Antwoord op vragen van het lid Geluk-Poortvliet over het bericht ‘Meer mantelzorg verwachten is politiek wensdenken’

Antwoorden op Kamervragen van het Kamerlid Geluk-Poortvliet (CDA) over het bericht ‘Meer mantelzorg verwachten is politiek wensdenken’ (2018Z15626)

1
Bent u bekend met het bericht 'Meer mantelzorg verwachten is politiek wensdenken'? 1)

Antwoord 1:

Ja.

2
Deelt u alle conclusies van de evaluatie van het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP) dat het beleid gericht op meer zelfredzaamheid en inzetten op meer mantelzorg, op onderdelen succesvol is? Zo niet, kunt u aangeven welke conclusies u niet deelt en waarom u deze niet deelt? 2) 3)

3
Overweegt u op basis van de evaluatie van het SCP herziening van het beleid dat is gericht op meer zelfredzaamheid en het inzetten van meer mantelzorg?

Antwoord 2 en 3:

De bereidheid van mensen om voor elkaar te zorgen is groot. In Nederland geven jaarlijks 4,4 miljoen volwassenen mantelzorg aan hun partner, familie, vriend of buur die ondersteuning nodig heeft. Uit onderzoek van het SCP blijkt ook dat mensen het steeds normaler vinden om te zorgen voor een ander. Naar schatting verlenen 750.000 mantelzorgers langdurig en intensief mantelzorg (langer dan 3 maanden en meer dan 8 uur per week). Het is daarom belangrijk dat mantelzorgers op hun eigen manier voor een ander kunnen zorgen, zodat zij de zorg kunnen combineren met hun werk, opleiding of sociaal leven. Mantelzorgers moeten daarin ondersteund worden door partijen en weten dat zij er niet alleen voor staan. Ook vanuit de rijksoverheid dragen we daaraan bij via het programma Langer Thuis [1].

Het SCP geeft terecht aan dat niet iedereen zelfredzaam kan zijn en dat niet iedereen een naaste heeft die mantelzorg kan bieden. Alsdan is er voor eenieder ondersteuning vanuit de Wmo 2015. Ook de zorgen ten aanzien van vergrijzing in krimpgebieden deel ik en heb ik ook expliciet aangekaart in mijn programma Langer Thuis. Het beeld dat het beleid erop is gericht dat nog veel meer mensen zorgtaken op zich gaan nemen is onjuist. Het beleid sluit aan op de praktijk, waar mensen zo lang als mogelijk in de eigen vertrouwde omgeving oud willen worden. Het vertrekpunt blijft dat eerst wordt bezien welke ondersteuning op vrijwillige basis door de omgeving kan worden geboden. Is die ondersteuning niet mogelijk of onvoldoende, dan zal er altijd de mogelijkheid zijn om een beroep te doen op professionele zorg en ondersteuning.

4
Deelt u de opvatting van de heer Putters dat in sterk vergrijzende regio’s meer professionele hulp aanwezig moet blijven en dat bedrijven hun werknemers/mantelzorgers meer mogelijkheden moeten bieden om werk en zorg op elkaar af te stemmen? Zo ja, hoe wilt u dit bewerkstelligen?

Antwoord 4:

In alle regio’s, maar juist ook in sterk vergrijzende regio’s, moeten de mogelijkheden voor zorg en ondersteuning op orde zijn. Een belangrijk element daarbij is dat het eigen netwerk goede ondersteuning ondervindt en weet dat ze er niet alleen voor hoeven staan. Het programma Langer Thuis draagt daar ook aan bij, bijvoorbeeld door het maken van afspraken met gemeenten, zorgverzekeraars en andere partijen over hoe mantelzorgers de juiste verlichting en ondersteuning kunnen krijgen. Daarnaast moet in de krimpgebieden de professionele zorg op orde zijn en moeten gemeentelijke maatwerkvoorzieningen of algemene voorzieningen geboden worden waar dat nodig is. In het programma Langer Thuis heb ik maatregelen opgenomen die daaraan kunnen bijdragen. Zo komt er, mede op instigatie van Kamerlid Slootweg (CDA), een landelijk adviseur respijtzorg, die juist in deze krimpgebieden van start gaat met zijn werkzaamheden om een goed en gevarieerd aanbod aan mogelijkheden voor ondersteuning te realiseren die de mantelzorger ontlasten en adempauze kunnen geven. Een andere actie in het programma is erop gericht werkgevers bewust te maken van de mantelzorgers die bij hen werken en welke mogelijkheden er zijn om de combinatie werk en mantelzorg beter mogelijk te maken. Ik ondersteun daartoe samen met mij collega van SZW de activiteiten van Stichting Werk en Mantelzorg en hun nieuwe programma ‘Mantelzorg Werkt!’.

