Antwoord op vragen van de leden Rudmer Heerema en Wiersma over het bericht ‘Basisscholen missen 1300 leraren, na de zomer dreigt lesuitval’



Vragen van de leden RudmerHeerema en Wiersma (beiden VVD) aan de Ministers voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over het bericht «Basisscholen missen 1.300 leraren, na de zomer dreigt lesuitval» (ingezonden 23 juli 2018).

Antwoord van Minister Slob (Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media) (ontvangen 11 september 2018).

Vraag 1

Bent u bekend met het bericht «Basisscholen missen 1.300 leraren, na de zomer dreigt lesuitval»1?

Antwoord 1

Ja.

Vraag 2

Hoe wordt de verlenging van de verruiming van de ketenbepaling door scholen ervaren? Biedt deze verruiming voldoende soelaas of is er meer nodig dan de verruiming bij kortdurende vervangingen? Kunt u aangeven of verdere verruiming kan bijdragen aan het verminderen van het lerarentekort? Welke mogelijkheden zijn er en welke acht u wenselijk?

Antwoord 2

Minister Koolmees van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft het verzoek van de werkgevers en werknemers om de uitzonderingsmogelijkheid van de ketenbepaling voor invalkrachten die invallen voor zieke leraren in het primair onderwijs positief beoordeeld. Deze uitzondering is onlangs vastgelegd in een ministeriële regeling van SZW. Dit is vooruitlopend op de door het kabinet beoogde inwerkingtreding van de Wet arbeidsmarkt in balans in 2020 waarmee deze uitzondering in de wet wordt vastgelegd.2 De algehele uitzondering op de ketenbepaling voor invalkrachten die invallen voor zieke leraren in het primair onderwijs geldt vanaf 1 augustus 2018. Hoe de algehele uitzondering op de ketenbepaling in de praktijk door scholen wordt ervaren is dus nog niet bekend.

Wel verwacht ik dat de uitzondering veel praktische problemen zal wegnemen die scholen tot voor kort ondervonden bij het vinden en tijdelijk aanstellen van invallers voor zieke leraren.

Verdere verruiming van de ketenbepaling is niet aan de orde en draagt niet bij aan het verder tegengaan van het lerarentekort aangezien de ketenbepaling met de algehele uitzondering reeds maximaal is opgerekt.

Vraag 3

Hoeveel docenten in de bovenwettelijke regeling zijn er benaderd met het verzoek om weer in het onderwijs te gaan werken? Hoeveel van deze docenten in de bovenwettelijke regeling staan weer voor de klas?

Antwoord 3

De bovenwettelijke uitkeringen in het primair onderwijs worden uitgevoerd door WWplus BV.3 Op basis van de laatst bekende gegevens van WWplus (ultimo 1e kwartaal 2018) bedraagt het aantal lopende bovenwettelijke uitkeringsrechten 8.972 (5.185 aanvullingen op de WW uitkeringsrechten en 3.787 aansluitende uitkeringsrechten). Het Participatiefonds voert de taak uit om de uitkeringsgerechtigden te ondersteunen en begeleiden naar een betaalde betrekking, binnen of buiten het onderwijs.

Tot voor kort werden nauwelijks gegevens bijgehouden over de resultaten van het re-integratiebeleid. Hiermee ontbreken dus momenteel gegevens om de vraag feitelijk te kunnen beantwoorden hoeveel uitkeringsgerechtigden terug keren voor de klas.

Hierin komt met ingang van 1 september verandering. Het Participatiefonds voert namelijk vanaf het nieuwe schooljaar een vernieuwd re-integratiebeleid uit waarbij maatwerk centraal staat. Het fonds heeft een monitoringstool ontwikkeld op basis waarvan het resultaat van dit vernieuwde beleid wordt gevolgd. Hierover wordt met ingang van het jaarverslag 2018 jaarlijks gerapporteerd. Binnenkort informeer ik u hier verder over in een brief over de toekomst van het Vervangings- en Participatiefonds.

Vraag 4

Heeft u reeds inzichtelijk kunnen maken welke fiscale belemmeringen er zijn voor parttimers om een extra dag te werken? Heeft u tevens het gesprek met de sector gevoerd om ervoor te zorgen dat parttimers, die bij ziekte van hun collega lesgeven aan hun eigen klas, volwaardig betaald worden?

