Antwoord op vragen van de leden Lodders en Aukje de Vries over het bericht 'LNV overrompelt schapenboeren: zeedijk telt maar half voor Mestwet'

Vragen van de leden Lodders en Aukje deVries (beiden VVD) aan de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit over het bericht «LNV overrompelt schapenboeren: zeedijk telt maar half voor Mestwet» (ingezonden 18 april 2018).

Antwoord van Minister Schouten (Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit) (ontvangen 21 juni 2018).

Vraag 1

Bent u bekend met het artikel «LNV overrompelt schapenboeren: zeedijk telt maar half voor Mestwet»?1

Antwoord 1

Ja.

Vraag 2

Kunt u aangeven waarom u de schapenboeren overrompelt heeft met een aanscherping van de Mestwet?

Vraag 3

Kunt u aangeven op welke wijze, met wie en wanneer u overleg heeft gevoerd om de aanpassing van de Mestwet vorm te geven?

Antwoord 2 en 3

Er is geen sprake van aanscherping van de mestregelgeving. Vanwege een aantal gerechtelijke uitspraken, waaronder van het College van Beroep voor het bedrijfsleven, kunnen de dijken niet als tot het landbouwbedrijf behorende gronden worden gezien omdat de pachters niet de feitelijke beschikkingsmacht hebben. Deze grond kan derhalve niet als tot het pachtende bedrijf behorende landbouwgrond worden aangemerkt. Naar aanleiding van deze uitspraken is, na overleg met LTO, Wetterskip Fryslân en Unie van Waterschappen, een beleidsregel opgesteld met als doel dat het mogelijk bleef om de waterkeringen te zien als grond die wel meetelt voor het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (betalingsrechten), de Mestverwerkingsplicht en de Grondgebonden Groei Melkveehouderij, namelijk door daarop de regels van natuurterrein van toepassing te laten zijn. Deze beleidsregel bleek echter tot onduidelijkheid te leiden voor de gebruikers van de primaire waterkeringen, mede ten aanzien van het begrip «feitelijke beschikkingsmacht». Daarom zal in 2018 de beleidsregel niet worden uitgevoerd. Ik ben in gesprek met betrokken partijen om na te gaan hoe met waterkeringen en de beperkingen daarop in het mestbeleid moet worden omgegaan, mede gezien de gerechtelijke uitspraken.

Vraag 4

Zijn er meer gebieden en boeren in Nederland die door deze aanscherping in de knel komen?

Vraag 5

Wat vindt u van de gevolgen van deze maatregel dat pachters de schapen waarschijnlijk weg moeten doen en dat de dijkhectares weer door het waterschap beheerd moeten gaan worden, wat tot een kostenstijging voor het waterschap en daarmee de burgers zal leiden?

Vraag 6

Klopt het, zoals in het artikel omschreven, dat deze ingreep een reactie is op de ontdekking van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) van afzet van koeienmest op sommige dijken? Kunt u in beide gevallen een toelichting geven waar de ingreep dan vandaan komt?

Vraag 7

Deelt u de mening dat als de NVWA een constatering doet, de NVWA dan moet handelen en overgaan tot het bestraffen van niet toegestane activiteiten in plaats van de wetgeving aan te passen?

Vraag 8

Kunt u aangeven waar deze reflex vandaan komt?

Antwoord 4 t/m 8

De NVWA handhaaft op basis van de Meststoffenwet. Afzet van koeienmest op dijken kan een probleem zijn als op basis van de pachtovereenkomst koeienmest niet mag worden geplaatst. Bepalend in de handhaving is dat de NVWA op bedrijven die dijken (of natuurterreinen) in gebruik hebben, op basis van de Meststoffenwet nagaat of de tot het bedrijf behorende landbouwgrond sprake is van enige vorm van landbouw, zulks beoordeeld naar de feitelijke omstandigheden. Daarover zijn in de afgelopen jaren enkele zaken betreffende gepachte dijken voor de rechter geweest. En de gerechtelijke uitspraken duiden erop dat er in de aanhangig gemaakte zaken geen sprake was van normale bedrijfsvoering betreffende landbouw gezien de feitelijke omstandigheden, door de rechters geduid dat de feitelijke beschikkingsmacht over de grond er niet was. Er is dus geen sprake van aanpassen van de wetgeving en ook geen reflex die onjuist zou zijn. Ook voor gewoon grasland (gewone landbouwgrond) zouden de pachtcontracten met deze beperkingen tot gevolg hebben dat de gronden niet onder de «tot het bedrijf behorende landbouwgrond» zouden vallen.

Vraag 9

Bent u bekend met het feit dat als mensen overtredingen op de Mestwet willen melden bij de NVWA, zij hier niet terecht kunnen?

Antwoord 9

Ik vind het positief dat mensen die overtredingen van de Meststoffenwet zien in hun omgeving, dit melden bij de brancheorganisatie en bij de NVWA. Dit draagt bij aan de benodigde cultuuromslag in de sector. Het beeld dat mensen hiervoor niet terecht zouden kunnen bij de NVWA, herken ik niet. De NVWA staat open voor signalen of meldingen die betrekking hebben op overtredingen of fraude met mest in brede zin. Dat betekent niet dat alle meldingen door de NVWA zelf kunnen worden opgepakt middels toezichts- of handhavingsacties. Na een melding vindt een risicobeoordeling plaats om na te gaan welke actie nodig is. Zolang een melding niet anoniem is gedaan, zet de NVWA zich ervoor in om de afhandeling van een melding altijd terug te koppelen aan degene die de melding heeft gedaan. Als uit een reactie blijkt dat iets toch niet goed is gegaan, dan wordt de melding opnieuw in behandeling genomen.

Vraag 10

Wat vindt u van het feit dat meldingen worden doorverwezen naar andere instanties?

Antwoord 10

Dat sommige meldingen worden doorgezet naar andere instanties heeft te maken met de belegde verantwoordelijkheden in het toezicht. Bepaalde meldingen, zoals over stankoverlast bij het uitrijden vanuit de opslag van mest, worden doorgezet naar de Omgevingsdiensten of de politie, omdat het geurbeleid en het toezicht op de inrichting een gemeentelijke verantwoordelijkheid is. In sommige gevallen worden meldingen over het uitrijden van mest doorgezet naar de politie, omdat die daarin ook handhavend kan optreden; daarover bestaan afspraken tussen de NVWA en de politie. Meldingen die onder de verantwoordelijkheid van de NVWA vallen, worden uiteraard niet doorverwezen naar een andere instantie maar na een risicobeoordeling door de NVWA zelf opgepakt.

Vraag 11

Kunt u een overzicht geven van het aantal meldingen inzake mestfraude over de afgelopen 12 maanden?

Antwoord 11

De afgelopen 12 maanden zijn circa 30 signalen van vermoedelijke mestfraude binnengekomen. Daarnaast komen diverse signalen over mestzaken binnen die niet meteen op fraude hoeven te duiden.


X Noot
1

Leeuwander Courant, 17 april 2018.

Indiener(s)