Antwoorden op Kamervragen van de Kamerleden Van Gerven (SP) en Hijink (SP) over Tzorg dat gedurende de zomerperiode het aantal uren huishoudelijke verzorging halveert (2018Z14598).
1
Wat is uw reactie op Tzorg, dat gedurende de zomerperiode in tenminste
Breda, het aantal uren huishoudelijke hulp halveert?
2
Is het voor u acceptabel dat cliënten gedurende de zomerperiode niet het
aantal uren huishoudelijke hulp krijgen waar zij recht op hebben?
Antwoord vraag 1 en 2
Van het eenzijdig (tijdelijk) terugbrengen van de omvang van de
ondersteuning, met als gevolg dat deze niet langer als passend kan worden
aangemerkt, mag geen sprake zijn.
Een ieder die daarop is aangewezen, dient de zorg en ondersteuning te
krijgen die passend is. Dit stevig in de wet verankerde uitgangspunt geldt
voor het gehele jaar, dus ook in de zomerperiode. Gemeenten zijn op basis
van de Wmo 2015 verantwoordelijk om zorg te dragen voor de maatschappelijke
ondersteuning van hun inwoners ter bevordering van hun zelfredzaamheid en
participatie. Het gemeentebestuur is verantwoordelijk voor de kwaliteit,
waaronder te rekenen de continuïteit van de voorzieningen. Deze
kwaliteitseisen dienen adequaat te worden doorvertaald in afspraken met de
betrokken aanbieders. Het is primair aan de gemeenteraad om het college van
burgemeester en wethouders te controleren op de adequate uitvoering van de
wet en het gemeentelijk beleid.
Ik vind het daarbij erg belangrijk dat de communicatie met cliënten over hun ondersteuning in de zomerperiode zorgvuldig verloopt. Het komt voor dat cliënten zelf aangeven geen vervanging te wensen tijden de vakantie van hun vaste hulp. Deze wens wordt als regel gerespecteerd. Daar waar dit niet zo is dient sprake te zijn van een goede afstemming over vervanging. Gemeenten kunnen in een goed gesprek met cliënten een beroep doen op hun flexibiliteit en afspreken dat er een vervangende hulp wordt ingezet en/of dat de ondersteuning tijdelijk op een ander moment wordt geboden.
Met het oog op de door u gestelde vraag heb ik contact opgenomen met de
gemeente Breda. De gemeente heeft mij desgevraagd laten weten het signaal
van de cliënten en medewerkers van Tzorg uit het artikel van de omroep
Brabant zeer serieus te nemen. Er zijn over dit bericht ook vragen aan het
college van B&W gesteld door de gemeenteraad van Breda. In de
begeleidende tekst bij het antwoord op de raadsvragen geeft het college aan
dat voor hun ook voorop staat dat de cliënten de zorg en ondersteuning
moeten ontvangen die zij nodig hebben, ook in de zomermaanden. Het college
stelt in haar beantwoording dat de suggestie in de berichtgeving, dat het
aantal uren huishoudelijke hulp in de zomerperiode gehalveerd zou zijn,
feitelijk onjuist is. Tzorg zou in alle gevallen getracht hebben de zorg te
continueren op de vastgestelde momenten. Bij 130 van de 1140 cliënten is
het voorgekomen dat een enkel zorgmoment niet heeft plaatsgevonden. Bij 23
cliënten zou Tzorg er niet in geslaagd zijn om vooraf het goede gesprek
over de ondersteuning tijdens de zomerperiode te voeren. Tzorg zou in alle
gevallen bij deze cliënten en de betrokken vaste hulpen hebben getoetst of
het resultaat (schoon huis) behaald wordt.
Specifiek met het oog op de zomerperiode vinden voorafgaand extra
overleggen plaats gericht op de continuïteit van de zorg en ondersteuning
aan huis. Ondanks alle inspanningen, is gebleken dat de communicatie over
de inzet tijdens de zomerperiode met cliënten niet altijd goed is verlopen.
Daarom is er door de gemeente Breda een overleg ingepland met de
gecontracteerde aanbieders op welke manier de gewenste vorm van proactieve
communicatie kan worden gewaarborgd. In de beantwoording geeft het college
verder aan dat Tzorg en andere zorgaanbieders in Breda kampen met de
gevolgen van de arbeidsmarktkrapte. Om het arbeidsmarktprobleem aan te
pakken is in de regio van Breda onlangs een Zorgpact gesloten.
Op grond van mij door de gemeente Breda aangereikte informatie en de
beantwoording door het college van de vragen van de gemeenteraad concludeer
ik dat het gewenste gesprek over de uitvoering van de Wmo 2015 op lokaal
niveau op dit moment op een goede manier plaats vindt.
3
Bent u bereid uit te zoeken of Tzorg, landelijk actief in circa 300
gemeenten, ook in andere plaatsen dan Breda uren huishoudelijke zorg heeft
geschrapt in de zomerperiode?
4
Zijn er ook andere thuiszorgorganisaties die in deze en voorgaande
zomerperiodes hebben geschrapt in het aantal uren huishoudelijke hulp of
verzorging?
Antwoord vraag 3 en 4
Ik zie geen aanleiding om hiertoe zelf landelijk onderzoek te doen.
Het is daarnaast de verantwoordelijkheid van de gemeente om in te staan
voor de kwaliteit van de maatschappelijke ondersteuning, inclusief de
continuïteit van voorzieningen tijdens de zomerperiode. Het is primair aan
de gemeenteraad om het college van burgemeester en wethouders te
controleren op de adequate uitvoering van de wet en het gemeentelijk
beleid.
5
Kunt u een inschatting maken hoeveel thuiszorgorganisaties onterecht
belastinggeld hebben ontvangen voor niet geleverde huishoudelijke hulp of
verzorging in de zomerperiode?
6
Bent u ook van mening dat indien huishoudelijke hulp of verzorging niet is
geleverd in de zomerperiode, gemeenten dit geld ook terug moeten eisen van
de thuiszorgorganisaties?
Antwoord vraag 5 en 6
Het is de verantwoordelijkheid van individuele gemeenten om toe te zien op
een goede naleving van gemaakte afspraken over levering van huishoudelijke
hulp of verzorging door de betrokken aanbieders. Het is daarbij aan de
gemeenten om in gesprek te gaan met de aanbieder indien zij tot de
conclusie komen dat de contractuele afspraken niet of niet in voldoende
mate zouden worden nagekomen.
7
Bent u bereid gemeenten erop aan te spreken meer oog te hebben voor de
huishoudelijke hulp of verzorging die mensen ontvangen in de zomerperiode?
Kunt u uw antwoord toelichten?
8
Hoe gaat u er voor zorgen dat in de toekomst mensen met recht op
huishoudelijke hulp of verzorging, die ook gedurende de zomerperiode
ontvangen?
Antwoord vraag 7 en 8
Zie mijn antwoorden op de vragen 1 en 2. Ik heb geen aanleiding om de
veronderstellen dat onhelderheid bestaat over de wettelijke opdracht oor
gemeenten. Dit doet niets af aan het grote belang van continuïteit van
(passende) zorg en ondersteuning, ook tijdens de zomerperiode.