Antwoord op vragen van het lid Renkema over "uitkeringsfraude"

Hierbij zend ik u de antwoorden op de Kamervragen van het lid Renkema (GL) over "uitkeringsfraude". (ingezonden op 29 juni 2018)

De Staatssecretaris van Sociale Zaken

en Werkgelegenheid,

T. van Ark

2018Z12904

Vragen van het lid Renkema (GroenLinks) aan de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over uitkeringsfraude (ingezonden 29 juni 2018)

Vraag 1

Kent u de artikelen ‘Harde aanpak uitkeringsfraude werkt fraude juist in de hand’ 1) en ‘Uitkeringsgerechtigden willen niet behandeld worden als fraudeurs’? 2)

Antwoord 1

Ja.

Vraag 2

Wat vindt u van de conclusie van het onderzoek van de Rijksuniversiteit Groningen dat de harde aanpak van mensen met een uitkering eerder tot meer dan tot minder fraude leidt?

Vraag 9

Wat gaat u doen met de conclusies van dit onderzoek?

Antwoord 2 en 9

Ik ben voorstander van effectieve handhaving, zoals verwoord in de SZW handhavingskoers 2018-2021[1] . De uitkeringsinstanties in de sociale zekerheid zetten verschillende instrumenten in en verrichten verschillende interventies om te stimuleren dat de wet- en regelgeving wordt nageleefd en gehandhaafd. Ik vind het belangrijk dat binnen het gehele handhavingsproces, van preventie tot sanctionering, een mix van instrumenten en interventies wordt ingezet die zoveel mogelijk effect hebben. Daarom is ‘effectief handhaven’ één van de hoofdlijnen in de SZW handhavingskoers. [2] Samen met het UWV, de SVB en gemeenten ben ik bezig om de kennis over de effectiviteit van instrumenten en interventies te vergroten. Om meer zicht te krijgen op wat wel en niet werkt in de handhaving met als uiteindelijke doel naleving te bevorderen, wordt ook het onderzoek van de Rijksuniversiteit Groningen over ‘slimmer handhaven’[3] door SZW in beraad genomen en verder bestudeerd.

Vraag 3

Vindt u het ook schadelijk dat de kloof tussen de sociale dienst en uitkeringsgerechtigden toeneemt door deze harde aanpak? Zo nee, waarom niet?

Vraag 4

Vindt u het ook schadelijk dat het benaderen van mensen als potentiële fraudeurs leidt tot een verlies van vertrouwen in de sociale dienst en daarmee ook in de overheid in brede zin? Zo nee, waarom niet?

Vraag 5

Deelt u de mening dat het doel van de Participatiewet is om mensen aan het werk te helpen, en niet om mensen gek te maken (zie ook het eerdere artikel 3) ‘De doorgeslagen jacht op de bijstandsfraudeur’ en hun vertrouwen in de overheid te schaden? Zo nee, waarom niet?

Antwoord 3, 4 en 5

Ik ben mij ervan bewust dat bijstandsgerechtigden zich in een kwetsbare positie bevinden en in een afhankelijkheidsrelatie met de gemeente. Medewerkers van gemeenten worden getraind om binnen dat kwetsbare kader respectvol met mensen om te gaan, zowel bij het stimuleren van het vinden van werk als bij de handhaving van naleving van de verplichtingen.

Het is inderdaad het doel van de Participatiewet om eenieder in staat te stellen als volwaardig burger mee te doen in, en bij te dragen aan, de samenleving. Het is belangrijk om mensen perspectief te bieden op participatie, daar waar het kan zoveel mogelijk via reguliere arbeid. De doelgroep van de Participatiewet bestaat niet alleen uit personen die ondersteund worden richting werk, maar tevens uit mensen die aangewezen zijn op bijstand om in de noodzakelijke kosten van het bestaan te kunnen voorzien. De bijstandsuitkering vormt het sluitstuk van de sociale zekerheid. Iedereen die daar recht op heeft moet kunnen vertrouwen op de aanwezigheid van dit vangnet.

De werkende beroepsbevolking maakt dit stelsel mogelijk. Ik vind het dan ook belangrijk dat de regels worden nageleefd. Want misbruik tast het maatschappelijk draagvlak onder onze sociale voorzieningen aan. Het regeerakkoord onderstreept dan ook dat handhaving op de naleving van de verplichtingen van uitkeringsgerechtigden een randvoorwaarde is voor een werkend stelsel van sociale zekerheid. Zoals ook uit het onderzoek van de Rijksuniversiteit Groningen blijkt, leeft het grootste gedeelte van de uitkeringsgerechtigden deze regels na. Om dat zo te houden worden mensen goed voorgelicht en kijken we wat wel en niet werkt in de handhaving, zodat maatwerk geboden kan worden.