Antwoord 4

In de brief over het lerarentekort, die ik recent naar uw Kamer heb gestuurd, staat een reactie op de motie Bruins waarin wordt gevraagd om de aantrekkelijkheid van een voltijdaanstelling of een grotere deeltijdaanstelling te stimuleren en onderwijsregels die dit lastig of onmogelijk maken te schrappen.4

Ik heb veel waardering voor leraren die extra werken om een zieke collega te vervangen. In de cao zijn afspraken gemaakt over de vergoeding. Op basis daarvan moet een extra dag werken volwaardig worden betaald. Het naleven van de cao-regels is aan werkgevers en werknemers.

Vraag 5

Heeft u reeds onderzocht wat uw rol is om te zorgen dat de overstap van bedrijfsleven naar het onderwijs soepeler kan verlopen? Welke mogelijkheden zijn er om samen met werkgevers met gebruikmaking van de reeds beschikbare middelen om personeel van werk naar werk te begeleiden, de overstap naar het onderwijs voor zij-instromers niet alleen aantrekkelijker te maken, maar ook financieel haalbaar?

Antwoord 5

De overstap van geïnteresseerden vanuit het bedrijfsleven naar een baan in het primair onderwijs is vooral een kwestie van maatwerk in een regionale setting. Daarom heb ik ingestemd met een project waarbij door het Arbeidsmarktplatform PO regio’s met de grootste voorspelde tekorten worden ondersteund om zij-instromers (en mogelijk ook herintreders) uit met name het bedrijfsleven te werven. De rol van het platform is vooral verbinding tot stand te brengen tussen de scholen, de opleidingen en het (regionale) bedrijfsleven. Daarbij wordt aangesloten bij bestaande initiatieven zoals het project «van Rabo naar pabo». Voor de ondersteuning is door het platform een helpdesk ingericht. Dit alles leidt tot een toenemend aantal regionale activiteiten. In de voortgangsrapportage over het lerarentekort die ik u in het najaar stuur ga ik verder in op zijinstroom vanuit het bedrijfsleven.

Bedrijven kunnen budgetten voor outplacement beschikbaar stellen of transitievergoedingen bieden. Het ministerie stelt middelen beschikbaar via de subsidieregeling zijinstroom. Het budget van deze regeling is verhoogd omdat we zien dat de interesse in zijinstroom toeneemt.

Vraag 6

Is het reeds mogelijk om zzp’ers (zelfstandigen zonder personeel), zoals bijvoorbeeld vakleerkrachten bewegingsonderwijs, muziek of cultuur, uit het Vervangingsfonds te bekostigen?

Antwoord 6

Het Vervangingsfonds keert aan de schoolbesturen die daarvoor vervangingspremie betalen, een normvergoeding uit voor de bekostiging van vervanging van ziek onderwijspersoneel waaronder (vak)leerkrachten. De hoogte van de normvergoeding is afgestemd op het salaris van de afwezige. De voorwaarden waaronder een vergoeding wordt toegekend zijn vastgelegd in het Vf-reglement dat het fonds als onafhankelijk zelfstandig bestuursorgaan jaarlijks vaststelt. Op basis van het vigerende reglement (artikel 29, lid 3) verstrekt het fonds momenteel geen vergoeding bij vervanging van een zieke (vak)leerkracht door een zzp-er met een vereiste lesbevoegdheid. Het fonds heeft ons gemeld dat het bestuur binnenkort beslist of het reglement op dit punt met ingang van 1 januari 2019 wordt aangepast. Ik zal uw Kamer informeren over de besluit van het bestuur.

Vraag 7

Klopt het dat bevoegde, maar reeds gepensioneerde docenten die na hun pensionering een school uit de brand te willen helpen, daar financieel niets mee opschieten? Kunt u deze belemmeringen in beeld brengen en de Kamer daar binnen vijf weken over informeren?

