Hierbij bied ik u de antwoorden aan op de schriftelijke vragen gesteld door
de leden Van Helvert en Omtzigt (beiden CDA) over de Nederlandse steun aan
de Syrische rebellen en de vele geheime onderzoeken die daarnaar gedaan
worden. Deze vragen werden ingezonden op 21 augustus 2018 met kenmerk
2018Z14773.
De Minister van Buitenlandse Zaken,
Stef Blok
De schriftelijke vragen gesteld door de leden Van Helvert en Omtzigt
(beiden CDA) over de Nederlandse steun aan de Syrische rebellen en de vele
geheime onderzoeken die daarnaar gedaan worden.
Vraag 1
Herinnert u zich dat u op 22 maart 2018 aan de Kamer schreef dat in het
relatief stabiele zuiden van Syrië het steunprogramma aan de rebellen wordt
voortgezet?
Antwoord
Ja.
Vraag 2
Herinnert u zich dat u op 11 juli 2018 aan de Kamer het volgende berichtte:
“Eind maart 2018 waren alle leveringen in Zuid-Syrië reeds afgerond, op één
levering na die is aangehouden (het gaat om een veldhospitaal). Voor het
veldhospitaal wordt een passende bestemming gezocht. Met het stopzetten van
het NLA programma in Noord-Syrië, zoals vermeld in de Kamerbrief van 14
maart jl. (zie antwoord op vraag 8), is daarmee het gehele NLA-programma in
Syrië beëindigd”? 2)
Antwoord
Ja.
Vraag 3
Wanneer is het besluit genomen om het Non-Lethal Assistance (NLA)-programma
in Zuid-Syrië te beëindigen en waarom is de Kamer daarover niet
geïnformeerd?
Vraag 4
Wat was de aanleiding om het NLA-programma in Zuid-Syrië te beëindigen?
Antwoord op vragen 3 en 4
Nederland werkte in Zuid-Syrië met een internationale partner aan het
tegengaan van extremistische invloeden aan de Syrische zuidgrens en het
verzorgen van een rudimentaire vorm van grensbewaking, onder andere om
smokkel tegen te gaan. Het programma is inmiddels beëindigd.
Toen op 22 maart jl. de door u genoemde brief aan de Kamer werd gestuurd
was er in het zuiden van Syrië nog sprake van relatieve rust, waaronder een
relatief stabiele de-escalatiezone. Dit was eveneens het geval op 11 mei
jl., toen aanvullende vragen over het programma zijn beantwoord.
Dit voorjaar leek voortzetting van het programma onder de toen geldende,
relatief stabiele omstandigheden nog een mogelijkheid. Voorzetting was niet
alleen van belang om grensbewaking mogelijk te maken, het vergrote ook de
kans om in het Zuiden tot een onderhandelde oplossing te komen waarbij de
gematigde oppositie in het grensgebied een rol zou spelen.
Ten tijde van uw Kamervragen in juli jl. was de optie van een onderhandelde
oplossing echter van tafel en het regime-offensief een feit, en was daarmee
een nieuw project definitief uitgesloten. De genoemde levering die eind
maart plaatsvond was daarmee de facto de laatste levering en het einde van
NLA in het Zuiden. De levering van een veldhospitaal, dat klaarstond aan de
Jordaanse grens, heeft niet plaatsgevonden. Voor het veldhospitaal wordt
nog een nieuwe bestemming gezocht.
Vraag 5
Wie heeft de externe evaluatie van het NLA-programma in het tijdvak
november 2016 -januari 2017 uitgevoerd?
Antwoord
Zoals vermeld in de antwoorden op eerdere Kamervragen heeft de organisatie
die de evaluatie heeft uitgevoerd expliciet verzocht om niet publiek bekend
te worden gemaakt in verband met veiligheid van de medewerkers. Het kabinet
zal het rapport voorafgaand aan het debat over het NLA-programma ter
vertrouwelijke inzage aan de Kamer sturen. Zie ook het antwoord op vragen
11 t/m 13.
