Antwoord op vragen van het lid Öztürk over het gebruik van de dienstauto, in relatie tot transparantie en verantwoording afleggen aan de Kamer

Hierbij bied ik u de antwoorden aan op de schriftelijke vragen die zijn gesteld door het lid Öztürk (DENK) over het gebruik van de dienstauto, in relatie tot transparantie en verantwoording afleggen aan de Kamer. Deze vragen werden ingezonden op 19 juni 2018 met kenmerk 2018Z11718.

De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

drs. K.H. Ollongren


2018Z11718

Antwoorden op de vragen van het lid Öztürk (DENK) aan de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over het gebruik van de dienstauto, in relatie tot transparantie en verantwoording afleggen aan de Kamer (ingezonden 19 juni 2018)

1

Bent u op de hoogte van een recente discussie op 11 juni jl. over de Raming, en in dat kader over het gebruik van de dienstauto van de Kamervoorzitter?

2

Bent u ervan op de hoogte dat de Kamervoorzitter geen openheid van zaken wilde geven over het gebruik van de dienstauto, met name ook het selectief laten meeliften van sommige Kamerleden?

Antwoord op vraag 1 en 2

Ik ben op de hoogte van de discussie die op 11 juni jl. is gevoerd in uw Kamer tijdens het wetgevingsoverleg over de Raming.

3

Deelt u de mening dat de Tweede Kamer geen detectivebureau is? Zo nee, waarom niet?

Antwoord op vraag 3

Ja.

4

Deelt u de mening dat over het gebruik van dienstauto’s, op kosten van de belastingbetaler, volledige transparantie en verantwoording afleggen de norm zou moeten zijn? Zo nee, waarom niet?

In het kader van doelmatig gebruik is bepaald dat een dienstauto pas in gebruik mag worden genomen nadat is vastgesteld dat de kilometerprijs van de beoogde dienstauto het gestelde maximum niet overschrijdt, tenzij een hogere kilometerprijs noodzakelijk is om redenen van veiligheid of arbeidsomstandigheden.

Het is overigens de vraag of volledige transparantie over het dienstautogebruik van politieke ambtsdragers aangewezen is. Zo is uit een rittenadministratie eenvoudig een vervoers­patroon af te leiden. Uit veiligheidsoverwegingen kan het ongewenst zijn dergelijke informatie volledig transparant te maken.

5

Wie heeft er bepaald wie mee mag met de dienstauto en wie niet? Hoe komt deze afweging tot stand?

6

Waarom worden Kamerleden wel naar Amsterdam meegenomen, maar niet naar andere steden?

7

Kunt u een overzicht geven wie, waar en wanneer plaatsneemt in de hier bedoelde dienstauto, en waar deze naartoe is gereden? Zo nee, waarom niet?

8

Is er betaald voor deze ritten? Zo ja, hoeveel? Zo nee, waarom niet?

9

Kunt u standaard deze rittenadministraties aan de Kamer doen toekomen? Zo nee, waarom niet?

10

Welke kilometerprijs wordt hierbij gehanteerd?

11

Kunt u het reglement aangaande het gebruik van de dienstauto openbaar maken en aan de Kamer doen toekomen? Zo nee, waarom niet?

Antwoorden op vragen 5 tot en met 11:

In artikel 12a van de Wet schadeloosstelling leden Tweede Kamer is bepaald dat in de plaats van de vervoersvoorzieningen van artikel 7 aan de voorzitter een dienstauto ter beschikking kan worden gesteld ten behoeve van het woon-werkverkeer en dienstreizen. De Tweede Kamer is verantwoordelijk voor het correct gebruik van de dienstauto vanuit de genoemde wettelijke maar ook de fiscale kaders. De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties heeft geen enkele rol en verantwoordelijkheid met betrekking tot het gebruik van de dienstauto van de voorzitter van de Tweede Kamer. De gevraagde informatie over meereizende Kamerleden, rittenadministratie, kilometerprijs en reglement aangaande het gebruik van de dienstauto is daarom op mijn ministerie niet aanwezig.

Indiener(s)