Antwoord op vragen van het lid Karabulut over mogelijke normalisatie van de relatie met Turkije

Hierbij bieden wij u de antwoorden aan op de schriftelijke vragen gesteld door het lid Karabulut over mogelijke normalisatie van de relatie met Turkije. Deze vragen werden ingezonden op 25 juli 2018 met kenmerk 2018Z14372.

De Minister van Buitenlandse Zaken,

Stef Blok

[Ondertekenaar 2]

[Ondertekenaar 3]

[Ondertekenaar 4]


Antwoorden van de minister van Buitenlandse Zaken op vragen van het lid Karabulut (SP) over mogelijke normalisatie van de relatie met Turkije

Vraag 1
Kent u het bericht van Human Rights Watch (HRW), waarin wordt gesteld dat nu weliswaar de noodtoestand is opgeheven in Turkije maar dat dit slechts een geschreven werkelijkheid is omdat veel van de beperkingen die onder de noodtoestand golden, behouden zullen blijven wanneer een concept wetsvoorstel aangenomen wordt? Deelt u de mening van de directeur van HRW, de heer Hugh Williamson, dat dit wetsvoorstel, waarmee de president vergaande bevoegdheden zal krijgen om rechters te ontslaan, de vrijheid van beweging en vereniging te limiteren en politieke gevangen langdurig, zonder proces vast te houden, van tafel zou moeten? Zo ja, heeft u dit in uw gesprekken met de Turkse autoriteiten kenbaar gemaakt? Zo nee, bent u bereid dit alsnog te doen? 1) 2)

Antwoord

Het bericht is bekend. Dit nieuws past in het bredere beeld van de achteruitgang op het gebied van rechtsstaat en mensenrechten in Turkije. Nederland stelt de zorgen over de rechtsstaat en mensenrechten in Turkije regelmatig aan de orde, onder andere binnen de Europese Unie en in het kader van de Raad van Europa (RvE). Nederland speelt hierin een voortrekkersrol en zal ook in de toekomst de zorgen over de rechtsstaat in Turkije actief blijven aankaarten in EU- en RvE-kader, net als in bilaterale contacten. Daarin zal nadrukkelijk ook aandacht zijn voor wetgeving die indruist tegen de grondbeginselen van de democratische rechtsstaat.

Vraag 2
Deelt u de mening dat gezien bovenstaande (de teloorgang van de rechtsstaat en de gevangenschap van veel politieke leiders van de oppositie en journalisten) van normalisatie van de relatie met Turkije geen sprake kan zijn? Zo ja, hoe verhoudt dat zich tot herstel van de diplomatieke relaties? 3) Zo nee, welke voorwaarden heeft u gesteld aan normalisatie van de relatie met Turkije? 4)


Antwoord

Normale diplomatieke betrekkingen zijn essentieel om met andere landen samen te werken op gebieden van gezamenlijk belang, maar ook om zorgen te bespreken.

Met Turkije is in de gesprekken die leidden tot de normalisatie expliciet besproken dat deze normalisatie van de betrekkingen niet inhoudt dat we het eens zijn over de feiten en appreciatie van wat er op 11 maart 2017 is gebeurd. Ook houdt normalisatie niet in dat we nu en in de toekomst geen zorgen hebben over wat er in Turkije gebeurt. Diplomatieke betrekkingen op het hoogste niveau bieden juist een mogelijkheid om ook deze zorgen te bespreken.

Vraag 3
Op welke wijze heeft u uitvoering gegeven aan de motie-Karabulut cs. over onmiddellijke vrijlating van alle politieke gevangenen? 5)


Antwoord

Zoals ook vermeld in het verslag van de Raad Algemene Zaken van 26 juni jl. (Kamerstuk 21501-02 nr. 1890) heeft de Nederlandse tijdelijk zaakgelastigde in Ankara als uitvoering van deze motie contact opgenomen met de Turkse autoriteiten en op hoogambtelijk niveau aandacht gevraagd voor de oproep om HDP-leider Demirtaş en andere parlementsleden vrij te laten. Deze oproep was in lijn met eerdere uitlatingen van de Venetië Commissie van de Raad van Europa en de EU over immuniteit voor parlementariërs in Turkije. Het bleek helaas niet mogelijk om deze oproep samen met gelijkgestemde landen over te brengen.

Op 6 juni 2017 werd de voorzitter van Amnesty International Turkije, de heer Taner Kiliç, gearresteerd. De motie Karabulut/Van Ojik (Motie 37 775 V, nr. 24) verzoekt het Kabinet de oproep van mensenrechtenorganisaties tot de directe vrijlating van Taner Kiliç en het intrekken van de aanklachten tegen hem te steunen. Nederland heeft zich zowel individueel als in EU-verband ingezet voor deze zaak. Daarnaast was een vertegenwoordiger van de Nederlandse ambassade bij de rechtszittingen aanwezig. Op 15 augustus jl. is bekend gemaakt dat de heer Kiliç in afwachting van de verdere behandeling van zijn zaak is vrijgelaten. Het kabinet zal ook de komende tijd aandacht blijven houden voor de zaak van de heer Kiliç en de ontwikkelingen nauwlettend volgen. Het Kabinet beschouwt daarmee ook deze motie als uitgevoerd.

Vraag 4
Heeft Turkije, dat zich beroept op zelfverdediging, artikel 5 van het VN-Handvest, in NAVO-verband inmiddels concreet bewijs geleverd met betrekking tot de legitimering van de inval in Noord-Syrië? Zo nee, bent u dan bereid deze illegale inval te veroordelen? Zo nee, waarom niet? 6)


Antwoord

Een appreciatie van het Turkse offensief in de Afrin-regio en de Turkse onderbouwing van het beroep op het recht op zelfverdediging, is door het kabinet gedeeld in de Kamerbrief ‘Nederlandse inzet in Syrië’ van 14 maart 2018 (referentie DEU-1502/2018). Sinds het verschijnen van deze brief zijn er volgens het kabinet geen nieuwe ontwikkelingen die de legitimiteitsvraag van het Turkse offensief in Afrin in een ander daglicht stellen.

1) https://www.hrw.org/news/2018/07/20/turkey-normalizing-state-emergency

2) https://www.rijksoverheid.nl/actueel/nieuws/2018/07/20/gezamenlijke-verklaring-van-nederland-en-turkije

3) https://nos.nl/artikel/2242412-nederland-en-turkije-herstellen-diplomatieke-banden.html

4) Kamerstuk 34775-V, nr. 48

5) Kamerstuk 32735, nr. 194

6) Kamerstuk 32623, nr. 187

Indiener(s)

Stef  Blok