Vraag 6
Was de organisatie die de externe evaluatie uitvoerde onderdeel van de
Rijksdienst?
Antwoord
Nee.
Vraag 7
Hadden alle personen die de externe evaluatie uitvoerden toestemming en
‘clearance’ van de diensten om staatsgeheime documenten in te zien?
Antwoord
Omgang met staatsgeheime informatie is geregeld in het Besluit Voorschrift
Informatiebeveiliging Rijksdienst Bijzondere Informatie (VIR-BI). Hierin
staat omschreven dat personen die niet frequent te maken hebben met
staatsgeheim materiaal minimaal een geheimhoudingsverklaring hebben
ondertekend.
Vraag 8
Hadden de personen die de evaluatie uitvoerden de beschikking over de
overdrachtsbewijzen?
Antwoord
Ja.
Vraag 9
Op welk moment zijn de overdrachtsbewijzen van NLA aan de Syrische rebellen
voor het eerst aangemerkt als staatgeheim en welke kwalificatie hebben zij
op dit moment?
Antwoord
Vanaf het begin van het programma in 2015 is informatie waaruit de
identiteiten en locaties van NLA-ontvangers kunnen worden afgeleid
aangemerkt als staatsgeheim. Ondanks dat het NLA-programma ten einde is
gekomen, acht het kabinet het noodzakelijk om aan deze kwalificatie vast te
houden. Veel van de groepen, partners en uitvoerders bevinden zich nog in
Syrië of de regio. Openbare informatie of aanwijzingen dat bepaalde groepen
of uitvoerders Westerse steun hebben ontvangen maakt hen en hun families
potentieel een belangrijker doelwit voor extremistische groepen, het
Assad-regime en/of hun bondgenoten. Dat risico wil het kabinet niet nemen.
Waar individuen of groepen zelf melden steun ontvangen te hebben van
Nederland zijn die uitspraken voor hun rekening, inclusief de mogelijke
consequenties.
Vraag 10
Wie heeft de overdrachtsbewijzen aangemerkt als staatsgeheim?
Antwoord
Informatie waaruit de identiteiten en locaties van NLA-ontvangers kunnen
worden afgeleid is aangemerkt als staatsgeheim, in verband met veiligheid
van de groepen en betrokken individuen. In overdrachtsbewijzen worden zowel
identiteiten als locaties vermeld.
Vraag 11
Kunt u de overdrachtsbewijzen ter inzage leggen bij de Kamer?
Vraag 12
Kunt u de stukken van het onderzoek (inclusief de conclusies) die geen
staatsgeheimen bevatten, openbaar maken?
Vraag 13
Kunt u de volledige stukken van het onderzoek aan de Kamer doen toekomen?
Antwoord op vragen 11, 12 en 13
De algemene bevindingen van het externe onderzoek werden met u gedeeld in
de beantwoording van uw Kamervragen op 3 juli jl. (kenmerk 2018Z12170). Het
rapport zelf gaat specifiek in op de gesteunde groepen en uitvoerders en
raakt daarmee aan de vertrouwelijke aspecten van het programma. Voorafgaand
aan het debat over het NLA-programma zal kabinet het volledige
onderzoeksrapport op vertrouwelijk basis aan uw Kamer sturen. Ook zullen
overdrachtsbewijzen ter vertrouwelijke inzage aangeboden worden.
Daarnaast heeft uw Kamer op 7 september jl. een IOB-rapport ontvangen
waarin onder andere de monitoringsmechanismen van het NLA-programma
onderzocht zijn. Verder doet de Auditdienst Rijk onderzoek of de betalingen
in het kader van het NLA-programma hebben plaatsgevonden conform de
daarvoor geldende richtlijnen binnen het ministerie van Buitenlandse Zaken.
