsbesturen hebben een zelfstandige verantwoordelijkheid voor het beheer van het pensioenfonds, inclusief het belonings­beleid. Belanghebbenden hebben door middel van deelname in het bestuur en verantwoordingsorgaan dan wel het belanghebbendenorgaan inspraak hierop.

De Pensioenkamer gaat over de inhoud van ABP-regeling (en niet over het beloningsbeleid bij de pensioenuitvoerder van het fonds). Zoals eerder aan de Kamer gemeld[2], ziet het bestuur van de Stichting Pensioenfonds ABP - dat bestaat uit leden namens werknemers, werkgevers en gepensioneerden - erop toe dat de uitvoerder invulling geeft aan het beleid voor beheerst belonen.

1) https://www.ad.nl/economie/hoge-bonussen-drijven-kosten-pensioenuitvoer-fors-op~a7440a1b/



[1] Kamerstukken II, 2016/17, 32 043, nr. 374

[2] Zie Kamerstukken II, 2016/17, 32 043, nr. 374

Indiener(s)