Ook vraagstukken over wonen en zorg zijn relevant in krimpregio’s. Vernieuwde woonconcepten, geclusterd wonen, wooninitiatieven die mogelijk een belangrijke bijdrage kunnen leveren aan het met elkaar en voor elkaar zorgen in de toekomst met oog voor demografische ontwikkelingen. Daarbij helpen ook slimmere oplossingen in huis (e-health) en technologische vernieuwingen, waaraan het Rijk met subsidieregelingen een impuls geeft.

5
Kunt u aangeven om welke regio’s dit gaat en of op dit moment al maatregelen in deze regio’s worden getroffen om goede zorg te blijven verlenen in deze regio’s?

Antwoord 5:

Onderzoek van het PBL [2] toont aan dat naar verwachting het aantal mantelzorgers dat beschikbaar zal zijn voor een kwetsbare oudere met een hulpvraag langzaam afneemt in de toekomst. De bevolking in Nederland vergrijst in de komende decennia. Het aantal 85 plussers in Nederland neemt naar verwachting toe van 344.000 in 2015 naar 854.000 in 2040 [3]. Het onderzoek laat zien dat er grote regionale verschillen zijn in het aantal beschikbare mantelzorgers ten opzichte van het aantal 85-plussers. Nu staan nog 15 potentiële mantelzorgers voor elke 85-plusser klaar, maar in 2040 loopt dit terug naar 6. Vooral in sterk vergrijzende regio’s zoals Zuid-Limburg en Zeeuws-Vlaanderen wordt de verhouding ongunstiger.

Gemeenten zijn zich bewust van hun bevolkingssamenstelling en houden daar bij de uitvoering van de Wmo rekening mee. Het is primair een verantwoordelijkheid van de gemeenten om zorg en ondersteuning in het kader van de Wmo goed te regelen, ook in deze regio’s. Acties in het programma Langer Thuis, zoals de adviseur respijtzorg, ondersteunen dit.

6
Welke mogelijkheden ziet u op korte termijn om mantelzorgers te ontlasten?

Antwoord 6:

Iedere mantelzorger kan per direct een beroep doen op zijn gemeente voor ondersteuning bij de hulp die wordt verleend aan een naaste. Gezamenlijk kan worden bezien of de hulp kan worden gedeeld met anderen in het netwerk of dat een maatwerkvoorziening of een algemene voorziening verlichting kan bieden. In het programma Langer Thuis heb ik verschillende acties voor de korte termijn opgenomen die erop zijn gericht zijn mantelzorgers goed te ondersteunen.

7
Kunt u aangeven waardoor het aantal emotioneel eenzame Wmo-gebruikers van maatwerkvoorzieningen van 17 procent in 2015, steeg naar 22 procent in 2016?

8
Welke mogelijkheden ziet u om het aantal emotioneel eenzame Wmo-gebruikers te doen dalen?

Antwoord 7 en 8:

Het aantal emotioneel eenzamen onder Wmo-gebruikers is van 2015 naar 2016 gestegen. Ik vind dat een zorgelijk signaal, dat ik dan ook nauwlettend in de gaten zal houden. Een groot deel van de Wmo-gebruikers is op hogere leeftijd. Ik heb hiervoor het actieprogramma ‘Eén tegen eenzaamheid’ gelanceerd. Samen met een groot aantal partijen, zowel landelijk als lokaal, slaan wij de handen ineen om de trend van eenzaamheid onder ouderen terug te dringen. Bijvoorbeeld door de bewustwordingscampagne die in de week tegen eenzaamheid, de laatste week van september, van start gaat. In de week tegen eenzaamheid is ook de aftrap van de Nationale Coalitie tegen eenzaamheid, waarbij een veelvoud aan landelijke partijen zich schaart achter de doelstelling eenzaamheid eerder te signaleren en te doorbreken. Denk daarbij aan maatschappelijke organisaties zoals de Zonnebloem en Humanitas, maar ook aan een grote groep bedrijven die dagelijks in contact komt met ouderen. Ten slotte wordt lokaal echt het verschil gemaakt. Om de lokale aanpak te ondersteunen, zijn vanaf de week tegen eenzaamheid adviseurs lokale aanpak beschikbaar.

