Antwoord op vragen van het lid Groothuizen over de regulering van rechtsbijstandverzekeringen

Antwoorden van de minister voor Rechtsbescherming op de vragen van het lid Groothuizen (D66) over de regulering van rechtsbijstandverzekeringen (nr. 2018Z12787, ingezonden 28 juni 2018)

Vraag 1

Bent u bekend met het bericht ‘Gaat het wel goed met onze rechtsbijstandverzekeringen’?

Antwoord op vraag 1

Ja.

Vraag 2

Deelt u de mening van uw voorganger dat "een jurist van een verzekeraar wat betreft de kwaliteit van zijn werk op dezelfde voet moet worden beoordeeld als een advocaat"?

Antwoord op vraag 2

Burgers die een beroep doen op hun rechtsbijstandsverzekering mogen verwachten dat de hulp die zij ontvangen van voldoende kwaliteit is. In de rechtspraak wordt ter beoordeling van beroepsaansprakelijkheid de civielrechtelijke norm gehanteerd van een redelijk handelend en redelijk bekwaam rechtsbijstandverlener. [1] Ook het Klachteninstituut Financiële Dienstverlening hanteert deze norm bij de beoordeling van klachten over de kwaliteit van de door een rechtsbijstandsverzekeraar geboden rechtshulp.

Vraag 3

Klopt het dat de gekozen systematiek van zelfregulering, met betrekking tot die kwaliteit door het Verbond van Verzekeraars, nu niet goed loopt?

Antwoord op vraag 3

In 2016 heeft het WODC de verhoging van de competentiegrens in 2011 geëvalueerd.[2] Daarbij is het WODC uitvoerig ingegaan op de kwaliteit van hulp die gemachtigden boden vóór en na de verhoging van de competentiegrens. Uit de evaluatie van de verhoging van de competentiegrens in 2016 bleek dat – op basis van het kwaliteitsoordeel van professionals en de tevredenheid van klanten – de rechtshulp die wordt geleverd in het kader van een rechtsbijstandverzekering als beste werd beoordeeld. Ook gaven verzekerden aan meer tevreden te zijn wanneer procedures door eigen juristen van verzekeraars worden verricht, dan wanneer dat door een externe advocaat wordt gedaan. Deze uitkomsten geven mij dan ook geen aanleiding tot zorg over de systematiek van zelfregulering door het Verbond van Verzekeraars.

Vraag 4

Bent u van mening dat met de invoering van de Kwaliteitscode Rechtsbijstand door het Verbond van Verzekeraars de kwaliteit van het werk van juristen van verzekeraars op dezelfde voet wordt beoordeeld als een advocaat? Kunt u daarbij in het bijzonder een vergelijking maken tussen de beoordeling en de verplichtingen van juristen van verzekeraars op grond van die Kwaliteitscode enerzijds en de beoordeling, opleidingsverplichtingen en gedragsregels van advocaten anderzijds? Zo nee, waarom niet?

Antwoord op vraag 4

Van zowel juristen van rechtsbijstandsverzekeraars als advocaten mag worden verwacht dat zij rechtsbijstand van voldoende kwaliteit leveren. Dit betekent niet dat juristen van rechtsbijstandsverzekeraars aan eenzelfde kwaliteits- en opleidingsregime als advocaten onderworpen dienen te zijn, nu zij niet in alle gevallen dezelfde werkzaamheden verrichten. Ik denk dan bijvoorbeeld aan het feit dat in bepaalde gevallen verplichte procesvertegenwoordiging door een advocaat voorgeschreven is. Het staat de branche vrij haar eigen instrumentarium te kiezen om te waarborgen dat de kwaliteit van de dienstverlening voldoende is. Voor een overzicht van de kwaliteitswaarborgen, waarin is voorzien, verwijs ik naar de beantwoording van de Kamervragen van het lid Swinkels d.d. 21 april 2017. [3]

Vraag 5

Kunt u aangeven waarom de motie-Van Vroonhoven-Kok/Heerts 3) op de lijst met moties en toezeggingen is verdwenen van de vaststelling van de begrotingsstaten voor het jaar 2018?

Antwoord op vraag 5

De uitvoering van deze motie was oorspronkelijk verbonden aan de in het antwoord op vraag 3 genoemde evaluatie van de verhoging van de competentiegrens. De motie van de leden Van Vroonhoven-Kok en Heerts is als gevolg van een administratieve fout verdwenen van het overzicht moties en toezeggingen bij de begroting van mijn ministerie voor het jaar 2018. De motie zal bij het overzicht van moties en toezeggingen bij de begroting voor het jaar 2019 weer worden toegevoegd.

Vraag 6

Wat is de stand van zaken rondom de uitvoering van de motie-Van Vroonhoven-Kok/Heerts voor een deugdelijk toezichtsysteem voor procederende juridische adviseurs?