Vraag 6

Deelt u de mening dat het daarvoor belangrijk is dat er persoonlijk contact is? Zo nee, waarom niet?

Vraag 7

Bent u voorstander van de door de onderzoekers genoemde ‘slimme handhaving’, waarbij een band met iemand wordt opgebouwd en iemand wordt geholpen met de regels en het vinden van werk? Zo nee, waarom niet?

Antwoord 6 en 7

Ik vind het belangrijk dat het contact met de uitkeringsinstantie voor een uitkeringsgerechtigde laagdrempelig is en als functioneel wordt ervaren. Sommige uitkeringsgerechtigden hebben een voorkeur voor persoonlijk contact, maar dat geldt niet voor iedereen. Daarom wordt op diverse wijzen contact onderhouden:

via internet en e-mail, telefonisch, persoonlijk of schriftelijk. Het onderzoek van de universiteit Groningen laat zien dat relatief veel uitkeringsgerechtigden tevreden zijn over de dienstverlening en contactvorm, omdat dit veelal in overeenstemming is met de individuele wensen en voorkeuren van uitkeringsgerechtigden [4].

Bij het ondersteunen van werkzoekenden naar een baan zijn vertrouwen en contact tussen de uitkeringsinstantie en de uitkeringsgerechtigde relevante factoren. Waar de één goed in staat is om snel zelf weer werk te vinden, is voor de ander persoonlijk contact met en ondersteuning (al dan niet middels inzet van instrumenten of voorzieningen) door de gemeente of het UWV noodzakelijk. Onderdeel daarvan is niet slechts de wijze, maar mede de frequentie van het contact. Dit wordt ook ondersteund door ander onderzoek, onder meer het onderzoek van de UvA ‘Geen dwang maar drang; de zachte hand in de bijstand’ ziet maatwerk en intensief contact als succesfactoren bij het activeren van mensen die al langere tijd bijstand ontvangen.

Vraag 8

Deelt u de frustratie van de handhavers dat de regels slecht aansluiten op de praktijk? Zo nee, waarom niet?

Vraag 10

Bent u naar aanleiding van dit onderzoek bereid om kritisch te kijken naar de regels in de Participatiewet die handhavers belemmeren in hun werk? Zo nee, waarom niet?

Antwoord 8 en 10

Het is van groot belang dat de Participatiewet zorgvuldig wordt uitgevoerd, dat de doelen van de Participatiewet worden bereikt en blijven aansluiten bij de beoogde effecten van de wetgever. Om dit te waarborgen is de uitvoerbaarheid van het stelsel essentieel. Het ministerie staat met die reden voortdurend in contact met betrokken partijen als Divosa, VNG, cliëntenorganisaties en het uitvoeringspanel. Daar waar knelpunten worden gesignaleerd, wordt beoordeeld of aanpassing van de regelgeving geboden is.

Dit geldt ook voor het terrein van de handhaving. Met de SZW Handhavingskoers 2018-2021 wordt ingezet op de vergroting van de kennis over de effectiviteit van instrumenten en interventies. Naast het onderzoek van de Rijksuniversiteit Groningen inventariseert het Kenniscentrum Handhaving en Naleving (KCHN) van de VNG momenteel de ‘best practices’ bij handhaving. Aan de hand van de resultaten ga ik graag het gesprek aan met gemeenten om te kijken wat de beste voorbeelden zijn, maar ook waar de knelpunten liggen.

Met betrekking tot de sanctionering in het kader van de Fraudewet wil ik benadrukken dat naar aanleiding van de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) de Fraudewet per 1 januari 2017 is aangepast. De uitvoerende instanties hebben als gevolg hiervan meer ruimte gekregen voor maatwerk. Daarnaast zijn de mogelijkheden om een waarschuwing te geven in plaats van een boete verruimd. Indien sprake is van verwijtbaarheid en wordt overgegaan tot het opleggen van een boete, dan moet de hoogte hiervan worden afgestemd op de mate van verwijtbaarheid, ernst van de overtreding en de persoonlijke omstandigheden van de uitkeringsgerechtigde.



[2] Kamerstukken II 2017/18, 17-050, nr. 541.

[3] Hartogh (red.) 2018, Slimme Handhaving: Een empirisch onderzoek naar handhaving en naleving van de sociale zekerheidswetten, p. 86.

[4] Hartogh (red.) 2018, Slimme Handhaving: Een empirisch onderzoek naar handhaving en naleving van de sociale zekerheidswetten, p. 24.

Indiener(s)