Daarover zal uw Kamer eveneens geïnformeerd worden.
Vraag 14
Welke doorlopende monitoring is uitgevoerd door het ministerie en kunt u
die aan de Kamer doen toekomen?
Antwoord
Gezien de specifieke risico’s bij NLA is er sprake geweest van uitvoerige
monitoring. Naast reguliere contractuele verplichtingen leverden
uitvoerende organisaties maandelijkse rapportages aan en werd er vanuit het
Syrië-team in Istanboel zicht gehouden op activiteiten om incidenten te
detecteren dan wel bij te sturen. Het betreft hier doorlopend contact met
partners, groepen en andere landen en het verzamelen van informatie van
verschillende partijen. Zie ook het antwoord op vragen 20 en 21.
Vraag 15
Wat is de onderzoeksvraag van de onafhankelijke evaluatiedienst van het
ministerie van Buitenlandse Zaken (IOB), die een onderzoek doet naar de
monitoring van de Nederlandse programma’s in Syrië waaronder NLA?
Vraag 16
Wordt in dat onderzoek ook meegenomen of a) wapens in de handen van
jihadisten terecht gekomen zijn, b) Nederland binnen het internationaal
recht gehandeld heeft en c) de 22 groepen die Nederland uitgerust heeft,
zich schuldig gemaakt hebben aan oorlogsmisdaden of andere misdaden?
Antwoord op vragen 15 en 16
De IOB heeft onderzoek gedaan naar een drietal stabilisatieprogramma’s in
Syrië, waaronder het NLA-programma. Er is bekeken in hoeverre de
monitoringssystemen waarborging bieden om onregelmatigheden in de uitvoer
van de projecten te detecteren. Daarbij is gekeken naar de manieren waarop
zaken als misbruik, verduistering en invloed van ongewenste groepen
gesignaleerd worden. Voor de precieze onderzoeksvraag van de IOB verwijs ik
u naar het rapport dat uw Kamer op 7 september jl. heeft ontvangen. Voor
het NLA-programma constateerde de IOB dat de monitoring adequaat was.
Over de internationaalrechtelijke aspecten van het NLA-programma is bij
aanvang van het programma intern volkenrechtelijk advies ingewonnen. Naast
reguliere rapportages van de uitvoerders is extern onderzoek gedaan of de
goederen bij de juiste groepen terecht kwamen (zie ook het antwoord op
vragen 11 t/m 13). In aanvulling daarop, en om te monitoren in hoeverre
groepen zich hielden aan de door Nederland gestelde criteria, stonden
medewerkers van het Syrië-team in Istanboel frequent in contact met
internationale partners, de groepen en de uitvoerders.
Vraag 17
Heeft de Nederlandse regering op enig moment geloofwaardige indicaties
gehad dat zaken die geleverd zijn aan strijdende groepen in Syrië in handen
gekomen zijn van extremisten?
Antwoord
Ja. In de herfst van 2015 is een aantal Nederlandse voedselpakketten na een
overval geconfisqueerd door Jabhat Al-Nusra. De Kamer is hierover
geïnformeerd (Kamerstuk 27 925 d.d. 15 februari 2016). Na dit voorval zijn
mitigerende maatregelen genomen zoals aanpassing van de leveringsroute en
geïntensifieerde screening. In het voorjaar van 2017 is een mobiele
bakkerij tijdelijk in handen geweest van Hayat Tahrir al-Sham. Deze is na
bemiddeling weer vrijgegeven. Zoals ook bleek uit het voorgenoemde
IOB-onderzoek is het uitvoeren en monitoren van projecten in crisisgebieden
niet eenvoudig. In een complexe en fluïde situatie als in Syrië kunnen
risico’s niet worden uitgesloten, ook niet dat goederen in verkeerde handen
vallen.
Vraag 18
Wanneer heeft de Auditdienst Rijk (ADR) opdracht gekregen om onderzoek te
doen naar het NLA-programma van Nederland in Syrië?