Antwoord op vraag 6

In 2016 heeft het WODC onderzocht welke ontwikkelingen mogelijk veranderingen teweegbrengen voor de advocatuur, het notariaat en de gerechtsdeurwaarderij.[4] Zoals aangekondigd in de brief waarmee dit onderzoek aan uw Kamer is aangeboden, biedt het onderzoek aandachtspunten voor verdere discussie met de beroepsgroepen en andere betrokkenen. [5] Op basis daarvan wordt een visie ontwikkeld op welke acties de in kaart gebrachte ontwikkelingen van de beroepsgroepen en van de overheid vergen. Dit is inmiddels in gang gezet. Bij deze discussie betrek ik de motie van de leden Van Vroonhoven-Kok en Heerts. Uw kamer wordt te zijner tijd over de uitkomsten geïnformeerd.

Vraag 7

Kunt u met betrekking tot het Massar/DAS-arrest 5) toelichten in hoeverre u de vrije advocaatkeuze illusoir acht, gezien de praktijk van rechtsbijstandverzekeraars teneinde beperkingen aan de vrije advocaatkeuze te stellen? 6) Kunt u daarbij in het bijzonder ingaan op de voorlichting en de campagne van verschillende rechtsbijstandverzekeraars?

Antwoord op vraag 7

Volgens vaste jurisprudentie van het Hof van Justitie van de Europese Unie kan een rechtsbijstandsverzekeraar beperkingen stellen aan de kosten die worden vergoed voor de inschakeling van een rechtshulpverlener door de verzekerde.[6] In het Massar/DAS-arrest heeft het Hof opgemerkt dat Lidstaten vrij zijn om een op rechtsbijstandsverzekeringen toepasselijke regeling vast te stellen, voor zover de in de richtlijn 87/344/EG neergelegde beginselen niet van hun wezenlijke inhoud worden beroofd. Het is aan de rechter om te beoordelen of er zodanige beperkingen zijn gesteld dat de vrije keuze van een rechtshulpverlener illusoir is geworden. Bij het Verbond van Verzekeraars zijn overigens geen signalen bekend dat het gestelde kostenmaximum onvoldoende zou zijn.

Het Verbond van Verzekeraars heeft laten weten dat rechtsbijstandsverzekeraars hun verzekerden via diverse kanalen voorlichten over de vrije keuze van rechtshulpverlener, hoe dit werkt en wat de verzekerde kan verwachten. Dit gebeurt via diverse kanalen zoals de website, de polisvoorwaarden en de verzekeringskaart. Bij veel verzekeraars kan de verzekerde bij het aanschaffen van een verzekering een keuze maken tussen verschillende bedragen voor externe rechtshulp. Voor het voeren van een gerechtelijke of administratieve procedure door een eigen jurist of advocaat in dienstbetrekking geldt geen kostenmaximum omdat dit vergoeding in natura betreft. Dit duale karakter is kenmerkend voor (op dit moment alle) Nederlandse rechtsbijstandverzekeringen.

1) T. Steinz, ‘Gaat het wel goed met onze rechtsbijstandverzekeringen?’, NJB 2018, afl. 23, p. 1649-1653.

2) VI-90–4 en VI-98–18, overeenkomstig EEG-richtlijn van 22 juni 1987 (87/344/EEG) art 3 lid 3. Zie ook Aanhangsel Handelingen II 2010/11, 560.

3) Kamerstukken II 2009/10, 32021, 12.

4) Kamerstukken II 2017/18, 34775-VI, 2, p. 156 e.v.

5) HvJ EU 7 april 2016, ECLI:EU:C:2016:2016, r.o. 27 (Massar/DAS).

6) Aanhangsel Handelingen II 2016/7, 1692.

7) Zie bijvoorbeeld www.arag.nl (zoek op advocaatkeuze)



[1] Zie bijvoorbeeld het arrest van het Gerechtshof Den Haag van 2 december 2014, ECLI:NL:GHDHA:2014:3749.

[2] Kamerstukken II 2016/17, 29 279, nr. 369 en bijlage.

[3] Aanhangsel Handelingen II 2016/17, 1692.

[4] Kamerstukken II 2016/17, 34 550 VI, nr. 100 en bijlage.

[5] Kamerstukken II 2016/17, 34 550 VI, nr. 100.

[6] Arresten van het Hof van 26 mei 2011 inzake Stark (ECLI:EU:C:2011:355, r.o. 32 en 33), 7 november 2013 inzake Sneller (ECLI:EU:C:2013:717, r.o. 26 en 27) en 7 april 2016 inzake Buyuktipi (ECLI:EU:C:2016:218, r.o. 25)

Indiener(s)