Antwoord op vragen van de leden De Graaf, Markuszower en Wilders over een verbod op Denk

Vragen van de leden De Graaf, Markuszower en Wilders (allen PVV) aan de Minister van Justitie en Veiligheid over een verbod op Denk (ingezonden 31 mei 2018).

Antwoord van Minister Grapperhaus (Justitie en Veiligheid) (ontvangen 27 juni 2018). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2017–2018, nr. .

Vraag 1

Heeft u kennisgenomen van het bericht waarin staat dat een medewerker van de partij Denk openlijk zegt «Ik ben met trots aanhanger van IS», dat hij ons volk «rotzooi» noemt en dat hij het gezag van de politie niet erkent?1

Antwoord 1

Ja.

Vraag 2, 3

Deelt u de mening dat in Nederland geen partijen behoren te bestaan met IS-aanhangers omdat zoals bekend IS een terroristische organisatie is die verantwoordelijk is voor massamoorden, terreuraanslagen, onthoofdingen en ander bruut geweld?

Bent u bereid betrokkene – Hussein J. – onmiddellijk te laten oppakken en uitzetten en te bevorderen dat de partij Denk verboden wordt zodat Nederland gevrijwaard wordt van politiek islamitisch jihadisme? Zo neen, waarom niet?

Antwoord 2, 3

ISIS is een terroristische organisatie die een bedreiging vormt voor de nationale veiligheid2 en deelname aan een terroristische organisatie zoals ISIS is strafbaar in Nederland. Extremisme en terrorisme horen niet thuis in de Nederlandse samenleving. Het kabinet zet zich dan ook in voor het voorkomen en bestrijden van extremisme en terrorisme, zoals onder andere beschreven in de notitie «Integrale aanpak terrorisme» van 24 november 20173.

Ontbinding van politieke partijen is een uitzonderlijke maatregel die slechts met de grootst mogelijke terughoudendheid genomen mag worden. Op grond van artikel 2:20 Burgerlijk Wetboek kan de rechtbank op verzoek van het openbaar ministerie een rechtspersoon waarvan de werkzaamheid in strijd is met de openbare orde verboden verklaren en ontbinden. Zoals eerder per brief aan uw Kamer gemeld, gelden er op basis van de jurisprudentie hoge eisen voor een dergelijk verbod.4 Het is aan het openbaar ministerie om te bepalen of een verzoek ex artikel 2:20 Burgerlijk Wetboek opportuun is.

Ik kan niet ingaan op individuele gevallen. In het algemeen geldt dat indien er aanwijzingen zijn dat iemand betrokken is bij strafbare feiten het aan het openbaar ministerie is om te bezien wat de mogelijkheden zijn voor strafrechtelijke vervolging. Vreemdelingrechtelijke consequenties worden overwogen wanneer – bijvoorbeeld op basis van een strafrechtelijke veroordeling – blijkt dat die een persoon een gevaar vormt voor de openbare orde of nationale veiligheid. Van uitzetting kan alleen sprake zijn wanneer een persoon niet (meer) beschikt over de Nederlandse nationaliteit.


X Noot
2

Zie «Besluit vaststelling lijst organisaties die bedreiging vormen voor nationale veiligheid», http://wetten.overheid.nl/BWBR0039312/2017-03-11#SlotformulierEnOndertekening.

X Noot
3

Kamerstuk 29 754, nr. 436.

X Noot
4

Kamerstuk 29 279, nr. 226.

Indiener(s)