Antwoord
19 juli 2018.
Vraag 19
Wat is de onderzoeksvraag van de ADR?
Antwoord
De ADR is gevraagd te onderzoeken of de betalingen in het kader van het
NLA-programma hebben plaatsgevonden conform de daarvoor geldende
richtlijnen van het ministerie van Buitenlandse Zaken. Concreet betekent
dit dat de ADR nagaat of er gehandeld is conform de richtlijnen in het
Handboek Bedrijfsvoering Buitenlandse Zaken (HBBZ). Zo kijkt de ADR of
(voorschot)betalingen aan de contractpartners rechtmatig waren en of de
interne procedures rondom het projectbeheer goed zijn gevolgd. De ADR let
daarbij op de aanwezigheid van de onderhavige stukken zoals
overdrachtsbewijzen, maar voert geen inhoudelijke controle uit op deze
documenten. Fysieke controle in Syrië zelf is voor de ADR onmogelijk gezien
de veiligheidssituatie.
Vraag 20
Waarom heeft de regering nu al vier onderzoeken (of monitoring) naar haar
eigen handelen opgestart over het uitrusten van de Syrische oppositie
tijdens de Syrische oorlog en bij geen van de onderzoeken de Kamer de
mogelijkheid geboden input te leveren over de vraagstelling?
Vraag 21
Welk onderzoek zou de Kamer zelf kunnen opstarten naar het leveren van
voertuigen, uitrusting en andere zaken door de Nederlandse regering aan de
Syrische rebellen, nu de regering de stukken geheim houdt en vooral zelf
geheime en vertrouwelijke onderzoeken laat uitvoeren?
Antwoord op vragen 20 en 21
Het kabinet heeft de Kamer sinds aanvang van het non lethal
assistance-programma in 2015 geïnformeerd over de Nederlandse steun aan
gematigde gewapende oppositie. Dat het kabinet uit veiligheidsoverwegingen
geen gedetailleerde informatie kon geven over het NLA-programma, is
eveneens met de Kamer gedeeld. Deze situatie is niet veranderd nu het
NLA-programma beëindigd is.
Het kabinet was zich bewust van de risico’s van programmering in Syrië en
heeft daarom buiten intensieve interne monitoring, andere partijen ook
gevraagd onderzoek te doen.
Het externe onderzoek heeft gekeken of de geleverde goederen bij de juiste
groepen aankwamen, de groepen de juiste ondersteuning ontvingen, en of het
monitoring en evaluatiesysteem voldoende functioneerde. De IOB is gevraagd
onderzoek te doen naar de monitoring van de drie grootste
stabilisatieprogramma’s in Syrië. De Auditdienst Rijk zal het programma op
verzoek van het kabinet financieel doorlichten. Het IOB-rapport is op 7
september jl. aan uw Kamer gestuurd en de externe evaluatie zal ter
vertrouwelijke inzage toegezonden worden. Ook zal de Kamer geïnformeerd
worden over de nog te verschijnen ADR-bevindingen.
Gelet op het vertrouwelijke karakter van delen van het programma wil het
kabinet in overleg met uw Kamer bekijken welke modaliteiten gevonden kunnen
worden om de overige informatie te geven die uw Kamer wenst. Dat betreft
ook informatie over de gesteunde groepen. Het uitgangspunt is dat de
beschikbare informatie openbaar wordt gemaakt waar dat kan en vertrouwelijk
gewisseld wordt waar nodig.
Vraag 22
Staat een van de 23 groeperingen waaraan uitrusting geleverd is op een
internationale terroristenlijst of heeft een van de groeperingen daar enig
moment op gestaan?
Antwoord
Er zijn 22 groepen gesteund. Geen van deze groepen heeft op enig moment op
een internationale terroristenlijst gestaan.