Antwoord 7

De financiële gevolgen zijn afhankelijk van de afspraken die de werkgever en gepensioneerde met elkaar maken. Een werkgever kan een gepensioneerde docent na diens pensioen in dienst houden of (weer) in dienst nemen. Werkgever en werknemer maken dan afspraken over het salaris. Dit kan een aanvulling zijn op het pensioen. Er mag namelijk worden gewerkt naast het AOW-pensioen en het ABP-ouderdomspensioen. Meer geld verdienen kan wel gevolgen hebben voor de hoogte van de inkomstenbelasting. Dit geldt echter niet alleen voor het onderwijs. Ik zie dan ook geen reden om specifiek voor het onderwijs mogelijke belemmeringen in kaart te brengen.

Vraag 8

Kunt u samen met uw collega van Sociale Zaken en Werkgelegenheid de gemeenten verzoeken om in de groep van mensen met een uitkering te kijken of er mensen met een onderwijsbevoegdheid tussen zitten?

Antwoord 8

Een match tussen werkgever en werknemer wordt in de regio gemaakt. Vandaar dat het arbeidsmarktbeleid ook gedecentraliseerd is, met rollen voor UWV (WW) en de gemeenten (bijstand). Onderwijswerkgevers kunnen met vragen naar werkzoekenden met een onderwijsbevoegdheid terecht bij één van de 35 regionale werkgeversservicepunten. De werkgeverservicepunten zullen dan in hun bestanden kijken of daar nog kandidaten in zitten. Het is daarom in eerste instantie vooral belangrijk dat onderwijswerkgevers hun vacatures bij de regionale servicepunten neerleggen. Daarnaast kunnen werkgevers ook zelf op werk.nl zoeken naar geschikte kandidaten. Een centrale oproep aan gemeenten heeft wat ons betreft dan ook weinig meerwaarde.

Vraag 9

Klopt het dat het wettelijk verankeren van een vakdocent bewegingsonderwijs ruim 5.000 nieuwe ALO-opgeleide5 docenten naar het primair onderwijs zal trekken? Klopt het dat dit een deel van de oplossing van het lerarentekort kan zijn? Deelt u de mening dat de inzet van vakleerkrachten leidt tot werkdrukverlaging bij de groepsleerkracht?

Antwoord 9

Ik heb geen informatie die deze veronderstelling ondersteunt. Zoals eerder per brief aan de Kamer is vermeld, wordt het aantrekken van voldoende leerkrachten mogelijk beperkt door het opleggen van aanvullende wettelijke verplichtingen. Hiermee is de wettelijke verankering van een vakleerkracht bewegingsonderwijs geen oplossing voor het lerarentekort.6 Dit neemt niet weg dat een vakleerkracht bewegingsonderwijs op sommige scholen wel degelijk een tekort aan leerkrachten kan wegnemen of de ervaren werkdruk kan beperken. Dit is ook een van de mogelijkheden voor scholen om de middelen in te zetten die beschikbaar zijn gekomen bij het gesloten werkdrukakkoord. Uit een peiling van de AVS blijkt dat 18% van de schoolleiders de middelen (deels) voor een vakdocent inzet, bijvoorbeeld voor bewegingsonderwijs. Ik merk wel op dat de ervaren werkdruk zich op elke school anders kan manifesteren en dus ook andere oplossingen kan hebben.


X Noot
1

«Basisscholen missen 1.300 leraren, na de zomer dreigt lesuitval, 17 juli 2018, NOS

https://nos.nl/artikel/2241963-basisscholen-missen-1300-leraren-na-de-zomer-dreigt-lesuitval.html

X Noot
2

Regeling van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 9 juli 2018 (Staatscourant 2018, nr. 39737 17 juli 2018).

X Noot
3

De hoogte en duur van de bovenwettelijke uitkeringen in het primair onderwijs zijn vastgelegd in de cao PO. Deze zijn afhankelijk van de duur van het dienstverband en de hoogte van de het laatstgenoten inkomen van de uitkeringsgerechtigde. De uitkering bestaat uit een aanspraak op een aanvullende uitkering op de reguliere WW-uitkering of – indien daar recht op bestaat – een aansluitende uitkering nadat de looptijd van de WW is verstreken (WOPO).

X Noot
4

Kamerstuk 34 775 VIII, nr. 94.

X Noot
5

ALO: Academie voor Lichamelijke Opvoeding

X Noot
6

Kamerstuk 34 398, nr. 3

Indiener(s)