Antwoord op vragen van het lid Özdil over het rapport 'Vluchtelingen en Werk. Een nieuwe tussenbalans' van de Sociaal Economische Raad

AH 2688
2018Z10461

Antwoord van minister Koolmees (Sociale Zaken en Werkgelegenheid) (ontvangen 6 juli 2018)


1

Heeft u kennisgenomen van het rapport van de Sociaal Economische Raad (SER), ‘Vluchtelingen en Werk. Een nieuwe tussenbalans’? 1)

Antwoord vraag1:

Ja.

2

Deelt u de zorg dat niet meer dan elf procent van de volwassen asielzoekers die in 2014 een verblijfsvergunning kreeg, tweeënhalf jaar later als werknemer of zelfstandige betaald werk heeft?

Antwoord vraag 2:

Ja, ik deel deze zorg. Hoewel de ondersteuning van asielstatushouders richting werk of onderwijs sneller en beter gaat dan in het verleden, zie ik ook dat we er zeker nog niet zijn. Nog te veel statushouders zijn op dit moment afhankelijk van een bijstandsuitkering. Meedoen in de Nederlandse samenleving, inburgeren en aan het werk gaan is een gedeelde verantwoordelijkheid die bij de statushouder zelf begint, maar waarin gemeenten, rijk en werkgevers ook een verantwoordelijkheid hebben. Het is precies daarom dat ik uw Kamer in maart heb geïnformeerd over mijn ambities met het programma Verdere Integratie op de Arbeidsmarkt. Tevens heb ik uw Kamer recentelijk de brief ‘hoofdlijnen veranderopgave inburgering’ doen toekomen.

3

Hoe zorgt u ervoor dat kleinschalige, succesvolle initiatieven breder worden uitgerold zoals de SER adviseert?

Antwoord vraag 3:

Veel van wat de SER signaleert heeft al de aandacht van beleid en is onderdeel van het programma Verdere Integratie op de Arbeidsmarkt of van de veranderopgave van het inburgeringsbeleid. Ook geldt dat het probleem dat de SER signaleert door geen enkele partij alleen opgelost kan worden. Gemeenten, werkgevers en Rijk hebben elkaar allen nodig. Al deze partners heb ik daarom samengebracht in de Taskforce Werk & Integratie opdat we deze klus gezamenlijk kunnen klaren. Dat kan bijvoorbeeld door het monitoren, identificeren en breder uitrollen van kleinschalige en succesvolle initiatieven. Ook de SER neemt deel aan de Taskforce.

4

Hoe zorgt u dat de continuïteit van de initiatieven zekerder wordt?

Antwoord vraag 4:

In de Kamerbrief Verdere Integratie op de Arbeidsmarkt: de economie heeft iedereen nodig! van 30 maart 2018 jl. wordt het programma uitgebreid toegelicht. Het programma richt zich op het blijvend verbeteren van de arbeidsmarktpositie van Nederlanders met een niet-westerse migratieachtergrond en asielstatushouders. Monitoring en evaluatie van (lopende) initiatieven spelen een belangrijke rol in het garanderen van de continuïteit hiervan. Immers, weten of en hoe het werkt is een voorwaarde voor het uitrollen van initiatieven. Daarom laat ik een evaluatiekader opstellen waar ik uw Kamer nog nader over zal informeren.

5

Wat zijn de effecten van de maatregelen die het kabinet de afgelopen jaren heeft genomen ten behoeve van een meer soepele instroom van statushouders in het beroeps- en hoger onderwijs?

Antwoord vraag 5:

De SER signalering beschrijft het meest actuele beeld rondom de instroom van statushouders in het onderwijs (zie pagina 29, hoofdstuk 4.2.).

6

Wat is de stand van zaken van de acties die u in maart 2018 heeft aangekondigd: 2)

- inrichten van een doorgaande lijn vanuit asielzoekerscentra naar gemeenten zodat de focus ligt op het leren van de Nederlandse taal vanaf dag één en het verkrijgen van betaald werk;

- ontwikkelen van een instrument waarmee op een vroeg moment bijvoorbeeld leerbaarheid, taalniveau, gezondheid, zelfredzaamheid, competenties, werkervaring en opleidingen in beeld worden gebracht;

- inzetten op duale trajecten waarbij in dit geval niet alleen leren en werken gecombineerd worden maar ook een goede samenloop van werk en taal/inburgering mogelijk wordt;

- oplossen van knelpunten in de wet- en regelgeving die participatie vanaf dag één in de weg zitten?

Antwoord vraag 6:

Ik heb uw Kamer recentelijk de brief ‘hoofdlijnen veranderopgave inburgering ’ doen toekomen. Naast dat we binnen de Taskforce Werk en Integratie goede initiatieven identificeren en verspreiden, fungeert de Taskforce ook als netwerk om evidentie te verzamelen voor interventies zodat bewezen effectief beleid daarna ingezet kan worden bij andere werkgevers en gemeenten. De SER signalering vervult hierin een belangrijke rol, immers daarin zijn al vele initiatieven en interventies opgenomen.

7

Welke aanvullende acties gaat u nemen naar aanleiding van de conclusies van de SER?

Antwoord vraag 7:

Ik zie de signalering van de SER vooral als een bevestiging om verder te gaan met hetgeen dat in gang is gezet. De samenwerking tussen gemeenten, het rijk, werkgevers is hierbij noodzakelijk. Die samenwerking heb ik vorm gegeven door de Taskforce waar ook de SER aan deelneemt.

8

Gezien de urgentie en conclusies van de SER, kan u de Kamer eerder dan het vierde kwartaal van 2018 informeren over de voortgang en stand van zaken van de experimenten om statushouders aan werk te helpen? 3)

Antwoord vraag 8:

Nee. Het is gemakkelijk om experimenten te starten maar het vergt een gedegen voorbereiding om experimenten zo in te richten dat ze daadwerkelijk na evaluatie iets over de effectiviteit kunnen zeggen. Ik ben daarom nog steeds voornemens om de Kamer te informeren in het vierde kwartaal van 2018 over het evaluatiekader dat ik uitwerk en de experimenten die in het kader van het programma Verdere Integratie op de Arbeidsmarkt ontwikkeld worden.

1) https://www.ser.nl/nl/publicaties/adviezen/2010-2019/2018/vluchtelingen-en-werk.aspx

2) Kamerstuk 29 544, nr. 821, p 6

3) Kamerstuk 29 544, nr. 821, p 3

Indiener(s)