Vraag 23
Zijn de personen met een Nederlandse nationaliteit die hebben gevochten
voor een van de 23 groeperingen die door Nederland zijn uitgerust,
strafbaar?
Antwoord
Mochten personen met de Nederlandse nationaliteit betrokken zijn geweest
bij deze groepen in het jihadistisch strijdgebied in Syrië of Noord-Irak,
dan is het aan het Openbaar Ministerie en uiteindelijk de rechter om te
bepalen of en welke strafbare feiten zij daar hebben gepleegd.
Vraag 24
Kunt u vraag 32 van de feitelijke vragen van de vaste Commissie voor
Defensie over het jaarverslag van de Militaire Inlichtingen- en
Veiligheidsdienst (MIVD) 2017 precies en afzonderlijk beantwoorden,
aangezien dat in de beantwoording niet is gedaan (de vraag luidt: “Zijn er
aanwijzingen voor directe dan wel indirecte steun van Turkije aan ISIS,
Tahrir al-Sham of andere jihadistische organisaties in Syrië? Zo ja, welke?
Zo nee, bent u bereid tot onderzoek?")? 3)
Antwoord
Turkije is een belangrijke partner in de strijd tegen ISIS, waaronder als
lid van de anti-ISIS coalitie en het Global Counterterrorism Forum. Turkije
heeft zelf geleden onder terreur van ISIS, denk hierbij aan de aanslagen
met vele doden en gewonden. Het kan niet worden uitgesloten, mede vanwege
het diffuse beeld aan de Turkse grens en de diverse strijdgroepen die daar
actief zijn, dat vanuit Turks grondgebied steun wordt verleend aan
verschillende organisaties en daaraan gelieerde individuen. Turkije levert
versterkte inspanningen door op te treden tegen aanwezige IS-kopstukken in
Turkije en door de grens met Syrië strenger te controleren. Dit zal
onderwerp van gesprek blijven tussen Turkije en Nederland.
Vraag 25
Is er op enig moment intern of extern advies gevraagd en/of gekregen over
de leveranties aan gewapende groepen in Syrië? Kunt u aangeven welke
adviezen er zijn en die aan de Kamer doen toekomen?
Antwoord
In december 2014 vond er een zogenoemde fact finding-missie plaats waarin
de wenselijkheid, mogelijkheid en randvoorwaarden in kaart zijn gebracht.
Daarbij is ook intern volkenrechtelijk advies ingewonnen. Uw kamer is per
brief geïnformeerd over de uitkomsten van deze missie (brief van 7 april
2015, Kamerstuk 27 925, nr. 534.). De extern volkenrechtelijk adviseur
(EVA) bracht op 17 juni 2013 op eigen initiatief advies uit over
“Wapenleveranties Syrië”. In dit advies geeft de EVA in bredere zin zijn
volkenrechtelijke visie op steun aan de Syrische oppositie, waaronder in
relatie tot het non-interventie beginsel. De zienswijze van de EVA op dit
punt was bekend bij het ministerie.
Vraag 26
Welke andere leveranties zijn er gedaan door Nederland, vanuit Nederland of
via Nederland aan gewapende groepen in Syrië? (Inclusief geld, uitrusting,
wapens) Kunt u een precies overzicht geven van de goederen die door, uit of
via Nederland naar strijdende groepen gegaan zijn en daarvan een lijst aan
de Kamer doen toekomen?
Antwoord
Een overzicht met NLA-uitgaven is met uw Kamer per brief gedeeld op 17 mei
jl, toen de laatste leveringen reeds waren gedaan. In aanloop naar het
debat over het NLA-programma zal uw Kamer op vertrouwelijke basis een
overzicht ontvangen waarin de leveringen en de groepen uitgesplitst worden.
Vraag 27
Kunt u deze vragen een voor een en binnen drie weken beantwoorden?
Antwoord
De vragen zijn zo snel mogelijk beantwoord.