9
Kunt u aangeven welke mogelijkheden u ziet om het aantal mantelzorgers voor mensen met dementie dat zich eenzaam voelt te doen dalen, aangezien zeventig procent van deze mantelzorgers zich vaak eenzaam voelt?

Antwoord 9:

Het is bekend dat het bieden van intensieve en langdurige mantelzorg kan leiden tot gevoelens van eenzaamheid. Met name mantelzorgers van mensen met dementie kampen met eenzaamheidsgevoelens. Zij verliezen langzaam hun partner, maar soms ook hun vriendenkring doordat ze minder sociale activiteiten (kunnen) ondernemen. Dit vergroot zowel de emotionele als de sociale eenzaamheid van deze mensen.

Dementie heeft mijn bijzondere aandacht. Nadat de diagnose dementie is gesteld, dient niet alleen gefocust te worden op de medische zorg, maar is een bredere sociale benadering gewenst. Mensen met dementie hebben naast de gebruikelijke medische zorg ook behoefte aan meer sociale ondersteuning in het gewone, dagelijkse leven. Er dient bijvoorbeeld meer aandacht te komen voor de ontwrichting die dementie met zich meebrengt en de veranderende relaties met naasten en samenleving.

In het programma Langer Thuis start ik met ‘Social trials’. In 2018 en 2019 worden in 8 gemeenten experimenten sociale benadering gestart, gebaseerd op de theorie van hoogleraar Anne-Mei Thé. De eerste experimenten zullen najaar 2018 starten in Amsterdam, Amstelveen, Rotterdam en Den Bosch. Er is voor 2018 €1 miljoen beschikbaar gesteld voor uitvoer van deze experimenten. Voor 2019 is nogmaals €1 miljoen beschikbaar, voor 4 andere gemeenten. Ook het programma ‘Samen dementievriendelijk’ wordt voortgezet. De twee centrale doelen van het programma zijn: 1) Vergroten van de bewustwording van het perspectief van mensen met dementie en hun mantelzorgers en 2) Registratie van 310.000 Nederlanders zodanig dat een deel van hen een training volgt en de kennis op eigen wijze inzet.

Mantelzorgers kunnen ook altijd Sensoor bellen, waar in ieder geval een luisterend oor wordt geboden voor hun vragen en zorgen.

10
Kunt u aangeven hoeveel procent van de totale groep mantelzorgers zich eenzaam voelt? Kunt u daarnaast aangeven hoe u de eenzaamheid onder deze groep kunt verminderen?

Antwoord 10:

Het bieden van mantelzorg is een risicofactor voor eenzaamheid. Gegevens over het percentage mantelzorgers met gevoelens van eenzaamheid zijn echter niet beschikbaar. Het is belangrijk dat het leven van een mantelzorger niet uitsluitend is gericht op de zorg voor een naaste, maar dat er ook tijd genomen kan worden voor andere zaken. Tijd voor jezelf is essentieel om overbelasting te voorkomen, maar ook om uit eenzaamheid te blijven. Dit onderstreept het belang van goede ondersteuning van mantelzorgers, waartoe ook een gevarieerd en passend aanbod aan respijtzorg behoort. Onderdeel daarvan is ook ondersteuning om daadwerkelijk gebruik te maken van respijtzorg of andere vormen van ondersteuning, aangezien het uit handen geven van de zorg voor een mantelzorger, maar ook voor de naaste zelf, een drempel is die soms lastig genomen kan worden.

1) Zorgvisie, 'Meer mantelzorg verwachten is politiek wensdenken', 29 augustus 2018.
2) Sociaal en Cultureel Planbureau, 'Veranderde zorg en ondersteuning voor mensen met een beperking', 27 juni 2018.
3) Zorgvisie, 'SCP: Omvang informele hulp niet toegenomen', 27 juni 2018.



[1] Kamerstuk 31765, nr 326

[2] Planbureau voor de Leefomgeving en het SCP over de toekomst van de mantelzorg, maart 2018.

[3] CBS Kernprognose 2016

Indiener(s)