Antwoord op vragen van het lid Kuiken over de bescherming van kroongetuigen en hun familie

Vragen van het lid Kuiken (PvdA) aan de Minister van Justitie en Veiligheid over de bescherming van kroongetuigen en hun familie (ingezonden 13 juni 2018).

Antwoord van Minister Grapperhaus (Justitie en Veiligheid) (ontvangen 21 juni 2018).

Vraag 1

Kent u het bericht «Familie kroongetuige Nabil B. zit klem»1 en herinnert u zich het bericht over een wethouder uit Emmen die in het buitenland moest onderduiken?2

Antwoord 1

Ja.

Vraag 2, 3

Is het waar dat er in Nederland onvoldoende capaciteit is teneinde bedreigde personen waaronder gemeentebestuurders en familieleden van kroongetuigen te beschermen? Zo ja, waarom is er te weinig capaciteit? Zo nee, waarom moeten er dan toch bedreigde personen naar het buitenland uitwijken?

Deelt u de mening dat de veiligheid van kroongetuigen, hun familie, bedreigde bestuurders en andere bedreigde personen ten alle tijde door de overheid gewaarborgd moet worden? Zo ja, waarom en deelt u dan ook de mening dat capaciteitsproblemen geen reden mogen zijn dat niet te doen? Zo nee, waarom deelt u die mening niet?

Antwoord 2, 3

Voor alle personen in Nederland kunnen in geval van dreiging en risico beveiligingsmaatregelen genomen worden. De overheid treft aanvullende maatregelen, indien de aard en de omvang van de dreiging dermate is dat de persoon en werkgever daar zelf geen weerstand tegen kunnen bieden. Hierbij is de inschatting van de dreiging en het risico leidend voor het vaststellen van het beoogde weerstandsniveau en de bijbehorende beveiligingsmaatregelen. Persoonsbeveiliging is slechts een van de opties in een heel palet aan mogelijke maatregelen. Bij het nemen van deze beveiligingsmaatregelen is sprake van risicobeheersing, geen risico-uitsluiting. Volledige veiligheid kan niet worden gegarandeerd. Welke beveiligingsmaatregelen genomen moeten worden om de veiligheid zo goed mogelijk te kunnen waarborgen is maatwerk. Daarbij speelt waar mogelijk ook de impact die de beveiligingsmaatregelen op het leven van betrokkenen zullen hebben een rol. Per geval wordt afgewogen wat proportioneel is. Bij een zeer hoge dreiging zullen vergaande beveiligingsmaatregelen genomen moeten worden, eventueel vertrek naar het buitenland. Zoals ook in de kamerbrief3 d.d. 5 juni gemeld staat de capaciteit onder druk, door enerzijds veel beveiligingsopdrachten en anderzijds een capaciteitstekort bij de Dienst Koninklijke en Diplomatieke Beveiliging (DKDB). Op dit moment wordt daarom scherp gekeken welke variatie er mogelijk is in beveiligingsconcepten zodat de betrokken partners de veiligheid zo goed mogelijk kunnen waarborgen. Er worden op maat maatregelen getroffen die passen bij de dreiging en het risico en de balans tussen veiligheid en vrijheid.

Vraag 4

Deelt u voorts de mening dat als de beveiliging van kroongetuigen en hun familie niet optimaal is, dat daarmee het risico bestaat dat kroongetuigen niet langer wensen mee te werken? Zo ja, waarom en wat gaat u doen dat te voorkomen? Zo nee, waarom deelt u die mening niet?

Antwoord 4

Voordat met een kroongetuige een overeenkomst wordt gesloten zal in het kader van getuigenbescherming vooraf per situatie bekeken worden of er bescherming nodig is voor de kroongetuigen en familie en zo ja, voor wie in welke mate. De veiligheid van betrokkenen wordt steeds zo goed mogelijk gewaarborgd, vanzelfsprekend wordt de impact van de beveiligingsmaatregelen op het leven van betrokkenen hierbij in ogenschouw genomen. Daarnaast geldt dat scherp wordt gekeken welke variatie er mogelijk is in beveiligingsconcepten. Zo wordt steeds getracht voor alle betrokken personen de optimale situatie te bereiken. Indien de getuige zich met deze maximaal haalbare situatie toch niet kan verenigen, dan kan dat ertoe leiden dat de getuige geen verklaringen (meer) zal willen afleggen.

Vraag 5

Wat gaat u doen teneinde er voor te zorgen dat de beveiliging van kroongetuigen, hun familie en van anderen die daarvoor in aanmerking komen, wel optimaal wordt?

Antwoord 5

Er wordt getracht de beveiliging van alle betrokken personen op de meest passende wijze in te richten. In algemene zin, en zoals ook aangegeven in de kamerbrief van 5 juni jl, heb ik een aantal opdrachten gegeven om de effecten van de georganiseerde criminaliteit op het beschermen van personen te onderzoeken en de stelsels bewaken en beveiligen en getuigenbescherming verder te optimaliseren. Voor nadere toelichting op de opdrachten verwijs ik u naar de kamerbrief die tegelijkertijd met deze beantwoording aan uw Kamer is aangeboden.

Indiener(s)